Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 31 augustus 2012

Hoe zit het nou eigenlijk?

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het was een vrachtwagen vol opgelapte houthakkers, die over de asfaltweg vertrokken. Op hun gezichten stond duidelijk te lezen dat ze nooit van hun leven meer een voet zouden zetten in dit helse woud.
Daarna was er echt geen reden meer om niet te knuffelen.
Ja, ik zou natuurlijk kunnen zeggen dat ik er geen zin in had, maar dat vond ik zielig voor Kwetter. Dus ik deed mijn ogen dicht en dacht aan een computerspelletje tot het voorbij was. Zo was het best nog te doen.
Zo verschrikkelijk is knuffelen nou ook weer niet.
Na een tijdje hield het vanzelf op.
Daarna duurde het nog een paar uur voor de laatste vrachtwagen met houthakkers vertrokken was.
'Kom,' zei papa, 'we gaan naar huis.'
Het was al bijna donker toen we aankwamen bij het laboratorium.
'Ach, zijn jullie daar al?' zei mama. 'Da's nou ook sterk. Ik wilde nét vertrekken met de bommen.' Ze wees naar een grote stapel kokosnoten, waar lonten van gevlochten gras uit staken.
'Dan was je mooi te laat geweest,' zei ik. 'Ze hadden me bijna in plakjes gehakt.'
'Nou ja, gelukkig ben je ontsnapt,' zei mama. 'Weet je wat? Rust vanavond maar lekker uit, dan gaan we morgen fijn dat kamp opblazen.'
'Dat hoeft niet meer,' zei papa. 'De schurken zijn vertrokken, en ik denk niet dat ze voorlopig nog terugkomen.'
'Wat?' vroeg mama zwakjes. 'Hebben jullie ze weggejaagd? Z... zonder bommen? Maar... Maar hoe...?'
'Met een krankzinnige dosis geluk,' zei papa. 'En de hulp van een legertje baby-alligators.'
'Ach wat leuk, zijn ze uitgekomen?' vroeg Alexander enthousiast. 'Ik vind ze altijd zó schattig, baby-alligators!'
'Ik niet,' bromde papa, en hij wreef over zijn pijnlijke benen.
'Het was trouwens niet allemaal geluk, hoor mama,' merkte ik op. 'Er kwam ook een hele dosis dapperheid bij kijken.'
'Michael is héél dapper,' zei Kwetter met een toon van bewondering.
'Dat is-ie zeker,' glimlachte mama. 'jullie zijn alledrie dapper, en het is reuzeknap dat jullie helemaal zelf ontsnapt zijn, zonder...' Ze zuchtte diep,' zonder bommen. Maar nu moeten jullie naar bed. Jullie hebben een lange, drukke dag achter de rug!'
Dat was zeker waar. Ik was doodmoe, maar toch kon ik, toen ik eenmaal uitgestrekt lag op de vloer van mama's lab, de slaap niet vatten.
Ik lag aldoor te denken aan de gebeurtenissen van die dag, en met een half oor te luisteren naar wat papa en mama fluisterend met elkaar bespraken.
Ze bespraken voornamelijk de gebeurtenissen van die dag, trouwens. Dus dat was nogal dubbelop.
Maar op een gegeven moment vroeg papa, na een hoop geschutter en gemompel en ge-eh: 'Zeg, hoe zit dat nou eigenlijk, met jou en die Alexander?'
'Oh,' zei mama enthousiast, 'we hebben toch zó'n interessante proef gedaan!' Ze begon er uitgebreid over te vertellen; het was een lang en onbegrijpelijk verhaal over desoxyribonucleïnezuur. Schijnt een of ander molecuul te wezen. Het was een buitengewoon saai en slaapverwekkend verhaal, maar toch lag ik wakker tot mama was uitverteld.
Toen hoorde ik papa zeggen: 'Dat is heel fijn, dat jullie proef zo goed gelukt is. Maar ik bedoelde eigenlijk: zijn jullie, eh, hebben jullie, eh, eh,eh, zijn jullie zeg maar verliefd op elkaar?'
Mama gaf een tijdje geen antwoord.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 29 augustus 2012

Onverbiddelijk de knuffeltijd

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Papa lag kermend op de grond. Kennelijk kropen de beestjes niet alleen bij schurken in de broek. Ook goeieriken moesten eraan geloven.
Alleen bij mij en Kwetter waren ze niet in de broek gekropen, maar ja, wij hadden ook geen broek aan.
Aha.
Juist.
'Papa,' zei ik, 'ik zou die broek uittrekken, als ik jou was.'
Hij luisterde niet. Hij had het te druk met spartelen. Dus toen moest ik zijn broek voor hem uittrekken, wat heel lastig is bij iemand die twee keer zo zwaar is als jij. Vooral als hij ligt te spartelen.
Er zaten drie baby-alligators op zijn benen. Ze knipperden met hun oogjes, sprongen van papa's benen af en verdwenen in de modder.
Een tijdje lang zat papa hijgend bij te komen. Daarna stond hij moeizaam op, en liep naar meneer Dogger. Met veel moeite hielp hij de bankier uit diens oude voddenbroek.
Bij Hakmaranman ging het een stuk makkelijker.
Die had niks meer om mee te spartelen.
Daarna legde mijn vader – die EHBO kan – noodverband aan om de benen van Hakmaranman.
'Help jij die houthakkers uit hun broek,' beval hij. Ik zuchtte. Papa vindt dat je alle zieken en gewonden moet helpen, ook als het je vijanden zijn. Ik vind dat dus heel erg dom, want als je gewoon even de andere kant op kijkt dan heb je nooit meer last van die lui. Maar papa zegt dat je dan zelf net zo erg bent als een slechterik en mama geeft hem gelijk, dus wat kun je dan nog? Als jongen van 11?
Kwetter en ik hielpen de houthakkers, en de houthakkers die klaar waren hielpen hun makkers. Sommigen waren behoorlijk hard gebeten door de alligatortjes.
Er kwam een lange rij te staan bij papa; Kwetter en ik gingen op zoek naar een EHBO-trommeltje. We vonden er twee: een grote in de heli en een kleintje onder de stoel van de Mjamburgermachine.
Toen papa klaar was met Hakmaranman liep hij naar Smek, die er ook niet best aan toe was. Hij had vrij dicht bij de ontploffende munitie gelegen, tenslotte.
Samen met Dogger sleepte papa de bewusteloze schurken de helikopter in.
'Breng ze maar gauw naar een ziekenhuis, ' zei papa.
'Ach hou toch je brave bek, heilig boontje,' gromde Dogger. En, om heel eerlijk te zijn: papa trok ook wel een érg vroom gezicht.
We zwaaiden de helikopter uit – dat wil zeggen, papa zwaaide terwijl Kwetter en ik... nou, ja, wij maakten ook gebaren met onze handen, zal ik maar zeggen.
Daarna wilde papa ook nog de houthakkers verbinden.
Dat ging dus nog uren duren.
'En wat gaat wij intussen doen?' vroeg Kwetter. 'Gaat wij kuffelen?'
'Eh, neenee,' zei ik haastig, 'want eh... Mijn pink! Mijn pink is gewond! D'r heeft een alligator in gehapt!' Ik wilde naar mijn vader gaan, zodat hij de wond kon verzorgen, maar Kwetter stond erop het zelf te doen, en dat was ook eigenlijk maar beter, want zij was er niet zo handig in dus het duurde lekker lang. Dat was pure winst, wat het knuffelen betreft.
Daarna had ik zogenaamd honger, dus we gingen wat te eten zoeken. We vonden een kokosnoot die ik helaas, helaas, niet open kreeg.
Kwetter pakte een rondslingerende kettingzaag en hakte het ding doormidden.
Ik heb nog nooit zo lang over een kokosnoot gedaan, maar er was niets aan te doen: onverbiddelijk brak de knuffeltijd aan.
'Wat hoor ik daar?' riep ik.
'Is niks,' mompelde Kwetter.
Maar het was wel wat.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 27 augustus 2012

De laatste zaag

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Plotseling zag ik iets bewegen. In de modder aan mijn voeten. Het was heel klein, en ik kon niet goed zien wat het was, maar ik vermoedde dat het te maken had met de gillende houthakkers.
En ik had gelijk. Want een van de mannen die mijn arm vasthield, begon plotseling te gillen en te krijsen en op zijn benen te slaan. En al snel deden zijn kameraden hetzelfde.
Er krabbelde iets aan mijn been. Ik schok me dood, maar het bleef bij een beetje gekrabbel.
Ik voelde in de modder bij mijn voeten, en iets met scherpe tandjes beet vreselijk hard in mijn pink.
Gillend trok ik mijn hand uit de derrie.
Aan mijn pink bungelde een baby-alligatortje.
De eieren uit de kroko-creche waren uitgekomen.
Het beestje aan mijn pink vond het helemaal niet fijn dat ik hem uit de modder had getild, en met een ielig plonsje liet hij zich terugvallen.
Ik bloedde als een rund, en er werd weer aan mijn benen gekrabbeld, maar verder vielen de beestjes mij niet lastig. Ze kropen voornamelijk in de broekspijpen van de houthakkers. Ook meneer Dogger moest eraan geloven. En meneer Hakmaranman. Meneer Dogger viel gillend en spartelend op de grond.
Meneer Hakmaranman mepte panisch naar zijn benen. Dat had hij beter niet kunnen doen. Want zijn zaag-armen stonden nog aan.
En hup, daar ging zijn linkerbeen.
Met heel veel moeite wist de schurk zich staande te houden op zijn rechter.
Hij zwaaide met zijn armen om in evenwicht te blijven – Dogger had geluk dat hij op de grond lag, anders had zijn vriend hem dwars doormidden gehakt.
Nu bleek wat een bijzonder mens die Hakmaranman wel niet was. Ieder normaal mens zou meer dan genoeg hebben gehad aan zijn eigen problemen – pijn, bloedverlies, gebrek aan evenwicht – maar Hakmaranman had nog energie genoeg om zijn boosaardige blik naar mij te wenden.
'Jullie,' kreunde hij. 'Dit is allemaal jullie schuld!'
'Neeneenee,' zei ik haastig, 'dit is puur toeval, jullie kamp stond toevallig bij de krokocreche!'
Hakmaranman luisterde niet naar mij. Hij was geheel bevangen door wraakzucht en woede.Hij hief zijn beide zaagarmen in de lucht...
en uitgerekend op dat moment kwam de laatste maniakkenzaag, de zaag-die-nooit-uitging, die al die tijd bezig was geweest het dure meubilair van de luxe container in zaagsel te veranderen, de deur uit gescheurd. Recht op mij af.
Gelukkig stond Hakmaranman tussen ons in. 'Whaah!' deed Hakmaranman en hij viel op zijn rug. Want hij had geen poot meer om op te staan.
Daarna kwam de zaag op mij af.
Ik zag 'm komen. Zoals in films de meest dramatische dingen extra langzaam gebeuren, zo leek ook die zaag er wel een eeuwigheid over te doen voor hij bij mij was.
Het leek ook wel of hij steeds langzamer ging.
Op het laatst, vlak voordat hij mijn voet raakte, deed hij kuchekuchetsjoeoeggg en toen lag hij helemaal stil. Geen benzine meer.
Je kunt maar geluk hebben!
Toen hoorde ik, tussen het gegil van alle houthakkers, een stem die ik kende.
Papa!
'Aaaauw!' gilde hij. 'ze hebben me te pakken!


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 24 augustus 2012

Eén beentje, voor de lol

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE





Dat had ik zelf ook al bedacht, en ik zette het op een lopen.
Na een meter of twee stond ik al weer stil. Nu pas ontdekte ik dat de houthakkers ons volledig omsingeld hadden. Schouder aan schouder stonden ze klaar, met hun zagen in de aanslag.
Dus... Ja...
Ik wou dat ik Kwetter was, dacht ik, dan sprong ik gewoon met een salto over die houthakkers heen en hup, het oerwoud in. Twintig grote houthakkershanden grepen mij vast.
Uit mijn ooghoek zag ik een oranje flits. Dat was Kwetter, die met een dubbele salto over de houthakkers heen sprong.
'Ik gaat jullie redden!' schreeuwde ze. 'Ik gaat een paar bommen halen!'
Langzaam liep ze in de richting van het oerwoud. 'Ik gaat hele grote bommen halen,' herhaalde ze, 'en dan blaast ik alle houthakkers op!'
Voetje voor voetje schuifelde ze door de modder. 'Ik gaat heel snel,' riep ze, 'en dan komt ik heel snel terug. Met heel veel bommen!'
Waarom liep ze zo langzaam? Zo kon ze toch onmogelijk ontsnappen? Laat staan dat ze op tijd terug kon zijn.
Hakmaranman blafte een bevel naar zijn houthakkers. Twaalf grote kerels beenden op Kwetter af. Toen ze bijna bij haar waren, toen trok Kwetter opeens een sprintje. De mannen holden achter haar aan. Ze bleef ze steeds nét voor.
Ach, ze probeert die kerels weg te lokken, begreep ik. Wat lief bedacht, zeg. Het had alleen totaal geen nut, want de houthakkers die mij gegrepen hadden lieten me niet los. Ze sleepten me naar meneer Hakmaranman.
Die keek me met een valse grijns aan en zei: 'Wat zal ik eens met jou doen? Nu meteen in plakjes hakken? Of wachten tot je moeder je kan horen?'
'Dat laatste natuurlijk, idioot,' gromde Dogger. 'Wat heeft het anders voor nut?'
'Het gaat niet alleen om nut, in het leven,' antwoordde Hakmaranman. 'Je moet ook een beetje plezier hebben. En als ik de rotzakjes, die mij mijn laatste arm hebben gekost, met gelijke munt terug kan betalen – dan zal mij dat erg veel plezier doen!'
'Niks plezier! Die moeder is gevaarlijk!' blafte Dogger.
'Nou, dan doe ik nu één beentje, voor de lol, en dan bewaren we de rest om die moeder overstuur te maken.'
'Okee,' zei Dogger.
Op dat moment klonk er een hartverscheurend gekrijs uit de richting uit de richting van het oerwoud.
Het was één van de houthakkers die achter Kwetter aan waren gegaan. Ik verstond niet wat hij zei, maar hij stond gillend op en neer te springen en met beide handen op zijn broekspijpen te meppen. Alsof-ie in brand stond. Maar vlammen zag ik nergens.
Een tweede houthakker zette het op een gillen, en een derde en een vierde en even later sprongen ze allemaal rond in gillende paniek, of ze rolden spartelend door de modder.
Alleen Kwetter had nergens last van. Ze stond verbijsterd te kijken en probeerde nog: 'Ik gaat nu heel snel ontsnappen hoor, als niemand mij vangt,' maar niemand lette op haar.
De houthakkers die mij vasthielden zagen grijs van angst. Wat was er nu weer aan de hand in dit verschrikkelijke oerwoud?


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 22 augustus 2012

Als meeuwen om een schip

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Voorzichtig tilde ik mijn hoofd op. Van de geweren-container was helemaal niets meer over. Alle ander containers zaten vol gaten en scheuren; sommigen waren meters ver van hun plaats geblazen en andere lagen zelfs op de kop.
'Dát was een mooie boem,' zei Kwetter bewonderend. 'Zie je wel, Michael, jij kunt álles. Jij kunt zelfs betere boemen maken dan mama!'
'Dank je,' kreunde ik.
Kwetter en ik waren in de modder terechtgekomen, en die had ons tegen de ergste hitte beschermd. Op sommige plaatsen zat hij als aardewerk aan ons vastgebakken, dat wel.
Smek en de enig overgebleven maniak hadden minder geluk gehad. Ze zaten onder de brand- en snijwonden en lagen bewusteloos op de grond.
Voorzichtig stonden we op, Kwetter en ik. We waren zo duizelig van de klap dat we gedachteloos de harde modder van ons vel af stonden te peuteren. Er klonk een bonzend gesuis in onze oren. Daardoor merkten we niet dat de houthakkers, die van een veilige afstand hadden staan kijken, ons aan het besluipen waren. Heel voorzichtig en aarzelend. Zij hadden kettingzagen en wij hadden helemaal niks, natuurlijk, maar toch waren ze bang van ons. Want wij waren de kinderen van de Donderkat en ontploffingen hingen om ons heen als meeuwen om een schip. Geloofden ze.
'Hoelala, wat een verwoesting hier!' zei papa. 'Heeft mama eindelijk haar bommen af, of hebben jij en Kwetter dit gedaan?'
'Het was een ongelukje,' zei ik.
'Jaja,' grinnikte papa. Hij stond achter mij, dus ik zag zijn gezicht niet, maar ik wist zeker dat hij mij een knipoogje gaf.
Toen pas dacht ik: hé, wacht eens... Papa? De laatste keer dat ik papa zag, hing hij onder een helikopter boven het oerwoud. Hoe kan dat?
Ik draaide me om en zag hoe het kon.
Papa hing nog steeds onder de helikopter, maar die vloog nu boven het houthakkerskamp.
De houthakkers weken achteruit toen de helikopter van hun baas langzaam daalde op de plek waar eerst de geweren-container had gestaan.
Wij hielpen papa overeind, die door de dalende heli naar de grond gesleurd was.
Terwijl we het touw van hem af knoopten kwam meneer Hakmaranman moeizaam uit de heli geklauterd. Dogger kwam achter hem aan.
Hakmaranmans hoofd had de kleur van een overrijpe tomaat. Hij was zo woedend dat hij nauwelijks uit zijn worden kon komen: 'Mijn kamp! Ik – wat hebben jullie – smerige – mijn mooie geweren – hoe – '
Dogger stak met grimmige kalmte één van zijn walgelijke stinksigaren op en zei: 'Ik heb je gewaarschuwd, Hakmaranman! Die lui zijn fanatiekelingen, gestoorde terroristen, die niks liever doen dan de spullen van hardwerkende burgers kapotmaken. Maar nu is het gedaan met hun streken. We hebben de vader en het zoontje. De moeder is het gevaarlijkst, maar die zal als een kip zonder kop hierheen komen hollen... als ze haar zoontje hoort gillen.'
'Euh...' zei ik, 'ik was niet van plan te gaan gillen, hoor.'
'Reken maar dat jij gaat gillen,' zei Hakmaranman met een boosaardige grijns, en hij zette zijn zaag-armen aan.
'Dit,' fluisterde papa, 'lijkt mij het goede moment om te gaan rennen, knul.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 20 augustus 2012

Met kettingzagen heb ik het he-le-maal gehad

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE




'Blijft jij maar af,' riep Kwetter terug. 'Blijft van mijn vriend af! Anders hebt ik straks verkering met een half jongetje!'
Hm. Dat van die verkering, dat wist ik nog zo net niet. Maar verder was ik blij dat Kwetter er was. Ze zat op de rug van de maniak en ze hield haar handen over zijn ogen. Hij probeerde haar af te schudden, maar haar greep is sterker dan die van een boomkonijntje. Met zijn kettingzaag maakte hij een paar halfslachtig dreigende bewegingen, maar Kwetter liet zich niet bang maken. Hij zou haar handjes er wel af kunnen zagen, natuurlijk – maar die handjes zaten wel erg dicht bij zijn hoofd, en hij had geen zin zijn eigen kop eraf te hakken.
Hij moest zijn zaag laten vallen, om Kwetter met zijn handen van zich af te peuteren.
Gelukkig ging de zaag vanzelf uit – nóg zo'n los rondracend monster, daar had ik geen behoefte aan.
Zonder na te denken pakte ik het ding op.
Tenminste, dat probeerde ik. Het was nog veel zwaarder dan mijn vorige zaag. Zou het wel verstandig zijn om dit ding aan te zetten?
Het antwoord op die vraag zou ik nooit ontdekken. Want voordat ik beslissing kon nemen riep een opgewonden stem: 'Joehoe! Kijk eens wat ik gevonden heb?'
Het was de maniak zonder zaag, dat wil zeggen de maniak wiens zaag er op eigen houtje vandoor was gegaan. Hij stond voor de deur van een kleine container zonder raampjes. Dat was de opslagruimte, voor de geweren en dergelijke. De maniak had een kanjer van een mitrailleur gevonden en stond nu liefdevol over de loop te aaien. 'Wat is-ie groot, he?' kirde hij. 'En wat glanst-ie mooi. Veel mooier dan een kettingzaag. Met kettingzagen heb ik het he-le-maal gehad. Schieten, dat is pas mooi! Wie zal ik eens...'
Verder kwam hij niet. Want de laatste maniak, degene die zijn reuzenzaag maar niet in bedwang kon houden, botste tegen hem aan. 'Sorry,' gilde hij, 'Ik kan er niks aan doen, het komt door mijn zaa-aaaaargh!'
De twee maniakken donderden samen de container in, mét de gigantische kettingzaag. En de mitrailleur. De mitrailleur, die al helemaal schiet-klaar was.
Dus... ja...
Ratatata, hoorden we uit de container. En njengggg!
En dat was dus de container waar de geweren lagen. En een paar vaten met benzine, voor de kettingzagen. En de munitie. De munitie zat in stevige ijzeren kisten, maar die konden niet op tegen de combinatie van kettingzaag en mitrailleur. In een regen van vonken en gloeiend lood stuiterden de losse patronen over de vloer.
De gevolgen kun je wel raden.
Pang, deed het eerste patroon.
Pang-pang-pang, deden de volgende drie.
'Liggen!' riep ik. We lieten ons op de grond vallen, Kwetter en ik.
'Handen op je oren en mond open,' beval ik.
Net op tijd.
Een vreselijk geratel steeg op uit de container. Honderden ladingen buskruit ontploften, zo snel na elkaar dat het wel één grote, langdurige ontploffing leek. Met donderend geraas knalden de vaten benzine uit elkaar.
Zelfs het gejank van de gigantische maniakkenzaag was niet meer te horen. Ik zag sterretjes van de herrie, ik had geen idee meer waar ik was of hoe ik heette, golven van vuur rolden door de lucht, kogels floten over ons heen, de container werd finaal uit elkaar geblazen en flarden roodgloeiend metaal dwarrelden als herfstbladeren rond in de zengende wind van de ontploffing.
Daarna werd het min of meer stil.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 17 augustus 2012

Wij moeten weer eens een boodschapje doen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE



'Ik kan wel raden wat jullie mij wilden vertellen,' zuchtte mijn moeder. 'Waarom zeiden jullie dat niet meteen?'
'Mocht niet van jou,' zeiden Gaby en ik in koor.
'Ja, nou en?' zei mijn moeder geprikkeld. 'Je hoeft toch niet altijd te doen wat ik zeg?'
Gaby en ik keken elkaar aan. Deze uitspraak gingen we heel, héél goed onthouden.
'Hoe dan ook,' zei mama, 'We moeten hem redden. Gelukkig heb ik nu een idee hoe ik bommen kan maken, dus dat komt goed. Maar dan moeten we wel onmiddellijk aan het werk. We hebben maar een paar uur om een behoorlijke voorraad bommen te maken. Alexander!'
Alexander, die dromerig naar zijn kist zat te kijken, schrok op en mompelde: 'Eh, jaja, natuurlijk, mijn excuses. Ik, eh... wat zei je precies? Iets met bommen, neem ik aan?'
'Inderdaad,' zei mama. 'Bommen. Nu. Kinderen, willen jullie even een paar van die slangen voor ons halen? En een stapel noko-nootjes.'
'Zorgt wij voor,' zei Kwetter, en ze slingerde weg tussen de bomen.
Gaby en ik slingerden achter haar aan.
'Even een paar slangen halen,' mopperde Gaby. 'Waarom krijgen wij altijd die rotklusjes? Eerst dat alligator-ei en nu weer “een paar slangen,” en dan bedoelt ze dus de dodelijkste slangen ter wereld, he?'
'Maakt maar geen zorgjes,' zei Kwetter. Wij gaat niet slangen halen. En ook niet nootjes. Ze landde op een tak, stak twee vingers in haar mond en floot. Lang, schel en keihard.
Het duurde niet lang of er doken links en rechts allerlei Boegoenezen op tussen het geboomte.
Snel vertelde Kwetter hen dat mama nu eindelijk de langverwachte boemen zou gaan maken, als ze een paar sissipi's en nokonootjes kreeg. De Boegoenezen, die al wekenlang laboratria hadden geblust en nu eindelijk wel eens resultaat wilden zien, gingen meteen aan het werk. Hun gezichten straalden blijdschap uit, en hooggespannen verwachting – kennelijk had Kwetter hen al die tijd grootse verhalen verteld over de geweldigheid van mama's “boemen”.
In een oogwenk waren de Boegoenezen uit het zicht verdwenen.
'Nootjes en slangen komt goed,' zei Kwetter. 'Nu kunt wij aan de slag.'
'Aan de slag?' zeiden Gaby en ik verbaasd. 'Wat wil je gaan doen, dan?'
'Wij gaat papa redden. Wat als mama de boemen niet vóóŕ het donker af heeft, wat dan? Mama kunt alles, dat weet wij allemaal, maar ze kunt niet alles meteen. Want er moet nog heel veel gebeuren: Slangen moet gevangen worden, nokonootjes onderzoekt, lab in fik gestookt, lab geblust, bommen gemaakt... Veel werk! Is misschien wel teveel, zodat het niet lukt vóór het donker. En dan gaat papa in de hakker. Dus moet wij papa redden.'
'Natuurlijk,' zei ik. 'Doen we even. Ik start de tank vast op, halen jullie de bazooka's?'
Onzeker keek Kwetter Gaby aan. Ze fluisterde: 'Dat hebt wij toch niet? Een tank?'
'Nee,' zei Gaby verveeld. 'Dit is mijn broer zijn humor. Zijn manier om te zeggen dat het ons niet gaat lukken, omdat we geen tank hebben en zo.'
'Inderdaad,' zei ik. Die houthakkers hebben geweren en kettingzagen en een helikopter. Wij hebben helemaal niks. Niet eens een onderbroek.'
'Ik wel,' zei Kwetter.
'Heb jij een onderbroek?' vroegen wij, verbaasd en in koor.
Ze schudde van nee. 'Ik hebt wat beters. Ik hebt een plannetje.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 15 augustus 2012

Het molecuul onder onze neus

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Jullie vader is volwassen,' zei mama scherp. 'Volwassenen leren bijna niets meer bij. Dus het is belangrijker om tegen kinderen te praten. En dat is precies wat ik nu ga doen.' Ze trok zo'n vastberaden kop dat wij dachten: laat haar maar even uitpraten, een kwartiertje meer of minder maakt niet zo veel uit. Alleen Kwetter probeerde nog: 'Maar...'
Mama keek haar vernietigend aan. 'Zoals jullie weten probeer ik wekenlang bommen te maken. Daarvoor moet ik moleculen uit elkaar halen en veranderen in andere moleculen. Ik zal het maar eerlijk zeggen: drie weken van proefnemingen hebben ons niet veel verder gebracht. Toch, Alexander?'
'Eh, nee,' mompelde Alexander. 'Mijn excuses. We hebben natuurlijk wel íets bereikt, maar...'
'… maar,' ging mama verder, 'we hebben hier niet genoeg manieren om moleculen te slopen. Geen elektriciteit, geen lasers, geen supermagneten...'
'Alleen maar kampvuurtjes,' zei Alexander. 'En eh...' Hij gebaarde in het rond, naar de verkoolde resten van minstens twaalf laboratoria.
'Kortom,' zei mama, 'de situatie was hopeloos. Tot vanmorgen! Want vanochtend, bij het ontbijt, realiseerde ik me pas dat ik al een molecuul heb, dat uit zichzelf verandert. Het noko-nootje! Zo gaat het heel vaak: je zoekt en je zoekt, en pas na weken besef je dat de oplossing al die tijd vlak onder je neus lag. Letterlijk! Grappig, he?'
'Omdat het noko-nootje van vies naar lekker gaat, als je erop kauwt,' legde Alexander uit.
'Mijn kinderen snappen dat heus wel,' snauwde mama.
'Ja,' zei ik, 'en als je ze aan een slang voert, dan vliegt-ie in de fik.'
Mama's ogen werden groot en fel – ze leken wel te branden! Alle kleur trok uit haar gezicht weg. 'Wat zei je daar?' vroeg ze scherp.
Ik vertelde hoe wij de afgelopen weken sissipi-slangen hadden gepest.
Mama keek zo kwaad dat het leek alsof ze elk moment zelf in de fik kon vliegen.
'Ten eerste,' siste ze, 'Dieren in de fik steken, dat doen mijn kinderen niet. Nooit. Begrepen? Zelfs niet als het lelijke gemene moorddadige rotslangen zijn. Een slang is een slang en je kunt hem niet kwalijk nemen dat hij slangerig doet.
Maar van jullie verwacht ik iets beters.
En ten tweede: waarom vertel je me dit nu pas? Dingen die in de fik vliegen als je ze bij elkaar gooit, dat is precies waar ik al die weken naar gezocht heb. Hebben jullie werkelijk niet één keer aan mij gedacht?'
'Nee mama,' zeiden wij met ons allerkleinste sorry-stemmetje.
Mama schudde mismoedig haar hoofd. 'On-ge-loof-lijk. Ik had die bommen al weken eerder klaar kunnen hebben. Nu ik dit weet is het een kwestie van een paar uurtjes.'
'Dat komt dan heel mooi uit,' zei ik, 'want....'
Op dat moment hoorden we de helikopter.
'Verstoppen!' riep ik, en we verstopten ons zo goed als we konden. En dat was best goed, want we zaten in het oerwoud.
De schurken hadden kennelijk een soort microfoon en een versterker aan boord; hun boodschap galmde over het woud. Ze riepen steeds hetzelfde: 'Dit is een bericht voor de Donderkat. We weten dat u hier bent. Geef u over, vóór de avond valt, anders gooien we hem in de vleeshakker. Dit is een bericht voor de Donderkat...' enzovoorts.
Het was niet moeilijk te raden wie die 'hij' was, die ze in de vleeshakker wilden gooien.
Aan een touw onder de helikopter, goed zichtbaar voor iedereen, bungelde onze vader.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 13 augustus 2012

Een bazooka zou een hoop oplossen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Dát heb ik niet gezegd,' zei Oma. 'Integendeel! Ze zijn knotsgek! Volkomen knetter zijn ze, maar dat zijn alle grote mensen. Dus het geeft niet. Bij die van jullie valt het wat meer op, dat is alles.' Plotseling ging ze rechtop zitten. Even leek het of ze heel aandachtig luisterde. 'Ga maar snel naar jullie vader toe,' zei ze. 'Hij heeft jullie hard nodig.'
'Waarom? Waarvoor?'
Oma gaf geen antwoord. Ze wuifde in de richting van de uitgang, dat was alles. Ze keek er zo serieus bij dat we er een beetje zenuwachtig van werden. We haastten ons de grot uit, we haastten ons naar het houthakkerkamp, en hoe harder we haastten, hoe zenuwachtiger we werden.
En terecht.
We schrokken ons dood, toen we bij het houthakkerskamp kwamen.
Want wij waren niet de enigen.
Precies op het moment dat wij de containers in het oog kregen daalde er, vlak voor de deur van de luxe container, een helikopter neer. Een helikopter met een gouden H erop. De H van Hakmaranman. Bijna tegelijkertijd stopte er aan het eind van de asfaltweg een auto. De grote dure jeep die we al eerder hadden gezien, met ook al die grote gouden H op het portier. Achter de jeep reden twee vrachtwagens, van het soort waarin ze soldaten vervoeren. Maar er zaten geen soldaten in, natuurlijk; er zaten houthakkers in. Helemaal achteraan kwam Smiksmek's Mobiele Mjamburger Maak Machine.
Ik verbleekte.
Gaby kreunde.
De deurtjes van de helikopter gingen open. Uit de ene deur stapte meneer Hakmaranman, uit de andere zijn piloot. Hakmaran man kon het ding niet zelf besturen, natuurlijk: hij had geen armen meer! Hij had nu twee kettingzagen – aan elke arm eentje. Uit de jeep deur stapte meneer Dogger, de bankdirecteur die tien miljoen wilde betalen voor degene die mijn moeder ving.
Samen stapten ze de container in.
De luxe container waar papa al drie weken de beursberichten zat te bekijken.
'Denk jij wat ik denk?' zei ik tegen Gaby.
'Nee,' zei Gaby. 'Want ik denk: arme papa! En jij denkt: oehhh, ik wou dat ik nu een bazooka had.'
'Ach, onzin!' snauwde ik. 'Ik bedoel: ik zou natuurlijk wel een bazooka willen. Dat zou een hoop oplossen. Maar er is hier geen bazooka te krijgen. Dus wat ik eigenlijk denk is: ik wou dat mama klaar was met haar bommen.'
'En ik,' zei Kwetter, 'ik denkt: wij moet het zo gauw mogelijk aan mama vertellen.'
Dat dachten Gaby en ik plotseling ook, en we haastten ons door de boomtoppen.
Het laboratorium lag er vredig bij – geen uitslaande vlammen of bluswerkzaamheden. Mama zwaaide al van verre: 'Joehoe, jongens! Kom eens gauw hier! Ik moet jullie wat vertellen!'
'Wij moeten jou óók wat vertellen,' hijgden wij.
'Dat kan wel wezen,' zei mama, 'maar ik mag als eerste. Want wat ik te vertellen heb, is leerzaam. En leerzame zaken gaan altijd voor.'
'Maar,' hijgden wij, 'maar papa...'


BEGIN / VORIGE // VOLGENDE

vrijdag 10 augustus 2012

Ze zijn wat ze doen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'… verrassing,' viel Alexander haar in de rede. 'Ook voor onszelf. We weten pas over een paar weken of het gelukt is.'
'Inderdaad,' zei mama. 'En in de tussentijd hebben we mooi de gelegenheid om een paar bommen te maken.'
'Hoe komen jullie eigenlijk aan die metertjes?' vroeg Gaby. 'En die buisjes?'
'Niet al mijn apparaten zijn gesneuveld bij het blussen,' zei Alexander gewichtig.
'Ze wil eigenlijk vragen,' legde ik uit, 'hebben jullie die dingen niet nodig voor het maken van bommen?'
'Eigenlijk wel,' gaf mama toe. 'Maar het experiment gaat altijd voor. Oh kinderen, het was zo heerlijk om weer eens echte wetenschap te doen!'
'Fijn voor je,' zei Gaby koeltjes. 'Zeg, weet je wel dat papa in schurkenkleren de beursberichten zit te bekijken? Al dagen lang?'
'Nee, dat wist ik niet. Wordt hij er erg gelukkig van?'
'Gelukkig!?' schreeuwde ik, 'Gelukkig!? Hij is half gek geworden! Hij zit daar maar naar die laptop te staren! Hij eet alleen maar toast met kaviaar!'
'Kaviaar is voedzaam genoeg,' zei mama schouderophalend. 'En lekker is het ook. Ik ken jullie vader al een hele tijd, en geloof me maar: van beursberichten wordt hij echt gelukkig. Grote mensen hebben vaak een bijzondere band met hun werk. Krijgen jullie zelf ook, als je groot bent. Nou, kinders, mama gaat aan de slag. Er moeten bommen zijn voordat die schurken terugkomen. Alexander, help je een handje?'
'Maar natuurlijk, meid. Beloofd is beloofd.'
Mama wreef in haar handen. 'Nou, lieverds, jullie horen het. Mama gaat aan de slag. Gaan jullie maar fijn spelen.'
Dat deden we. Een week lang.
Twee weken.
Drie.
En al die tijd zat papa in de container van de schurken de beursberichten te bekijken.
En al die tijd zaten mama en Alexander in hun laboratorium.
Dat vloog wel tien keer in brand, met steeds fellere steekvlammen.
'We zijn op de goede weg!' juichte mijn moeder dan.
'Maar we zijn er nog niet!' viel Alexander in.
'We gaan nog even door! Hoera!' riepen ze in koor. 'Moewhahaha!'
Papa, in zijn container, riep voortdurend dingen als: 'Eén komma nul twee procent, haha, van zevenentwintig komma zes naar zevenentwintig komma achtentachtig! Ja, nu piepen jullie wel anders! Hahaha!'
Kwetter nam ons mee naar Oma.
'Oma,' zei ze somber. 'De papa en mama van Michael zijn gek geworden.'
Gaby en ik probeerden aan Oma uit te leggen wat er aan de hand was, maar dat was niet eenvoudig. Oma had nog nooit van beursberichten gehoord, en van wetenschap had ze ook geen flauw benul.
Toch knikte ze langzaam en peinzend en zei: 'Ik begrijp het. Kinderen zijn wie ze zijn, maar grote mensen zijn wat ze doen. Als je een groot mens zijn werk afpakt, heeft hij het gevoel dat hij niemand meer is.'
'Wat belachelijk,' zei Gaby, en 'Waarom zijn dat?' vroeg ik.
'Om heel veel redenen.' zei Oma achteloos. 'Dingen waar kinderen zich niet mee bezig hoeven te houden. Sterfelijkheid. Schuldgevoel. Laat ze maar even lekker werken, jongens, daar knappen ze van op en dan doen ze wel weer gewoon.'
'En u?' vroeg ik. 'U zitten hier de hele dag in de grot, en u werken niet. Toch zijn u grote mens. Hoe kunnen dat?'
'Ik werk heel hard,' glimlachte het oudje. 'Ik ben degene die zorgt. Voor de alligators. Voor de meisjes met gebroken armpjes. Voor de nieuwsgierige jongetjes.'
'Dus papa en mama zijn niet gek?' vroeg Gaby voor de zekerheid.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 8 augustus 2012

Wat Oma at

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'De mensen van de beurs,' zei papa. 'De mensen van de bank. De mensen die er toe doen.'
Gaby en ik keken elkaar met grote, bezorgde ogen aan.
Daarna keken we zorgvuldig rond in de container. En we zagen precies wat we verwachtten: nergens iemand van de bank. Of de beurs.
Papa glimlachte: 'Ik weet het ook wel, jongens: er zijn hier geen bank- of beurslui. Maar geloof me nou maar gewoon, beursberichten zijn leuker als je ze leest in een duur pak. En nu spelen jongens, papa moet werken.'
Och ja, dachten wij. Als hij dit leuk vindt, waarom ook niet?
'Kunnen we nog iets voor je doen?' vroeg Gaby. 'Iets te eten halen of zo?'
'Nee hoor lieverd, er staat hier een koelkast vol kaviaar en genoeg toastjes voor een maand of twee. Ik zal me wel redden, denk ik.'
Dus ja.
Toen gingen we maar spelen.
En de dag daarna ook en de dag dáárna plukten we bloemen voor Oma. Om te bedanken dat ze Gaby zo goed geholpen had met haar gebroken arm. Het was Kwetters idee – Oma was dol op bloemen, zei ze. Ik kon me niet herinneren dat ik ergens een vaas had gezien in die grot, maar Kwetter had gelijk. Oma keek heel blij toen ze de bloemen kreeg, en een vaas had ze niet nodig. Ze verdeelde ons boeketje zorgvuldig in twee stapeltjes. Het ene stapeltje legde ze te drogen bij haar voorraad genezende kruiden. De andere helft stak ze in haar mond. Smakkend ging ze ons voor naar de uitgang.
'Nou jaaaa, zeg,' mompelde ik terwijl we door de alligatorzee heen waadden, 'die geven we dus nooit meer bloemen.'
'Waarom niet?' vroeg Gaby. 'Weet je nog van vorig jaar moederdag? Toen je geen zin had om een kadootje te knutselen en op het laatste moment nog even een reep chocola kocht?'
'Eh, ja, maar wat heeft dat er nou mee te...'
'Wat deed mama met die reep?'
'Ik neem eigenlijk aan dat ze 'm heeft opgegeten,' gaf ik toe. 'Maar dat was de bedoeling. Daar zijn die repen voor. Bloemen zijn voor vazen.'
'Bij ons thuis, ja,´ zei Gaby, 'maar in Boegoe-Boegoe –' en zo kibbelden we verder tot we terug waren bij het laboratorium.
Ik had de hele tijd ongelijk, dat wist ik ook wel, maar soms heb je gewoon zin in ruzie met je zusje. Vooral als de grote mensen weer eens niet normaal kunnen doen.
'Moewhahaha,' hoorden we Alexander al van verre lachen, en uit het laboratorium steeg ook nog een akelig 'Bwiehihihi' op en dat was onze moeder.
'Gelukt,' juichten de wetenschappers in koor, 'het is ons gelukt!'
'Wat is jullie gelukt?' vroegen wij, terwijl het het laboratorium binnen klauterden.
'Oh, niks bijzonders,' giechelde mama. 'Gewoon, Alexanders proefje. We weten het nog niet zeker, maar het ziet er goed uit.' Ze wees op een houten kist met een paar wijzertjes erop. Buisjes liepen erin en eruit.
'Wat is dat voor een ding?' vroeg ik.
'Gewoon een kist, knul,' zei Alexander. 'Een kist die van binnen steeds de goeie temperatuur en vochtigheid houdt.'
'En dat was jullie proef?'
'Welnee, schat,' riep mama, 'onze proef is een –'

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 6 augustus 2012

Hele dure maatpakken

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Mag niet?' vroeg ik chagrijning. 'Van wie niet?'
'Van Oma niet,' zei Kwetter. 'Oma zegt: als er geen slangen meer is, komt er teveel boomkonijntjes.'
'Ja, en? Ik dacht dat we het erover eens waren dat boomkonijntjes schattig waren. En slangen niet. Dus ik zie geen probleem.'
'Als er teveel boomkonijntjes is, is er geen plaats meer voor de Pluizige Knabbeldiertjes.'
'Nou, jammer dan.'
'En op de Pluizige Knabbeldiertjes woont de Boegoenese Rotvlooi. Dus die is dan ook weg.'
'Ja, en?'
'De Boegeonese Rotvooien verspreidt de Gore Tongschurft. En als zij dat niet meer doet, dan gaat daar geen Boomleeuwen meer aan dood. En dan komt er heel veel leeuwen en die eet alle lieve Boegoeneesjes op. Zoals ik. Dus: niet slangen doodmaken.'
'Af en toe ééntje mag toch wel?' zeurde ik.
'Ik denkt van wel,' zei ze. Maar ze wist het niet zeker.
'Nou,' zuchtte ik, 'vandaag heb ik er al zeven in de fik gezet. Dus dan moest ik er voorlopig maar even mee ophouden.'
'Jij wilt niet dat ik opgegeten wordt,' jubelde Kwetter. 'Dat is lief!' En hup, daar had ik een zoen op mijn oor te pakken.
'Hee,' riep ik snel, 'wat ruik ik daar? Staat mama's lab weer in brand?´
'Nee,' mummelde Kwetter met haar gezicht in het holletje tussen mijn nek en mijn schouder.
Maar we gingen toch kijken, voor de zekerheid.
Het laboratorium lag er rustigjes bij in de late middagzon. Mama en Alexander waren druk bezig. De ene roerde in een potje, dat wil zeggen een halve kokosnoot, en de ander stond in een microscoop te turen. Af en toe mompelden ze zinnetjes als: 'Ik wil het wel steriel hebben natuurlijk.'
'Kun je niet iets destilleren?'
'Je maakt een grapje zeker? Ik heb hier geen destilleerkolf, ik heb alleen halve kokosnoten. Mengen en roeren, daar zullen we het mee moeten doen.'
Zo ging het de hele verdere dag door, zonder ontploffingen of branden. Doodsaai.
Die avond kwam papa niet bij ons om te eten, en hij sliep niet in onze boom, dus de volgende dag gingen we kijken hoe het ermee stond.
Hij zat nog altijd in de luxe container achter het computerscherm. Maar wat zag hij er anders uit! Hij was voor het eerst sinds maanden gladgeschoren en hij had zijn haar gekamd. Bovendien had hij kleren aan. Een zwarte broek, een overhemd en een witte jas. De broek zat veel te krap en het jasje veel te ruim. Dat kwam doordat de broek van de lange, magere Smek was geweest en het jasje van de kleine, breedgeschouderde Hakmaranman.
'Pap,' zei Gaby streng, 'je ziet er niet uit.'
'Hmm?' deed papa. 'Oh, dag meidje, ben jij het. Leuk jullie even te zien jongens. Ik ben even aan het werk. Ga maar fijn spelen.'
'Die kleren,' verduidelijkte Gaby. 'Het ziet er niet uit. Het zijn trouwens de kleren van schurken. Waarom trek jij de broek van een moordenaar aan?'
'Hmmm? Ach, dat begrijp jij natuurlijk niet. Dit zijn hele dure pakken, snap je, dus daar is niets mis mee. Hele dure maatpakken.'
'Kan wel wezen,' zei ik, 'maar het is niet jouw maat.'
Daar moest papa om lachen. 'Dat doet er niet toe, jongen. Als het maar duur is, dan stellen ze verder geen vragen.'
'Stellen wie geen vragen?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 1 augustus 2012

Gaby verricht een wonder

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE



Gaby zag haar het eerst. Ze zat op een tak in een boom tegenover ons. Ze zei niks een keek ons met droevige ogen aan, maar daar letten wij niet op. We hadden net een slang in de fik gestoken en we waren in een uitgelaten stemming.
'Hee, Kwetter,' wuifde Gaby enthousiast. 'Kom erbij! We steken slangen in de fik. Dikke pret!'
Kwetter schudde haar hoofd.
'Het is hartstikke makkelijk!' riep ik. 'Je hoeft er alleen maar een noko-nootje in te gooien. We hebben nootjes zat, kom maar!'
Kwetter schudde zwijgend haar hoofd.
Gaby en ik keken elkaar aan. Wat was dit nou? Normaal was Kwetter altijd vrolijk, en altijd de eerste die zich in allerlei rare en gevaarlijk plannen wilde storten. En nu zat ze daar maar te sippen.
Het duurde wel een halve minuut voor ik dacht: oh ja. Zij is op mij, en ik liep daarstraks te schreeuwen dat ik helemaal niet op haar was. Misschien vond ze dat wel niet zo leuk.
Gaby dacht hetzelfde. 'Ga dan naar haar toe,' siste ze. 'Geef gewoon toe dat je op haar bent, dan is ze weer vrolijk.'
'Echt niet,' fluisterde ik terug. 'Ik ben niet op haar namelijk. Dit is allemaal jouw schuld. Los jij het maar op.'
Gaby dacht even na. 'Okee,' zei ze. 'Maar dan moet jij niet meer zeggen dat je niet op haar bent. Want dan is het jouw fout en dan los jij het maar op.'
'Geen probleem,' zei ik. 'Als jij er ook niet meer over praat.'
Gaby knikte, greep een liaan en zwierde naar Kwetter toe. Ze sloeg een arm om haar heen en begon op haar in te praten. Ik kon niet horen wat ze zei, maar na een zinnetje of drie leek Kwetter helemaal op te fleuren.
Wat is dat toch wonderlijk, dacht ik. Ik zou geen idee hebben wat ik moest zeggen, maar Gaby bokst het toch maar mooi voor elkaar. Ze heeft daar vast allerlei geheime meidenwoorden voor. Toch wel handig. Weliswaar is Kwetter ook een meisje, dus het enige waar meidenwoorden echt nuttig voor zijn is voor het oplossen van meidenproblemen, maar goed. Beter dan niks.
Daar kwamen ze al aangezwierd, Gaby en Kwetter. Kwetter zag er vrolijk uit. Vrolijker dan ik haar ooit gezien had eigenlijk. Wat een wonder had Gaby verricht!
Kwetter gaf mij een voorzichtige knuffel en fluisterde in mijn oor: 'Ik snapt het wel hoor, dat jij het niet wilt zeggen. Is goed. Is ons geheimpje.'
WAT!?
Die rat van een Gaby! Ze had gewoon tegen Kwetter staan liegen, gezegd dat ik tóch op haar was... Niks geheime meidenwoorden!
Ja, zo kon ik het ook!
Over Kwetters schouder heen keek ik woedend naar Gaby. Ze keek me aan als een onschuldig engeltje en legde haar vinger op haar lippen. Om mij eraan te herinneren dat ik er niks meer over zou zeggen.
Ik maakte me los uit Kwetters omhelzing en mompelde: 'Kom, we gaan een slang in de fik steken. Ik heb zin om héél veel dingen in de fik te steken.'
'Mag niet,' zei Kwetter


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE