Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 29 april 2013

Verschillende soorten aardolie

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


En inderdaad, daar gingen we. Mama trapte het gaspedaal diep in en we gingen langzaam vooruit.
Eh... langzaam?
Wat nou weer?
'Hm,' zei mama. 'Let op, jongens. Dit is heel leerzaam. Je hebt verschillende soorten aardolie. Soms is het heel vloeibaar spul, dat zonder moeite de grond uit spuit. Soms zit het verstopt in keihard gesteente, en dan moet je het er met allerlei giftige chemicaliën uithalen. En soms is het een dikke, stugge, kleverige drab. Zoals nu. Kijk maar eens naar de wielen.'
Ik deed het raampje open en keek naar de wielen.
Ze zaten vast in een laag plakkerig zwart spul. Ze draaiden wel, maar het ging heel erg langzaam. In lange, dikke draden bleef de smerigheid aan onze banden hangen.
De tanks, die ons achtervolgden, hadden er ook last van, maar niet zoveel als wij. Ze kwamen dichter en dichterbij.
'Kan dat raampje weer dicht?' vroeg Michael. 'Het stinkt hier werkelijk af-schu-we-lijk.'
Daar had hij gelijk in, en ik deed het raampje weer dicht. Niet dat het iets hielp, hoor. De stank was overal; er was niet aan te ontsnappen.
'Ik voelt een beetje raar in mijn hoofd,' klaagde Kwetter.
Jamal zat glazig voor zich uit te staren, met een vaag glimlachje op zijn gezicht.
'Etherische gassen,' legde mama uit. 'Zitten ook in sommige soorten lijm. Je kunt... er... bewusteloos... van...'
Op dat moment schoot de wagen opeens vooruit. Kennelijk hadden we de kleverigheid achter ons gelaten.
Door de schok werden we weer klaarwakker. Behalve Jamal, maar die glimlachte zo tevreden dat we hem nog maar even bewusteloos lieten.
Het was maar goed dat mama weer helemaal wakker was, want ze had al haar aandacht nodig bij het sturen.
We waren dan wel uit de drab, maar we waren nog lang niet uit de olie. De plas waar we nu doorheen reden was er één van het glibberige, vloeibare soort en dat is óók weer niet makkelijk. Onze wielen zaten weliswaar niet langer vast, maar nu hadden ze juist het tegenovergestelde probleem: ze hadden bijna geen grip meer op de grond en we slipten en gleden alle kanten op.
'Oh verhip,' vloekte mama terwijl we drie keer om onze eigen as heen tolden.
'Ik ben een beetje misselijk,' klaagde Michael.
'Dat hoeft jij niet te vertellen, hoor,' zei Kwetter. 'Dat weet wij wel. Want jij heeft net heel erg hard overgegeven, daar ziet wij dat aan. Weet jij, wat jij is? Jij is zielig! Jij moet getroost worden. Ik gaat jou kuffelen!'
Hoofdschuddend keek ik het aan. Ik hoop echt dat ik nooit, nooit, nooit verliefd word. Het moet heel aardig zijn, hoor, als je de films en de boeken moet geloven, maar als verliefdheid je zo dol kan maken dat je wil gaan knuffelen met iemand die net over zijn eigen broek heen heeft zitten braken – nee, dan hoeft het voor mij niet.
Intussen had mama de auto weer in bedwang gekregen en we reden weer min of meer rechtuit.
Helaas waren we geen drie keer in de rondte gedraaid, maar drie-en-een-half keer. Wat wil zeggen dat we nu recht op de tanks af reden.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 26 april 2013

Zigzigzigzagzigzagzag

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Nu bleek dat onze moeder net zo'n knappe chauffeur was als de Moeflon. Ze maakte zó'n scherpe bocht, dat we op twee wielen reden. En we gingen zó dicht langs de Knalhapper, dat onze rechterwielen, die de grond dus niet raakten, wél ergens overheen reden. Namelijk: over de zijkant van de tank. Geloof het of niet: er liep een spoor van modder over de tank, waar onze banden hem geraakt hadden.
De andere negen Knalhappers begonnen woest op ons te schieten. Gelukkig stond nummer tien ertussen.
Die kreeg dus negen granaten op z'n kop. Haha!
Helaas was hij prima bestand tegen granaten. Er zat nog geeneens een kras op de lak. Waarschijnlijk hadden de soldaten binnenin niet eens gemerkt dat ze geraakt waren.
Tank nummer tien draaide kalmpjes zijn geschutskoepel in onze richting en schoot.
Maar dat had mama zien aankomen. Ze was net op tijd uitgeweken. Naar rechts, zodat tank nummer tien nog steeds tussen ons en de meeste andere tanks in stond.
De meeste. Dus niet allemaal, dus.
Twee tanks schoten op ons, en als mama niet net op tijd naar links was gegaan, dan hadden ze ons geraakt ook.
Zigzaggend scheurde mama door het struikgewas. Of nou ja, niet precies zigzaggend natuurlijk, want als je zigzagt ga je steeds van links naar rechts en dat is dom. Dan weet iedere tankbestuurder: haha, de vijand zigt! Dan gaat-ie zometeen zaggen, dus dan mik ik op de zag. En boem!
Nee, zigzaggen is niks. Wat je moet doen is: zigzigzigzagzigzagzag-en-wat-doet-dat-mens-nou-toch-weer-ze-rijdt-opeens-een-stukje-achteruit.
Dus dat deed mijn moeder.
Het werkte heel aardig. Overal om ons heen sloegen de granaten in. Allemaal mis.
'Nog even volhouden, mama,' zei Michael. 'Dan zijn we buiten schootsafstand.'
Maar de Zevende Zuid-Mallotische Tankdivisie was niet gek.
Tanks kunnen ook rijden. Brullend kwamen de tien Knalhappers in beweging. Net als onze wagen hadden ze geen enkel probleem met struikjes en modder.
Onze neushoorn kon wel een stuk sneller dan een tank, natuurlijk, maar ja – zij hoefden niet te ziggen en te zaggen. Zij konden gewoon rechtuit. Dus ze hielden ons toch heel aardig bij.
Ze begonnen ons zelfs in te halen.
'Volgens mij hebt ze ons toch een beetje geraakt,' zei Kwetter zorgelijk. 'De benzinetank is stuk, denkt ik. Ik ruikt benzine namelijk.'
'Ik ruik het ook,' zei Michael.
'Dat is geen benzine,' zei ik. 'Dat is olie. Ruwe olie. Kijk maar eens waar we terecht zijn gekomen.'
We reden door de boerenvelden. De velden van Willems dorp, die vol waren gelopen met de olie van meneer Cockel.
De tanks hielden op met schieten.
'Misschien hebben ze geen granaten meer,' bedacht ik.
'Ik denk dat ze nog wel granaten hebben, hoor,' zei mama. 'Maar ze durven ze niet af te schieten. Olie is nogal brandbaar, en als er een granaat in zo'n plas olie ploft staat er meteen twintig vierkante kilometer boerenland in lichterlaaie. Met ons erin.
Dus dat is goed nieuws. Als de tanks niet meer schieten, hoeven wij niet meer te ziggen of te zaggen. Kunnen we lekker hard rechtuit. Hou je vast, jongens! Daar gaan we!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 24 april 2013

De juichende pantserdivisie

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Eh,' zei Michael, 'dat van dat joewie-boem, dat weet ik nog zo net niet hoor, Kwetter. Ik bedoel: dat ding daar bij Willem's huis is inderdaad een tank, maar dat ding daar in de struikjes links van ons is óók een tank, en dat ding op het paadje rechts van ons ook. En... ' Met een diepe zucht keek hij achterom. '...dat ding dat daar achter ons de weg op rijdt, zodat we niet meer terug kunnen, dat is ook al een tank.' Hij keek mismoedig om zich heen. 'Ik kan er zonder moeite nog vijf aanwijzen. En het zijn geen gewone tanks, nee het zijn ultramoderne tanks van het type Knalhapper Plus, waar je zelfs met een bazooka nog geen deuk in schiet. Weet ik toevallig.'
Op dat moment klonk er een donderende stem door het hele dorp. Kennelijk had iemand ergens een batterij luidsprekers neergezet.
'Hier spreekt Luitenant Vogonjeltz van de Zevende Zuid-Mallotische tankdivisie. Luitenant Vogonjeltz aan Donderkat. Ik weet dat u daar bent. Ik weet dat u mij hoort. Luister goed. U heeft het Zuid-Mallotische Volk veel verdriet gedaan. Ten eerste heeft u de eigendommen vernield van de geachte heer Cockel, die een geëerde gast is van het Zuid-Mallotische volk. Ik herhaal: een geëerde gast! De heer Cockel helpt ons met de ontwikkeling van onze grondstoffen. Vooruitgang door Samenwerking. Techniek brengt voorspoed. Het Zuid-Mallotische volk juicht voor de heer Cockel. Mannen, Juich!'
Twee of drie stemmen riepen zwakjes 'Hoera!' De mannen stonden kennelijk niet dicht genoeg bij de microfoon.
'Te tweede,' ging de galmende stem verder, 'heeft u samengespannen met kwalijke elementen uit het Zuid-Mallotische volk, die in opstand zijn tegen Zijne Verhevenheid de Sultan. Dit is beschamend! Ik herhaal: beschamend! Het Zuid- Mallotische volk houdt van de Sultan! Het juicht voor de Sultan! Mannen, juich!'
Het 'jeuh!'dat nu klonk, was nog veel minder enthousiast dan het 'hoera' van daarnet. Of de mannen waren intussen vijftig meter verder van de microfoon gaan staan, dat kan natuurlijk ook.
'Daarom,' besloot luitenant Vogonjeltz, 'moet u zich onmiddellijk overgeven. Dan krijgt u een eerlijk proces. Ik herhaal: een eerlijk proces. Daarna wordt u schuldig verklaard en opgehangen. Ik herhaal: schuldig en opgehangen. Maar uw kinderen laten we, uh... misschien gaan. U heeft tien seconden om zich over te geven. Tien... Negen...'
'Me overgeven?' brieste mama. 'Aan een luitenant? Wat denken ze wel? Ik ben een internationale superster, en zij sturen een luitenant? Dat is zo'n beetje de laagste officier die er is – pantserdivisie of geen pantserdivisie!'
'Uh... kweenie, mam,' zei Michael. 'Negen Knalhappers! Één enkele is al genoeg om een halve stad in puin te leggen...'
'Dan is het maar goed dat ik geen halve stad ben,' zei mama, en terwijl ze het gaspedaal tot de bodem indrukte, rukte ze aan het stuur.
We scheurden van de weg af. Naast de weg was de grond zacht en modderig, maar onze neushoorn wist wel raad met zachte modder. Hij reed net zo snel door modder als over asfalt.
In de modder stonden struikjes, maar daar had onze neushoorn ook geen enkele moeite mee. Door struikjes of over de weg, dat maakte voor onze terreinwagen geen enkel verschil.
In de struikjes stond een tank, die we nog niet hadden opgemerkt. Dáár kon onze wagen niet zomaar overheen rijden.
Mama zei een nogal onbeleefd woord (voor haar doen, dan. Normaal zegt ze alleen 'grutjes', maar nu zei ze 'Grut met peren!') en draaide woest aan het stuur.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 22 april 2013

De regels van het volwassen leven

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We hadden een mooie, zorgeloze rit door Zuid-Mallotië achter de rug. Het landschap werd op 't laatst lelijker en lelijker, en het begon steeds meer naar benzine te ruiken, maar het was mooi weer en we zoefden lekker over het asfalt.
We kletsten en lachten en zongen liedjes. Of eigenlijk zongen wij maar één liedje, namelijk 'We zijn er bijna, maar nog niet helemaal', en daarna zong Jamal in z'n eentje twintig liedjes in het Zuid-Mallotisch. Of misschien was het maar één liedje, dat twintig keren veranderde van melodie. In ieder geval zong hij behoorlijk lang achter elkaar door, maar hij had een mooie stem dus het was niet zo heel erg.
Toen hij klaar was, zei mama: 'Lieve schatten, ik heb eens zitten denken. En ik ben niet helemaal tevreden.'
'Waarom niet?' vroeg Michael nerveus. 'Hebben wij iets verkeerd gedaan?'
'Ach nee, lieverd, natuurlijk niet! Of liever gezegd: natuurlijk wel, maar dat geeft niks want jullie zijn nog kinderen. Kinderen hóren dingen verkeerd te doen, anders leren ze niks. En als ze echt héle stomme dingen doen, dat is dat nog altijd de schuld van de idioot die hen heeft op gevoed. In jullie geval is dat waarschijnlijk papa, want ik heb jullie wel mee opgevoed maar ik ben geen idioot.
Nee, waar ik ontevreden over ben, dat ben ik zelf. Ik bedoel: ik leef volgens bepaalde regels. Dat doen volwassenen. Lang niet alle grote mensen doen het, hoor, maar de meeste grote mensen zijn ook niet echt volwassen. Dat zijn gewoon heel grote dikke kinderen, die al heel lang achter elkaar stomme dingen doen en nog steeds niks hebben geleerd. Kinderlijke geesten in een grotemensenlijf, snap je?'
Wij knikten. Wij snapten het heel goed. Vooral dat verhaal dat het niks gaf als kinderen – wij dus – eens een keer iets doms deden, dat snapten we zó ontzettend goed dat we het nooit meer gingen vergeten. Zeker niet.
'Goed. Ik heb dus bepaalde regels bedacht, waar ik mij aan moet houden van mezelf. Dat is een kwestie van beschaving.'
Wij knikten weer. Wij kenden die regels wel. Eten met mes en vork. Altijd nette, schone kleren aan. Beleefd 'dank u wel' zeggen. Dat soort dingen.
'En één van die regels,' ging mama verder, 'is de volgende: ik mag nooit zomaar dingen opblazen.'
Wij keken elkaar aan. Deze regel kenden we nog niet. Hij was ons ook nooit opgevallen, want mama blies voortdurend van alles op.
'Ik mag alleen dingen opblazen, als de wereld daar een beetje beter van wordt. Of uit zelfverdediging. En nu zit ik te denken: ik heb wel flink aan zelfverdediging gedaan, de laatste tijd, maar de wereld is er niet echt beter op geworden, of wel?'
'Dat moet je niet zeggen, mam,' zei ik streng. 'Het ZMB bestaat niet meer, dankzij ons. En dat was een drugsbende. Dus.'
'Dat is lief van je, meiske, maar...' Ze zweeg eventjes. Daarna zei ze op zorgelijke toon: 'Zeg lieverds, zien jullie wat ik zie? Dat ding daar, dat ons bij Willems huis staat op te wachten... is dat een tank?'
'Ja,' riep Kwetter enthousiast, 'Dat is een tank! Wij gaat lekker zelfverdedigen! Joewieie! Boemmm!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 19 april 2013

De geheimzinnige wezentjes van Alpha Centauri IV

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


De auto van de Moeflon ontplofte. Zomaar vanzelf.
'Michael...' zei mama dreigend, maar Kwetter sprong meteen in de bres: 'Hij doede niks, hoor, dat hebt ik zelf gezien en het is echt waar.'
'Gaby?' vroeg mama.
Ze weet dat ik heel eerlijk ben en dat ik nooit, nooit lieg. Tenminste, niet als Michael iets verkeerd heeft gedaan; als ik zelf de fout in ben gegaan, of Kwetter of papa of zo, dan vind ik dat je het begrip 'Waarheid' wat ruimer mag zien. Er zijn zoveel soorten waarheid, denk ik dan. Iedereen heeft zijn eigen idee over de werkelijkheid, en jou eigen idee hoeft niet per se hetzelfde te zijn als dat van je moeder. Bovendien: herinneringen zijn onbetrouwbaar. Een mens kan zich vergissen, toch? Ik kan wel denken dat ik alle koekjes heb opgegeten, maar is dat ook zo? Is dat de enige mogelijke verklaring voor het feit dat de koekjestrommel leeg is? Natuurlijk niet! Er zijn zo ontzettend veel mogelijke verklaringen, van 'Michael heeft het gedaan' tot 'er wonen buitenaardse wezentjes op de planeet Alpha Centauri IV, en hun planeet zit helemaal zonder koekjes en zonder koekjes gaan die wezentjes dood, dus ze hebben met hun geheimzinnige materialisatiestraal alle koekjes uit onze koektrommel naar Alpha Centauri IV gestraald'. Hoe kun je uit al die verklaringen kiezen? Wie ben ik om te beslissen wat er waar is, en wat niet? Mág ik dat wel beslissen, alleen maar omdat ik denk dat ik mij herinner dat ik het gedaan heb? Misschien hebben die wezentjes van Alpha Centuari IV wel een geheimzinnige vergeetstraal ook, waarmee ze van onschuldige kinderen de herinneringen kunnen veranderen zodat niemand achter hun schurkenstreken komt. Zou zomaar kunnen. Die lui van Alpha Centauri IV zijn tot alles in staat hoor. Vertrouw ze niet.
Je ziet de Waarheid een heel ingewikkeld ding is, en ik denk daar veel over na. Behalve als ik Michael kan verraden. Dan wordt de Waarheid een heel eenvoudig ding, namelijk: dat Michael het gedaan heeft. En dat zeg ik dan dus ook, maar alleen als mama ernaar vraagt. Anders is het klikken, en daar houdt mama niet van. Als ik dat doe wordt ze boos op mij, in plaats van op Michael. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.
'Michael heeft het niet gedaan hoor,' moest ik toegeven. 'En ik ook niet,' voegde ik eraan toe, want dat wist ik toevallig héél zeker. 'En Kwetter en Jamal ook niet. Het ging helemaal vanzelf.' Ik draaide me om en keek naar de Moeflon z'n wagen. 'Het is trouwens niet de hele auto, die ontploft is,' zag ik. 'Alleen de motorkap.'
'De motor, zeg je?' Mama dacht heel even na en begon toen te lachen. 'Ik denk dat ik al weet wat er gebeurd is, jongens. Weten jullie nog dat we op weg gingen naar Jalsk? Met de auto van de Moeflon, omdat we dachten dat hij gewoon een eerlijke journalist was? En dat ik toen zijn auto heb gerepareerd, zodat-ie sneller kon rijden op minder benzine? Ik weet nog dat ik toen dacht: als ik alles op deze manier repareer, gaat-ie sneller met minder benzine; er is alleen een heel klein kansje dat de motor ontploft, als hij harder gaat dan 250 kilometer per uur. Maar ja, dat doet hij natuurlijk nooit. Dat mag niet eens. En waarom zou een gewone journalist harder willen rijden dan 250 kilometer per uur? En toen heb ik alles op die bepaalde manier gerepareerd. En...' ze keek op haar dashboard, 'we rijden nu precies 250 kilometer per uur. Grappig zeg.'
Ja, dat vonden wij ook best wel grappig.
Maar het lachen verging ons toen we, later die dag, aankwamen in het dorpje van Willem.


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

woensdag 17 april 2013

Waar het op uitdraait

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ik hoor je wel grijnzen,' zei mama verwijtend. 'Dat wil ik niet hebben, jongeman. Mensen die hartstikke dood vallen, dat is nooit leuk, zelfs niet als het mensen zijn die jou dood willen schieten. Het kan wel een hele goeie oplossing zijn – dat wel natuurlijk. En ook een opluchting, dat geef ik toe. Maar je mag het niet leuk vinden. Dan is het einde zoek. Of liever gezegd: dan is het einde niet zoek, want ik weet al precies waar dat op uitdraait. Het draait er namelijk op uit dat je voor je lol mensen van bruggen af gaat duwen. En dat is verkeerd. Begrepen?'
'Ja mama,' zei Michael. Aan zijn stem te horen speet het hem ontzettend. Hoewel ik moet toegeven dat het effect een beetje verknald werd door de dikke vette knipoog die hij mij ondertussen gaf.
Wij draaiden ons om, zodat we konden zien hoe de Moeflon in het gat zou tuimelen, wat wij dan zogenaamd heel erg zouden vinden en helemaal niet eigen-schuld-dikke-bult.
'Misschien remt hij nog op tijd,' zei Michael. 'Laten we hopen...' Hij zei er niet bij of hij hoopte dat het de Moeflon wel zou lukken of juist niet.
Helaas. Wat het ook was, dat Michael hoopte: het kwam niet uit. De Moeflon remde niet op tijd en hij viel ook niet in het gat.
In plaats daarvan gaf hij extra gas, en hij schoot met een waanzinnige vaart op het gat af. Hij was ofwel een ongelooflijk goeie chauffeur, ofwel zijn auto zal vol verborgen slimmigheidjes en truukjes, want hij deed iets wat eigenlijk helemaal niet kon: vlak voordat hij bij de rand was, wipte de neus van zijn auto een klein beetje omhoog. Door zijn enorme snelheid werd de auto gelanceerd alsof hij over een schans reed, ook al was er geen schans, en hij vloog in een keurige boog door de lucht en landde aan de andere kant van het gat.
'Nou jaaa!' zei Michael verontwaardigd. 'Zoiets werkt alleen in films. Niet in het echt, dat kan helemaal niet, dit vind ik niet eerlijk hoor.'
'Wat is er?' vroeg mama.
'De Moeflon is niet te pletter gevallen,' vertelde ik.
'Jammer,' zei mama. 'Eh, ik bedoel: gelukkig maar.'
'En het wordt nog veel jammerder,' zei ik. 'Eh ik bedoel nog gelukkiger maar. Niet alleen is hij niet in het gat gevallen, hij is er zelfs overheen gesprongen met zijn wagen.'
'Ja, dat kan dus niet,' zei mama. 'Dat kan alleen in hele belachelijke stuntfilms. Die Moeflon speelt vals.'
'Hij speelt niet alleen vals, hij grijnst ook vals,' merkte ik op. Want de Moeflon reed nu naast ons, zo dichtbij dat ik zijn gezicht duidelijk kon zien, en de uitdrukking op dat smoel kon ik alleen maar omschrijven als een valse grijns.
'Zal ik dan toch maar een dynamietje op zijn auto gooien?' vroeg Michael.
'Zeker niet,' zei mama. 'Wij maken geen mensen dood, zelfs niet om ons eigen leven te redden. Want weet je waar dat op uitdraait?'
Wisten we niet.
En we kwamen er ook niet achter, want voordat mama het ons kon vertellen, gebeurde er iets volkomen onverwachts.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 15 april 2013

Een ongelooflijke bocht

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het wijzertje dat daarstraks op nul stond, stond nu helemaal aan de andere kant. Blijkbaar gingen we zo hard als we konden.
Maar nu was er weer een ander wijzertje dat bijna op nul stond.
'De benzine?' gokte ik.
'De benzine,' knikte mama. 'Gepantserde wagens zijn nogal zwaar, natuurlijk, dus het kost een hoop benzine om ze vooruit te krijgen. En het kost nog meer om ze snel vooruit te krijgen. Hoe sneller, hoe meer, eigenlijk. Het lichte wagentje van de Moeflon heeft dat probleem niet. Dat is speciaal gemaakt voor snel. Dus wij staan zometeen stil, en dan kan hij rustig naar ons toe rijden.'
'Nou en?'zei Michael. 'Laat hem maar lekker zijn pistooltje op ons leeg schieten, wij zitten hier goed.'
'Ja, slimmerik, wij zitten hier uitstekend,' zei ik. 'Enneh... hoe lang wilde jij hier blijven zitten? Uitstekend en wel? Straks staat de Moeflon rustig voor onze neus, met zijn pistooltje klaar om te schieten. Staat-ie te wachten tot één van ons z'n neus naar buiten steekt. En dan...'
'We wachten gewoon tot hij in slaap valt. Hij kan niet eeuwig wakker blijven, en...'
'...en als hij doet alsof hij slaapt, dan zijn wij het bokje! Weet je wat? Jij gaat straks als eerste naar buiten. Met een beetje geluk mikt-ie op je hersens – dan raakt-ie lekker niks!'
'Jullie moet niet ruzie maken,' zei Kwetter streng. 'Wij hebt een probleempje – nou en? Wij hebt ook mama bij ons, en mama kunt alle probleempjes wegmaken. Toch, mama?'
'Nou, Kwetter,' fronste mama, 'ik weet niet hoe ik...'
'Jij maakt grapjes,' giechelde Kwetter. 'Natuurlijk weet jij wel! Jij lost altijd alle probleempjes op, en altijd op dezelfde manier. Gooit nou maar gewoon een boem op de weg, anders haalt de spion ons nog in en dan moet jij een boem op zijn hoofd gooien. En dat doet jij niet, want dat is niet netjes. Ja, ik kent jou langer dan vandaag!'
'Ach ja,' zei mama, 'natuurlijk. Michael, wil jij even in mijn tassen kijken? Daar vind je wel iets, denk ik.'
Nou, inderdaad. Je moest wel blind, doof en dom zijn om in die tassen geen bom te vinden. Ze puilden uit van de staven dynamiet, kneedbommen, flesjes met vloeibare springstof en nog allerlei andere ontplofbare dingen.
Michael draaide het raampje open terwijl ik een lontje aanstak, en even later zat er een grote krater in het wegdek.
'Jongens,' zei mama streng, 'dat moeten jullie voortaan aan mij overlaten. Ik wil niet dat jullie met bommen spelen, dat weet je nou toch zo onderhand wel.'
'Let jij nou maar op de weg,' zei ik streng, en Michael voegde toe: 'Wij weten nou onderhand heus wel hoe het moet, hoor. Wij zijn de kinderen van een internationale superster, weet je nog?'
Daarna keken we achter ons, om te zien hoe de Moeflon in onze mooie nieuwe krater lazerde.
Maar dat viel een beetje tegen.
De Moeflon was een uitstekende chauffeur, en maakte een bocht die je niet zou geloven als je hem niet zelf had gezien. Hij rukte zijn stuur nét op tijd naar links, en scheurde op twee wielen precies langs de rand van de krater.
'Hm,' zei ik, 'we hadden nog een stukje weg overgelaten, mam, en nou komt-ie weer achter ons aan. We zullen nog een keer moeten knallen.'
'Joewieieie!' riep Kwetter, en ook Jamal keek opgetogen toen hij zag hoe we dit keer twéé staven dynamiet uit de tas haalden.
Dit keer was de krater net zo groot als de weg breed was. Daar kon de Moeflon onmogelijk omheen, want er was geen 'omheen'. Er was alleen een diepe krater. Een hele diepe krater. Of eigenlijk was het niet echt een krater, want we reden toevallig net over een hoge brug. Dus in plaats van een krater was er gewoon een stuk weg, dat weg was. De grond was ongeveer dertig meter lager.
'Oepsie,' grijnsde Michael. 'Ik hoop maar dat-ie op tijd kan remmen, anders valt-ie hartstikke dood.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 12 april 2013

Je mag het wel hopen maar niet hardop zeggen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Pling,' klonk het om ons heen. 'Pling, pling!'
Pling is niet helemaal het goede woord, maar het geluid dat ik bedoel was het geluid van kogels die afketsen op een dikke stalen pantserlaag, en/of een dikke ruit van kogelvrij gepantserd glas.
'Lachen, dit!' merkte Michael op.
'Ja,' grijnsde Kwetter, 'de pistooltje van de Moeflon is zo slap, dat hij niet eens door een auto heen kan schieten.”
'Het is nog veel leuker dan je denkt, lieve Kwetter,' grijnsde mama. 'Het pistooltje is niet heel slap, maar deze auto is heel sterk. Het is natuurlijk ook de auto van een terroristische drugshandelaar. Zulke mensen hebben veel vijanden. Beschoten worden, dat hoort gewoon bij hun beroep. Staat waarschijnlijk in hun contract: “tot uw taken behoren het omverwerpen van de regering, het verkopen van drugs en het beschoten worden”. Ik stel me zo voor dat Miguel zei: “dat vind ik allemaal prima, maar dan wil ik wel een kogelvrije auto van de zaak.” Ja, onze veldmaarschalk keek niet op een paar centen, als het om zijn eigen veiligheid ging. En de grap is dat hij naar het ziekenhuis moet, met een voet die hij hoogstpersoonlijk in puin heeft geschoten, terwijl wij lekker veilig in zijn gepantserde wagen zitten.
'Weet je,' ging ze verder terwijl de auto moeiteloos door een kleine boom heen reed, 'ik had al zo'n idee dat dit geen gewone terreinwagen was. Ik bedoel: de huisjes hier zijn misschien niet zo stevig gebouwd, maar een halve wijk in stukken rijden zonder krasjes op de lak? Dat lukt je niet met een gewone auto.
En het mooiste van alles vind ik nog wel dat Miguel deze wagen waarschijnlijk gekocht heeft met geld, dat hij van meneer Dogger heeft geleend.'
'Zou Dogger het weten?' giechelde ik. 'Dat wij veilig voor hem zijn dankzij zijn eigen zaakjes?'
'Ik denk het wel,' zei Michael. 'Het zou me niks verbazen als hij naast de Moeflon in die auto zat, vloekend van nond-nonde-hier-en-gunter.'
Even waren dachten we allemaal in een gelukzalige stilte aan het kwabbige, grauwe hoofd van meneer Dogger, dat zo'n mooie ongezonde paarse kleur kon krijgen als hij zich echt kwaad maakte.
'Misschien stikt hij er wel in,' mijmerde ik.
'Foei Gaby,' zei mama. 'Hopen dat mensen dood gaan is he-le-maal niet netjes. Ik bedoel natuurlijk: je mag dat wel hopen, maar het is bepaald onfatsoenlijk om het hardop te zeggen. Dus dat soort dingen wil ik niet meer horen, begrepen?'
'Ja mama.'
Intussen hadden we de snelweg bereikt. Nu we niet meer door huizen heen hoefden te rijden, drukte mama het gaspedaal eens lekker diep in, en nu bleek dat de wagen van de veldmaarschalk niet alleen heel sterk was, maar ook heel erg snel.
Met een noodgang denderden we over het wegdek. Gelukkig was het niet druk op de weg, omdat het midden in de nacht was, anders hadden we ongetwijfeld vreselijke ongelukken veroorzaakt.
Jammer genoeg was dat ook in het voordeel van de Moeflon.
Onze terreinwagen was heel geschikt om door huizen en over brokstukken te rijden; de auto van de Moeflon had daar veel meer moeite mee gehad. Maar nu, nu we op een mooi glad recht stuk weg reden, begon hij behoorlijk op ons in te lopen.
Nou ja, dat was geen ramp natuurlijk: wij zaten lekker veilig in onze gepantserde wagen. Laat die Moeflon ons maar inhalen, dacht ik! Wat kan hij nou helemaal doen? Onze weg blokkeren, met dat sportwagentje van hem? Haha! Daar rijden we dwars doorheen!
Maar mama dacht er anders over.
'Lieverds,' zei ze met een zorgelijk gezicht, 'we hebben een probleem,' en ze wees op het dashboard.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 10 april 2013

Een puik plan

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Gedwee stapte Jamal uit de wagen. Mama klom op de bestuurdersstoel, vroeg om Michael's zakmes (waar, onder andere, een schroevendraaiertje op zit. Een stuk of drie schroevendraaiertjes, om precies te zijn – het is zo'n zakmes) en begon aan het stuur te prutsen.
En te prutsen.
En te prutsen.
'Eh, mam,' vroeg ik voorzichtig, 'ben je alleen maar aan het repareren? Of maak je tegelijkertijd een paar, eh... verbeteringen?'
'Wat denk je?' vroeg mama terwijl ze geconcentreerd verder werkte. 'Dat ik helemaal krankzinnig ben? Ik weet heus wel dat we geen tijd hebben voor dat soort dingen – hoewel een klein kind nog kan zien dat dit mechaniekje veel beter kan. Als ik bijvoorbeeld... nou eens... dit schroefje...'
'Ma-ham!' riep Michael ongeduldig.
'Jaja, je hebt gelijk, ik zal er niet aan beginnen.' Ze zette vlot het stuur op zijn plek en tien seconden later konden we vertrekken.
Dat was helaas nét een paar seconden teveel.
In de verte kwam een auto aangereden. De auto van de Moeflon.
Kwetter en ik sleurden Jamal naar binnen en mama gaf gas.
Jamal leunde met een grote grijns tussen de stoelen door naar voren om het stuur vast te grijpen, net zoals mama bij hem had gedaan. Kwetter en ik wisten hem nog net op tijd tegen te houden.
Daardoor kon mama ongehinderd proberen om geen enkel huisje omver te rijden.
Soms waren de straatjes domweg te smal, en dan kon het even niet anders. Ze draaide het raampje naar beneden, en elke keer als ze iemands huisje in puin reed riep ze heel hard 'Sorry!' Dat dan weer wel.
'Waar is eigenlijk het plan, mam?' vroeg Michael.
'Goeie vraag,' zei mama. 'Om te beginnen wilde ik maar eens op weg naar de snelweg. Die is tenminste breed genoeg voor deze wagen, dus dan hoef ik niet de hele tijd huizen te vergruizen. Eigenlijk is huizen kapot beuken heel onbeleefd, namelijk. Wisten jullie dat?'
'Ik wist het niet zeker,' zei ik, 'maar ik dacht wel al zoiets.'
Michael mompelde iets onverstaanbaars. Het klonk verdacht veel als 'ja, er zal ook eens iets leuks zijn wat beleefd is'.
Jamal keek regelrecht teleurgesteld. Niet dat hij kon verstaan wat mama zei, maar ik vermeld het toch even. Want hij keek naar de huizen die we volledig intact achter ons lieten; het was duidelijk dat zijn teleurstelling veroorzaakt werd door een jammerlijk gebrek aan botsingen en brokstukken.
'Via de snelweg,' ging mama verder, 'wilde ik gewoon teruggaan naar Willem. Want dat is de enige plek in Zuid-Mallotië waar we met z'n allen zijn geweest, dus ik denk dat Eduard daar vroeg of laat heen zal komen om ons te zoeken.'
'Goed plan,' zei ik. 'Ik vroeg me al af hoe papa ons ooit weer terug moest vinden.'
'Da's inderdaad een puik plan voor het terugvinden van papa,' zei Michael. 'Maar wat ik eigenlijk bedoelde', is...'
Achter ons klonk een knal.
De knal van een pistool.
'...wat doen we met Dogger en de Moeflon?'
'Oh, bedoelde je dát,' zei mama. 'Daar heb ik nog geen idee voor, eerlijk gezegd.'
'Pang,' klonk het achter ons. 'Pang, pang!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 8 april 2013

De roestvrij-stalen neushoorn

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Sommige kinderen van tien zijn dol op auto's. Ze kennen alle merken uit hun hoofd en weten precies hoe een motor eruit ziet en waar elk dingetje voor dient.
Zo'n kind ben ik niet.
Ik kan nog geen voorwiel van een achterwiel onderscheiden.
Ja, het voorwiel zit vooraan en het achterwiel achteraan, zover kom ik ook nog wel, maar als je ze van de auto afhaalt zie ik geen verschil meer.
Misschien is er dan ook geen verschil meer. Dat zou kunnen. Maar dat weet ik dus niet.
Toch zijn er dingen die zelfs ik je kan vertellen over auto's.
Een van die dingen is dat je het stuur niet los moet rukken tijdens het rijden.
Daar komen namelijk ongelukken van.
En ja hoor, we botsten al meteen tegen een huis aan. Op zich was dat niks nieuws, want we deden al een kwartier lang niks anders; ook dit hutje, gemaakt van oude pallets en sloophout, ging finaal aan splinters onder de voorwielen van onze terreinwagen.
Wij zaten niet in een auto, we zaten in een roestvrij-stalen neushoorn.
Een op hol geslagen neushoorn, om precies te zijn, want zonder stuur doet zo'n wagen lekker wat-ie zelf wil. In een kaarsrechte lijn doorrijden, dwars door alles en iedereen heen.
Of, als je toevallig net aan een bocht bezig was: in een grote kring rondjes rijden, dwars door alles en iedereen heen.
Wij gingen dus in rondjes.
Het eerste rondje was het ergst. Want tijdens het eerste rondje knalden we tegen allerlei huizen en hokken en weet ik veel wat.
Het tweede rondje was al beter; toen botsten we alleen nog maar tegen de brokstukken van de huizen die we de eerste keer hadden gesloopt.
Tijdens het derde rondje reden we alleen nog maar de restjes van de brokstukken tot gruis.
Na een rondje of vijf reden we over een cirkelvormige weg, precies even breed als onze auto, keurig netjes geplaveid met aangeplempte stukjes huis.
Na het zesde rondje stopten we.
'Hehe,' zei ik, 'eindelijk! Ik begon al te denken dat de benzine nooit op zou raken.'
'De benzine ís ook niet op,' zei Michael. 'Kijk maar naar het wijzertje.'
Hij wees op het dashboard. Daar zaten vier of vijf verschillende wijzertjes, allemaal druk bezig met wijzen.
Één wijzertje wees naar het getal nul. Dat was dus waarschijnlijk het wijzertje voor hoe hard we gingen, want we gingen nul hard. De andere wijzertjes wezen ongeveer naar het midden van hun wijzerplaatjes, en dat is meestal niet nul, dus waarschijnlijk hadden we meer dan nul benzine. Waarom waren we dan gestopt?
Verveeld en sjaggerijnig keek Jamal voor zich uit.
Aha.
Kennelijk vond hij het saai om steeds hetzelfde rondje te rijden.
Mama stapte uit, deed Jamal's deur open en trok hem aan zijn oor van de bestuurdersstoel.
Niet heel hard, hoor. Kinderen pijn doen, daar houdt ze niet van. Daar is ze heel erg tegen. Als ze ziet dat iemand kindren pijn doet dan wordt ze zó boos, dat ze dingen op gaat blazen.
Nee, ze trok hem zachtjes aan zijn oor omdat het geen zin had om te zeggen: ga eens opzij, want ik wil het stuur repareren.
Dat verstond hij toch niet. En mama wilde wél het stuur repareren, want de schurken konden ieder moment achter ons opduiken.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 5 april 2013

Het feest van vernietiging

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We ramden een piepklein huisje – of nou ja, eigenlijk was het geen huisje. Het was een openbare plee. Een openbare wc die niet goed werkte, om precies te zijn. Vooral niet wat doortrekken betreft. Ergens in het binnenste van het hokje lag een enorme voorraad van, nou ja, je-weet-wel. Je-weet-wel die al dagen geleden doorgetrokken had moeten zijn. In een stinkende bruin-met-gele fontein kwam de viezigheid naar buiten, toen wij eenmaal de leidingen kapot hadden geramd.
Wijzelf hadden daar helemaal geen last van, want wij waren alweer een heel eind verderop. In de worsteling had Jamal zó hard op het gaspedaal getrapt dat we door de straten vlógen.
En als ik zeg: door de straten, dan bedoel ik eigenlijk: door de huizen. Dwars door keukentjes, eetkamers, voorraadkasten en achtertuinen. Potten, pannen en beddengoed vlogen ons om de oren. Waslijnen knapten af, konijnenhokken versplinterden – heel even zat er een stomverbaasd konijn op de motorkap, met zijn neus tegen de voorruit en een onderbroek op zijn hoofd.
Waarom ik? zag je het beest denken. Waarom een onderbroek? Waarom... maar toen werd het door een plotselinge bocht van de motorkap geslingerd.
We schoten een steegje in van het soort waar Michael over verteld had. Een steegje dat veel te krap was voor de grote, brede terreinwagen waar wij in zaten. Dat was geen probleem voor ons.
Dat was een probleem voor het steegje.
De muren aan weerszijden kreukelden in elkaar als bordkarton. Ze wáren trouwens ook van bordkarton, zag je als je goed keek.
Ja, zo arm waren de mensen hier – hun muren waren van bordkarton!
En dat was maar goed ook.
Want daardoor konden de drugshandelaren, die het steegje bevolkten, gemakkelijk een veilig heenkomen zoeken toen wij op hen af kwamen gedenderd. Ze sprongen gewoon opzij, nauwelijks gehinderd door de kartonnen wanden van de steeg.
Die nu een soort boulevard was.
'Laat me los,' riep Michael tegen Kwetter. 'Straks vallen er nog dooien,' en het was inderdaad een godswonder dat onze wagen nog niet één van de arme Jalskenaren onder zijn machtige wielen verpletterd had.
'Nou ja,' ging Michael verder toen de rust weer een beetje was weergekeerd – de rust in de auto bedoel ik dan hè, daarbuiten ging het feest van vernietiging gewoon door – 'ik ging dus op zoek naar een deur, en de eerste deur die ik vond was een garagedeur. Die was gewoon open. Binnen stonden zeven auto's. De ene nog duurder en patseriger dan de andere. In de grootste wagen, dezelfde gepantserde patser-bak waar we nu in rijden, zat Jamal. “Maikool!” riep hij enthousiast, en hij vertelde me wat er allemaal aan de hand was. In het Mallotisch, dus daar had ik verder niks aan, maar dat geeft niet want daden spreken duidelijker dan woorden. En de daden zijn duidelijk: wij hebben jullie gered!'
'Inderdaad,' zei ik. 'En nu? Wat is het plan?'
'Dat moet je aan Jamal vragen,' zei Michael. 'Veel succes. Hij spreekt alleen Mallotisch. En hij is de baas, want hij heeft het stuur.'
'Nee hoor,' zei mama triomfantelijk. 'Ik heb het stuur.' Ze hield het ding omhoog alsof het een voetbal-cup was. 'Het zit weliswaar niet meer vast aan de wagen,' voegde ze er peinzend aan toe, 'maar goed: ik heb het stuur.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 3 april 2013

De akelige steegjes van Jalsk

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


'Gewoon, uit de garage gepakt,' zei Michael. 'Het hoofdkwartier heeft een garage namelijk. Hád een garage. Ik was ervandoor geslopen, weet je wel, toen de Veldmaarschalk jou had vastgegrepen. Ik had geen idee waar ik heen moest, natuurlijk, want ik ken hier de weg niet, maar ik dacht: hoe verder ik van het ZMB vandaan ben, hoe beter het is. Dus ik begon gewoon te rennen. Steegje in, steegje uit. Binnen dertig seconden al hopeloos verdwaald natuurlijk, maar ik dacht: okee, als ik al niet meer weet waar ik ben, dan weten zij het al helemaal niet! Maar zo werkt het natuurlijk niet, met verdwalen.
Ten eerste waren al die steegjes best wel griezelig. Zo donker als ik weet niet wat, en er slopen ratten rond zo lang als mijn onderarm. En ook nog andere beesten: verwilderde katten, en honden die leefden van vuilnis – wat je ook kon zien, aan hun schurftplekken, hun kapotte oren, hun afgebroken tanden en de verschrikkelijke valse blik in hun gele ogen – en beesten die ik niet kende maar die eruit zagen alsof ze graag kinderen beten.
Af en toe kwam ik er ook mensen tegen, en die waren nog veel enger: drugshandelaren met messen en pistolen. En drugsgebruikers ook, natuurlijk. Sommigen liepen liepen rond als zombies, alsof hun geest was doodgemaakt. Anderen begonnen zomaar te krijsen en met hun armen te zwaaien en schuimbekkend achter me aan te hollen. Alsof hun geest niet dood was, maar wel gebroken zodat ze dingen zagen die er niet waren. Akelige dingen, die het op hen hadden gemunt. Kennelijk dachten ze dat ik ook zo'n akelig ding was, maar dan een kleintje – eentje waarvan ze het wel konden winnen. Dara ging ik niet op wachten natuurlijk.
Al met al was ik blij toen ik weer terugkwam bij het hoofdkwartier van het ZMB.
Want dat is het andere probleem met verdwalen: als je niet weet waar je bent, weet je ook niet waar je heen gaat. En dan loop je soms je vijanden recht in de armen.
Dat viel mee, gelukkig: ik kwam uit aan de andere kant van het hoofdkwartier, waar geen mens te zien was. Er was alleen de grote, blinde muur.
Ik herkende hem onmiddellijk, want we hebben al een week tegen die muur aan zitten kijken, maar dan vanaf de binnenkant. Bovendien was het de enige muur waarachter voortdurend dingen ontploften, dus het was duidelijk dat mama er aan de gang was.
Ik besloot om naar binnen te gaan.
Binnen waren misschien meneer Dogger en zijn trawanten, maar buiten was het ook geen pretje. En mama was ook binnen, dat was duidelijk te horen. Misschien kon ik haar wel helpen. Of jou of Kwetter.'
'Wou jij mij redden?' vroeg Kwetter blij. 'Jij is lief!' Ze worstelde zich tussen de autostoelen door naar voren, om mijn broer eens flink te knuffelen.
Dat had ze beter niet kunnen doen, want er hing al iemand schuin tussen de stoelen in: mijn moeder, die nog steeds met Jamal om het stuur aan het vechten was.
Het werd een heel gedrang daar tussen die stoelen, en dat betekende onder andere dat het stuur nu nog wilder heen en weer werd gerukt. De gevolgen kun je waarschijnlijk wel raden.


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

maandag 1 april 2013

Huisjes, berekend op aardbevingen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Zo gaat het de hele tijd,' zei Michael. 'Gelukkig is dit een hele stevige auto. En de gebouwen hier in de buurt zijn heel erg gammel. Huizen van golfplaat, daar rijd je dwars door heen als het moet. En het moet heel vaak.'
Precies op dat moment nam Jamal een iets te krappe bocht. Onder luid gekraak brak onze grote sterke bumper de hoek van een huisje in stukken. Wij reden ongedeerd verder, maar een huisje zonder hoek – dat blijft niet staan. In onze achteruitkijkspiegels zagen we hoe het huisje langzaam maar zeker scheef overhelde en instortte.
'Zouden er geen mensen in dat huisje zitten?' vroeg ik me bezorgd af.
'Nee, natuurlijk zitten daar geen mensen in,' antwoordde Michael. 'Ze liggen erin. Ze slapen, het is midden in de nacht.'
'Maar... Dan krijgen ze het dak op hun hoofd!'
'Ach,' zei Michael, 'dat dak, dat weegt zo goed als niks. Geen probleem. Golfplaten huisjes hebben niet alleen maar nadelen, hoor. Je moet rekenen: er zijn hier vaak aardbevingen en zo, dus die huisjes zijn min of meer gemaakt om in te storten zonder de inwoners te verwonden.'
'Hoe weet jij dat allemaal?' vroeg Kwetter.
'Ik weet het helemaal niet,' zei Michael. 'Maar ik hoop het wel heel erg.'
'Juist,' zei mama vastberaden. 'Ik ben hier de enige met een rijbewijs, dus...' Ze leunde tussen de twee voorstoelen door en nam het stuur van Jamal over.
Tenminste, dat was haar bedoeling.
Maar Jamal dacht er heel anders over. Jamal vond sturen leuk; hij had dat altijd al eens willen doen en nu hij eindelijk de kans kreeg, liet hij zich niet tegenhouden. Zelfs niet door een internationale terroristische superster.
Nu hoef ik waarschijnlijk niet uit te leggen wat er met een auto gebeurt wanneer er twee mensen vechten om het stuur.
We scheurden door de wijk als een bal in een flipperkast, stuiterend van het ene obstakel naar het andere. Als de beste chauffeur ter wereld het stuur had genomen, en geprobeerd had zoveel mogelijk schade aan te richten, had hij niet méér huisjes kunnen raken dan mama en Jamal. En ieder huisje dat we raakten, donderde krakend of kletterend omver. We lieten een breed en volkomen onvoorspelbaar spoor van vernietiging achter ons, op weg naar...
Eh...
'Waar gaan we eigenlijk heen?' vroeg ik.
'Geen idee,' zei Michael. 'Volgens mij gaan we niet echt ergens heen. We gaan ergens vandaan. Van het hoofdkwartier van het ZMB, namelijk. Jamal helpt ons ontsnappen, begrijp je wel?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Ik weet het niet, hoor, maar als je ontsnapt probeer je toch meestal om geen sporen achter te laten? Ik bedoel: als Dogger en de Moeflon ons willen vinden, hoeven ze alleen maar de omgevallen huisjes te volgen.'
Op dat moment reden we een soort waterpomp aan gruzelementen. Een fraaie fontein klaterde achter ons op het wegdek.
'Volgens mij is wij geeneens aan het ontsnappen,' zei Kwetter zuur. 'Volgens mij vindt Jamal het gewoon leuk om in de auto te rijden.'
Dat laatste was in ieder geval waar. Joelend van de pret ramde Jamal een bushokje in puin.
'Hoe komen jullie eigenlijk aan deze wagen?' vroeg ik.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE