Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 27 juni 2014

Een verschrikkelijk arrogante boom

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Zoezoe's ogen begonnen dromerig te glanzen. 'Jaaah,' zuchtte hij. 'Opblazen. Dát zouden we allemaal wel willen.'
Zijn kameraad, die naar ons had staan luisteren, werd meteen enthousiast. 'Weet je wat ik op zou willen blazen? Die boom daar! Grootste rotboom van dit hele rotbos. Erger ik me dood aan, al wekenlang. Staat daar maar een beetje arrogant om zich heen te wuiven, met zo'n houding van “Ik ben lekker de grootste, lalala, wie doet me wat?” Lijkt me heerlijk om te kunnen zeggen: oh ja, mislukte brandnetel? En wat vind je hier dan van? Bam! Luciferhoutjes! Hahaha!'
Ik keek eens naar de boom waar hij op wees. Het was inderdaad een gigantisch groot groeisel, een trotse woudreus die als een koning boven het gewone volk uittorende. Hij spreidde zijn takken wijd uit, alsof hij het hele bos wilde omarmen en beschermen. Echt als een goede koning, zo'n oude wijze sprookjeskoning.
Maar ik kon me ook wel voorstellen dat je je daar na verloop van tijd kapot aan ging ergeren. Ik bedoel... het ding stond daar maar te staan. Dééd niks koninklijks. Dat gaf je toch een vaag gevoel van teleurstelling. Ik probeerde me voor te stellen hoe het was als je dag in dag uit zo'n boom vol belofte zag staan niksen.
'Okee,' zei ik. 'Die boom gaat eraan. Geen discussie. Geen probleem. Maar daarna gaan we naar de dichtstbijzijnde stad, en dan doen we gebouwen. Gebouwen opblazen is fan-tas-tisch! Glas dat in de rondte spat, vlammen die als reusachtige vuisten uit ramen en deuren naar buiten stompen... Overal gegil en paniek. De eerste klap, van de bom zelf zeg maar, die is natuurlijk het mooist, maar dan krijg je daarna het doffe dreunen van neerstortend metselwerk en dat is ook lekker, hoor... '
Zoezoe en zijn vriend staarden dromerig voor zich uit.
Ik zou zweren dat ze ieder moment konden gaan kwijlen, als een hond die verse biefstuk ruikt.
Daarna zuchtte Zoezoe nog eens, die en droevig.
'Ja, gebouwen opblazen in de grote stad! Daar kun je alleen maar van dromen. Ik bedoel, we mogen hier niet weg van de generaal, en de grote jongens houden ons goed in de gaten. Wij zitten net zo gevangen als jij, slaaf!'
Ik glimlachte. 'Jullie vergeten één ding,' zei ik. 'Een jongen die bommen heeft, zit nooit gevangen. Of in elk geval niet lang.'
Zoezoe's kameraad keek mij vuil aan.
'Jij vergeet ook één ding,' zei hij nijdig. 'Wij zijn niet zulke jongens. Wij hébben geen bommen. En jullie ook niet. Ik heb gezien hoe jullie hier kwamen, achterop de vrachtwagen. Met niks anders bij je dan de stinkende vodden die jullie aan hadden.'
'Jij heeft gelijk,' zei Kwetter, die bij ons was komen staan toen ze merkte dat ze al een minuut lang niet werd doodgeschoten. 'Wij heeft geen boemen. Maar jij heeft ook een beetje ongelijk. Want wij heeft iets beters.'
'Wat dan?'
Kwetter tikte op haar hoofd. 'Wij weet hoe je boemen moet máken. Als wij tien boemen bij ons hebde, dan kunde wij tien dingen opblazen. Maar als wij weet hoe wij ze zelf moet maken, kunt wij zoveel boemen als wij maar wilt!'
Zoezoe en zijn vriend keken elkaar aan. Ze glimlachten zoals alleen echte maniakken kunnen glimlachen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten