Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 31 mei 2013

Jamal trekt zijn kleren uit

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Mama,' zei ik, 'dit lijkt me een uitstekend moment om eens een van die ándere oplossingen te proberen.'
'Ik snap wat je bedoelt,' zei mama en ze keek naar de zee van vuur, die ons omringde. Er was trouwens ook weinig anders om naar te kijken, want de boel rookte nogal en wat er achter de cirkel van vlammen lag kon je nauwelijks meer zien. 'Helaas heb je ongelijk,' legde ze uit. 'Dit is niet het goede moment voor een ander plan. Het goede moment voor een ander plan was een kwartier geleden. Toen er nog niet zoveel vuur om ons heen was, zeg maar.'
'Oh. Wat kunnen we nu nog doen?'
'Twee dingen. Stikken van de rook, of heel erg lang onze adem inhouden en dan levend verbranden.'
'Ik weet nog een driede ding,' zei Kwetter zelfvoldaan. 'We kunt er nog een boem op gooien.'
'Ja? En dan?
'Dan komt er een boem!' riep Kwetter enthousiast. 'Boemen is leuk! Joewie!'
Jamal had ook een idee. Hij vertelde het ons niet – want dat kon hij niet – maar hij dééd het gewoon. Hij trok al zijn kleren uit, behalve zijn onderbroek, haalde heel erg diep adem, en sprong in zee.
'Wat is hij van plan?' vroeg Kwetter.
'Ik denk dat hij onder het vuur door wilde zwemmen,' zei mama.
'Denk ik ook,' zei Michael. 'Maar ja...'
Jamal stond een beetje dommig naar zijn benen te kijken. Het water kwam niet hoger dan zijn knie.
Het was eb, kennelijk.
'Dat had ik dus al gezien,' zei mama.
'En als wij nou eens een soort gangetje graaft?' vroeg Kwetter. 'Waar wij doorheen kunt kruipen?'
Mama schudden haar hoofd. 'Volkomen onmoge-'
Maar Kwetter was het al aan het proberen. Met haar handjes schraapte ze zand weg van onder de brandende olie. Jamal zag wat ze van plan was en begon enthousiast mee te helpen. Ze groeven als een bezetene, alsof hun leven ervan afhing. Wat niet zo raar was, want hun leven hing er vanaf.
Iedereen die wel eens aan het strand heeft geprobeerd een zandkasteel tegen de opkomende vloed te beschermen weet, dat je het van de getijden niet kunt winnen.
Kwetter en Jamal hadden duidelijk nog niet genoeg aan het strand gespeeld in hun leven. In minder dan geen tijd stond Kwetter tot aan haar heupen in het water, toen tot aan haar middel...
en toen hoefde het niet meer.
'Horen jullie dat?' vroeg mama. ''Dat lijkt wel een brommer!'
'Dat is geen brommer,' zei ik, 'dat is een Jetski!'
Precies op dat moment kwam er een Jetski aangescheurd. Dwars door de ring van vuur.
En op de Jetski zat...


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 29 mei 2013

Een walvis uit de hel

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


De grote plas brandende olie was verdeeld in honderdduizend druppeltjes brandende olie; druppeltjes die weigerden uit te gaan en die overal om ons heen vrolijk brandend op het water dobberden. Alsof er iemand honderdduizend drijvende kaarsjes had aangestoken en ze voorzichtig in zee had gelegd. Het zou een betoverend mooi tafereel zijn als je niet wist dat al die vlammetjes een stuk heter waren dan kaarsjes, en dat ze ronddobberden in de buurt van onze benzinetank.
Tenminste, sommige. De meeste vlammetjes dreven onschuldig en onschadelijk op het water. En natuurlijk – dat zul je altijd zien – waren er ook een paar die terecht waren gekomen in plassen nog-niet-brandende-olie.
Die nu dus veranderden in plassen helaas-wel-brandende olie.
'Mooi werk, mam,' zei Michael sarcastisch.
'Dit was niet de bedoeling,' gaf mama toe. 'Ik heb iets te weinig springstof gebruikt, vrees ik.'
'Geeft niks, hoor,' troostte ik. 'Je krijgt nog kansen genoeg om het goed te doen. Kijk eens naar rechts?'
Daar kwam weer een drijvende brand langzaam onze kant op.
'Raampjes dicht, jongens!' beval mama.
Nu even niet mam, zei ik, want mijn raampje zat het dichtst bij de dop van de benzine tank en ik was druk bezig met het op afstand houden van de drijvende vlammetjes. Met allebei mijn handen maakte ik golfjes, maar dat hielp helaas geen bal. Het enige wat er gebeurde was dat de vlammetjes gezellig omhoog en omlaag bewogen. Daarna probeerde ik het met spetteren, en met een hele hoop moeite lukte het mij om een paar vlammetjes uit te krijgen. De rest probeerde ik bij de auto vandaan te houden door heel hard te blazen, maar mama riep: 'Hoofd naar binnen! NU!' en dat deed ik dus.
Net op tijd.
BOEM! Dit keer konden we wat beter zien wat er gebeurde.
Een enorme fontein van water en vuur spoot twintig meter de lucht in. Alsof er een reuzenwalvis uit de hel was gekomen om hier even uit te ademen, alvorens onder te duiken en verder te zwemmen door meren van eeuwig vuur. Op jacht naar verloren zielen.
Klaterend kwam de fontein weer naar beneden.
Goed. Nu hadden we dus tweehonderdduizend vlammetjes om ons heen.
'Of misschien gebruik ik juist tevéél springstof,' mijmerde mama.
'Goh,'zei Michael. 'Ik wist niet eens dat dat kon, teveel springstof.'
'Blijven oefenen, mam,' riep ik. 'Kijk maar eens naar links,' want daar kwam weer zo'n plas aangedobberd.
Boem. Fontein van tien meter.
Driehonderdduizend vlammetjes op het water.
'Nou jaaaa,' deed mama verontwaardigd.
Boem. Vierhonderdduizend vlammetjes.
Dat is veel, hoor. De brandende druppels olie hadden bijna geen ruimte meer om lekker voor zichzelf uit te dobberen. Ze kwamen om de haverklap tegen andere druppels aan en smolten ermee samen. Zo ontstonden er opnieuw grote plassen, en ook die groeiden aan elkaar vast.
Net zolang tot we midden in een ring van vuur lagen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 27 mei 2013

De helende kracht van dynamiet

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Kwetter heeft gelijk: problemen opblazen is problemen oplossen. Dat is de helende kracht van dynamiet.'
'Wat is helende kracht?' vroeg Kwetter nieuwsgierig.
'Dat betekent: genezende werking. Dat je er beter van wordt,' legde ik uit.
'Kunt jij zieke mensen beter maken met dynamiet?' vroeg Kwetter vol ontzag.
'Nee, dat niet precies,' moest mama toegeven. 'Maar in uiterste nood kan ik er wél voor zorgen dat ze niet langer ziek zijn. Het hangt er maar helemaal vanaf hoe erg de ziekte is. Als iemand zo verschrikkelijk ziek is dat-ie zegt: “was ik maar dood”, dan zeg ik: dat kan ik regelen. Met dynamiet. Maar verder, eh, nee, goed voor je gezondheid is het niet. Ik bedoelde meer zoiets als: dat de hele wereld er beter van wordt, van dynamiet. Als je het verstandig gebruikt. Zoals ik.'
'Maakt jij de hele wereld beter?' vroeg Kwetter. Haar ogen stonden wagenwijd open, alsof ze probeerde de hele geweldigheid van mama in één keer te kunnen zien. 'Ik weette geeneens dat hij ziek was!'
'Hij is ook niet echt ziek, meidje, dat is maar bij wijze van spreken. Het is zo dat... je zou eigenlijk kunnen zeggen... het zit... Kijk, ik heb nu even niet de tijd om dat uit te leggen.'
'Vraag maar een keer aan papa,' zei ik tegen Kwetter. 'Papa kan dat heel goed uitleggen.'
'Ja, dat kan hij heel goed,' zei mama terwijl ze in haar tas rommelde. 'Er klopt geen bal van, hoor, van wat hij allemaal zegt, dat is dan weer het nadeel,maar... Aha! Hebbes!' Triomfantelijk haalde ze een klontje grijs, kleverig spul uit haar tas. Het zag eruit als klei, en dan bedoel ik geen echte klei, maar die kleurige troep waar kleuters mee kleien. 'Deuren en ramen dicht, jongens. Zo meteen gaat het brandende olie regenen!'
Haastig sloten we alles af. Alleen mama liet haar raam op een kiertje staan. Daarna kneep ze een klein stukje van de grote grijze klont af en mikte het mini-bommetje in de dichtstbijzijnde plas brandende olie.
Helaas konden wij niet precies zien wat er gebeurde, want er zat nog roet op alle raampjes.
Maar niet voor lang. Er klonk buiten een flinke dreun en meteen daarna spoelde er een golf van water en vuur over de wagen.
Mama's raampje stond nog een klein beetje open, dus zij kreeg een flinke plens in haar gezicht. Voornamelijk water, gelukkig, maar er zaten ook een paar druppels brandende olie bij, zodat mama's haar in de fik vloog.
'Grut!' riep ze terwijl ze met haar handen het vuur uit haar kapsel probeerde te vegen. 'Grut, grut, grut met peren! Grrrrrutverdumme!'
'Je haar zit een beetje rommelig, mam,' giechelde ik. 'Ga je dat probleem ook oplossen door het op te blazen? Lijkt mij geen goed idee, hoor!'
'Inderdaad,' zei Michael. 'En ik weet nog iets anders wat een slecht idee was. Kijk eens naar buiten?'
De brandende vloedgolf had onze raampjes min of meer schoongespoeld, en daardoor waren de gevolgen van mama's laatste ontploffing goed te zien.
Duidelijk gevalletje van oeps.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 24 mei 2013

Wat de reclamefolders je niet laten zien

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Gelukkig stonden we niet in een brandend riviertje.
We stonden in zee, ongeveer tien meter van het strand vandaan. Het was het soort zandstrand dat je in reclamefolders ziet – helder blauwe zee, blinkend wit wit zand en wuivende palmbomen en zo. Het enige verschil was dat dit zand niet helemaal wit was, want er lag her en der olie op, en dat de wuivende palmbomen in de fik stonden.
Dat zie je in reclamefolders niet vaak. Als je brandende palmbomen ziet denk je niet meteen: wauw, dáár wil ik heen. Terwijl het toch best een mooi gezicht is.
Van een veilige afstand.
Het witte strand stond trouwens óók in de fik. Vooral de stukjes die niet wit waren omdat er olie op lag. Maar ook sommige stukjes die wél wit waren: daar was kennelijk wat olie onder het zand gelopen, diep genoeg weggezakt om het niet te zien maar dicht genoeg aan de oppervlakte om in de fik te vliegen.
Mooi hoor. Van een veilige afstand. Maar ook een beetje raar.
Nog vreemder was het dat ook de zee in brand stond. Er dreven plassen olie op het water, en die fikten als een tierelier. Heel, heel raar: vuurtjes die dobberden op het water, die daalden en stegen met de golven, vlammen die werden weerspiegeld in het water eronder zodat het leek of ze twee kanten op brandden, wolken van gitzwarte rook en witte stoom die door elkaar heen kringelden terwijl de vuurtjes door een zacht briesje her en der heen geblazen werden...
Misschien was dat allemaal ook wel mooi, van een veilige afstand. Ik zou het niet weten. Want wij zaten niet op een veilige afstand dus we dachten niet aan mooi. We dachten alleen maar : help help, die brand komt onze kant op gedreven, oh nee, gelukkig, de wind blaast hem naar links, maar wat komt daar van rechts? Help help, nog een brand!
Enzovoort. Heel vermoeiend.
'Mama,' zei ik, 'had ik je al eens verteld dat jij de slimste mama van de hele wereld bent?'
'Nee,' zei mama, 'dat had je niet. Maar dat geeft niks, want ik wist het al.'
'Goed. Bedenk dan maar eens een slimme oplossing voor die massa vlammen daar, die hard op weg is naar hier.'
'Puh,' zei Michael, 'ik weet allang wat de oplossing is.'
'Oh ja?' vroeg mama geïnteresseerd.
'Tuurlijk. We blazen de boel gewoon op.'
'Michael,' zei ik streng, 'je kletst uit je nek. Er is hier niks om op te blazen. Alleen water en vuur.'
'Nou,' zei Kwetter, 'dan blaast wij toch gewoon de water en vuur op? Michael kletst geen onzin hoor, daar bent hij veel te slim voor. Net als mama, toch? Mama? Wij blaast toch gewoon de boel op? Jij is de Donderkat – er is geen probleem waar jij niet uit kunt boemen!'
'Lieve schatten,' zei mama, 'wat kennen jullie mij toch goed. Ja, ik ben heel slim en ik heb al drie of vier oplossingen bedacht. Geen probleem. Maar de oplossing die we als eerste gaan proberen is natuurlijk: opblazen.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 22 mei 2013

Droevige, ongelukkige pech-riviertjes

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


'Geen idee,' zei mama. 'De ruitenwisser doet het niet meer, dus ik kan het roet niet van de ramen krijgen.'
'Dan doen we toch even een raampje open,' zei Michael.
'Dat is een heel goed idee,' zei mama. 'Als je er tenminste vanuit gaat dat we al door het vuur heen zijn. Als we er nog middenin zitten, dan is het zo ongeveer het stomste wat je kunt doen.'
'Waarom rijdt wij niet gewoon wat harder?' vroeg Kwetter. 'Wij gaat nog langzamer dan daarnet!'
'Lantarenpalen,' antwoordde mama.
'Lantarenpalen? Wat voor lantarenpalen? Er is hier helemaal geen lantarenpalen!'
'Weet je dat helemaal zeker?'
Eh... nee, dat wist Kwetter natuurlijk niet helemáál zeker. Want ze kon niet zien wat er buiten was.
'Precies. Dus voor de zekerheid rijd ik heel rustig. Dan bots je niet zo hard. Nog vragen?'
'Ja,' zei ik. 'Waarom zijn mijn voeten zo nat?'
Michael begon iets te zeggen, en dat iets was ongetwijfeld een flauwe opmerking over zweetvoeten. Ik ken hem langer dan vandaag. Maar al na een paar woorden hield hij op en maakte aan paar kleine spletsj-spletsj geluidjes met zijn voeten. 'Okee,' zei hij. 'Dit is dus héél raar. Mijn voeten zijn ook nat. Het lijkt wel of er een laagje water op de vloer staat. Dus ófwel Gaby heeft ergere zweetvoeten dan ik voor mogelijk had gehouden, ófwel er komt hier water naar binnen.'
'Misschien is wij wel in een riviertje gerijd?' opperde Kwetter.
'Zou kunnen,' zei mama. 'En weet je wat dat betekent?'
'Dat betekent dat wij lekker had kunt rijden, want er staat nooit lantarenpalen in riviertjes.'
'Nee, suffe druif, dat betekent dat we niet meer midden in het vuur staan,' zei Michael. 'Want riviertjes branden niet. Omdat ze van water zijn gemaakt, snap je?'
'Daar heb je helaas ongelijk in, lieverd. De meeste riviertjes zijn van water gemaakt, en die kun je inderdaad niet in de fik steken. Maar sommige riviertjes – hele droevige, ongelukkige pech-riviertjes – zijn gemaakt van water én olie. Of water én chemische stofjes. Die zijn er dan door mensen ingegooid, maar daar gaat het niet om. Waar het om gaat is dat die riviertjes uitstekend kunnen branden. En als je érgens zo'n riviertje tegenkomt, dan is het wel hier, in dit stukje van Zuid-Mallotië.'
'Eh... is het nog wel verstandig om verder te rijden?' vroeg ik. 'Ik bedoel: je weet maar nooit hoe diep zo'n rivier is. Het zou toch wel heel sneu zijn als we aan het vuur wisten te ontsnappen, alleen maar om vervolgens te verzuipen.'
Daar had ik gelijk in, vond mama. Maar zij wist ook niet wat nou het verstandigst was: blijven zitten of de deur open doen.
Op dat moment hoorden we een paar spletsj-spletsj geluidjes bij Jamal's voeten. Kennelijk merkte hij nu pas dat de vloer nat was; hij kon ons niet verstaan, dus hij had het hele gesprek niet kunnen volgen.
En hij wist dus ook niet dat we misschien wel in een brandend riviertje stonden.
Dus hij deed zonder omhaal de deur open.


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

maandag 20 mei 2013

Duivels met grote vorken

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Recht voor ons zagen we de twee branden, die centimeter voor centimeter naar elkaar toe kropen. De ruimte ertussen was nog twee keer zo breed als onze auto. De lucht trilde daar van de hitte; de struiken erachter leken te dansen als dronken inktvissen.
Wij reden nog altijd achtentwintig kilometer per uur en dat is heel langzaam. Als je haast hebt. We hadden het idee dat de auto net zo snel ging als het vuur, namelijk centimeter voor centimeter.
Hij ging natuurlijk ook centimeter voor centimeter, want zo ga je altijd. Centimeter nummer een komt vóór centimeter nummer twee, daar is niks aan te veranderen. Maar je begrijpt wat ik bedoel.
Intussen was de ruimte nog maar drie meter breed.
We waren er nu echt bijna.
Twee meter negenennegentig.
Dit gingen we net halen.
Twee meter achtennegentig.
Of net niet.
Twee meter zevenennegentig.
Misschien moest mama toch even wat harder rijden, die laatste centimeters...
En toen opeens: BLOEF! Was de ruimte nul meter en nul centimeter. Een brullende muur van vuur schoot voor ons omhoog.
'Ach, natuurlijk,' zei mama. 'Daar had ik rekening mee moeten houden. De hitte komt nu van twee kanten, en dus heeft de ontvlambare...'
'Nu even geen wetenschap!' gilde ik. 'Remmen!'
'Als ik nu rem,' zei mama, 'Staan we pas stil als we midden tussen de vlammen staan. Wetenschappelijk feit.' En ze drukte het gaspedaal helemaal in.
Ik sloot mijn ogen, kruiste mijn vingers en hoopte heel erg hard dat de bommen, die we bij ons hadden, niet zouden ontploffen.

Boem! Boem! Boem! Boem!

Dat waren geen bommen, begreep ik. Wel vier knallen, maar geen bommen. Anders zou ik nu hartstikke dood zijn.
Wacht even... misschien bén ik wel hartstikke dood. Mama zegt dat je niks meer voelt als je dood bent, maar papa zegt dat je gewoon doorgaat. Naar de Hemel of de Hel. Misschien heeft hij wel gelijk.
Dan ben ik helaas naar de Hel gegaan, vrees ik, want het is hier wel buitengewoon verschrikkelijk heet.
Eens kijken, wat weet ik nog meer over de Hel? Oh ja, er zijn duivels, met hele grote vorken om je te prikken.
Ik geloof niet dat ik geprikt word op dit moment.
Wel heel erg door elkaar geschud. En mijn hoofd stoot steeds tegen van alles aan. Misschien doen de duivels dat, als voorafje voordat het prikken begint.
Zo langzamerhand werd ik toch wel benieuwd hoe dat er nou eigenlijk uit zag, de Hel. Voorzichtig deed ik mijn ogen open.
Dat maakte geen verschil. Ik zag nog steeds niks.
'Donker hier,' merkte ik op.
'De raampjes zitten onder het roet,' zei mama.
'Zou kunnen,' zei ik. 'Maar misschien zijn we wel in de Hel, omdat we ontploft zijn.'
'Lieve schat,' zei mama, 'praat geen onzin. De Hel bestaat niet. Die vier knallen, dat waren gewoon de banden van onze wagen. Geklapt van de hitte.'
Oh ja. Dat zou kunnen. Dat zou ook verklaren waarom we zo door elkaar geschud werden: we reden op de velgen. .
'Zijn we al door het vuur heen,' vroeg ik voorzichtig, 'of zitten we er nog middenin?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 17 mei 2013

Het einde van Greensleeves

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Jamal had sterke spieren, maar wij hadden Kwetter.
Kwetter had geen grote spierballen. Geen enkele sportschooljongen zou jaloers op haar zijn. Maar ze zou het van allemaal winnen met armpje drukken.
Dat kan eigenlijk niet, want als je grotere spieren hebt, heb je meer kracht dus win je met armpje drukken. Zo simpel is dat. Tenminste, zo simpel zou het moeten zijn. Maar het leven is nooit simpel, en al helemaal niet als je Kwetter bij je hebt. Als Kwetter tegen zo'n grote spierenbonk zou armpje drukken, zou ze het heel even volhouden en hem dan onder de tafel keihard tegen zijn schenen schoppen. En dan, terwijl hij “au au” zit te jammeren, snel zijn arm naar beneden drukken.
Kwetter is een enthousiaste een creatieve valsspeler.
Dat komt doordat ze is opgegroeid in Boegoe-Boegoe, waar het wemelt van de reusachtige slangen en verschrikkelijke alligators. En die weten niet eens wat eerlijk spelen is.
Ze weten om te beginnen al niet wat 'spelen' is.
Kwetter wel. Voor Kwetter is alles spelen.
'Joewieieie!' riep ze terwijl ze aan Jamal's arm ging hangen en zich in een onmogelijke bocht door de auto wurmde om tegelijkertijd haar grote teen in zijn neus te steken.
Je neus is een gevoelig plekje, hoor. Vooral de binnenkant. Zelfs de meest gespierde sportschoolbink jammert van de pijn als je flink hard in zijn neus knijpt. En Kwetter stak niet alleen haar grote teen naar binnen, maar met de rest van haar voet kneep ze zo hard als de kon.
Dat vond Jamal niet prettig, zo te horen. Hij brulde en loeide en riep een heleboel wat wij niet verstonden. Met beide armen greep hij Kwetters voet en probeerde die uit zijn neus te trekken. Maar de tenen zaten zo hard vastgeknepen, dat hij bijna zijn eigen neus eraf trok. Hoe harder hij worstelde, hoe meer pijn het deed.
'Dank je wel, Kwetter,' zei mama, en ze ging verder met Greensleeves.
'Jij hoeft mij niks te danken, hoor,' riep Kwetter blij. 'En kijkt eens? Ik hebt nog twee handen over! Twee handen en een voet. Ik hebt Jamal uitgeschakelen met één enkel voetje. Kijkt maar, mama. Kijkt nou eens!'
'Mama moet op de weg letten, Kwetter,' legde ik uit.
'Er is hier geeneens een weg,' pruilde Kwetter
'Dat was bij wijze van spreken,' zei Michael. 'Weet je wat dat is, “bij wijze van spreken”?'
'Nee,' zei Kwetter.
'Dacht ik al,' zei Michael, en verder zei hij niks dus toen moest ik uitleggen wat “bij wijze van speken” betekent.
Intussen was mama opgehouden met Greensleeves. Ze floot nu een ander liedje, namelijk: We Zijn Er Bijna.
Want we waren bijna in veiligheid.
Maar, zoals iedereen weet die het liedje kent: nog niet helemaal.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 15 mei 2013

Armpje drukken voor de revolutie

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


'We gaan het nét halen,' zei mama opgewekt. 'Ik denk dat we er misschien een gesmolten achterband aan overhouden, of een paar vlekjes roet op de lak, maar daar ga je niet dood aan.'
'Mam,' zei ik streng, 'je praat onzin. Zo nauwkeurig kun je dit niet berekenen. Zelfs jij niet. Wat als er plotseling een windvlaag opsteekt, die het vuur harder laat gaan? Bijvoorbeeld?'
Mama dacht daar even over na en zei: 'Je hebt gelijk. Ik zal wat harder rijden.'
'Dank je,' zei ik tevreden, en ik keek uit het raampje naar de branden.
Na een seconde of tien vroeg Kwetter: 'Wanneer gaat wij nou harder?'
'We gáán al harder, lieverd. We gaan wel 26 kilometer per uur!'
'Ma-ham!' riepen Michael en ik. 'Dat is niet hard genoeg!'
'Okee, okee, ik ga wel naar zevenentwintig. Maar als we daardoor in een slip raken, en we verliezen kostbare seconden, en we gaan allemaal dood, dan is het niet mijn schuld, begrepen?'
'Mama,' zei ik, 'ga maar gewoon naar achtentwintig. Ik beloof je op mijn erewoord dat ik niet boos op je zal zijn, als ik straks dood ben.'
Mama ging naar achtentwintig. Daar was niets van te merken, behalve voor Michael, die op het metertje keek. We raakten niet in een slip. Met een ontspannen slakkengangetje reden we op de wild brullende branden af.
'Niks aan het handje,' zong mama. 'Niks-aan-het haaaa-ndjeee!' Daarna floot ze weer een stukje Greensleeves.
Wij geloofden haar.
Maar Jamal was er ook nog.
Jamal kende mama nog niet zo goed, dus hij wist niet hoe ongelooflijk goed zij was in dingen uitrekenen. En hij had ook niet verstaan waar we het zoal over hadden. Het enige wat hij van de situatie begreep, was wat hij uit het raampje zag: dat we midden in een brandend land reden. En dat de dame achter het stuur ontspannen een liedje zat te fluiten.
Daar werd hij een beetje onrustig van. Hij dook op mama af en wilde het stuur uit haar handen trekken. Als het hem was gelukt, waren we allemaal dood geweest – voor een gevecht om het stuur hadden we écht geen tijd, wie er ook zou winnen. Gelukkig hield ik hem goed in de gaten, zodat ik op tijd zag wat hij van plan was. Dus voordat hij mama's elleboog kon aanraken greep ik zijn handen. Ik gooide mijn hele gewicht erachter, maar Jamal was groot en sterk en hij liet zich door mij niet tegenhouden. Hij begon vreselijk te schelden – tenminste, ik denk dat het schelden was. Ik weet het natuurlijk niet zeker, want het was in het Zuid-Mallotisch. Misschien was het wel smeken. Of een liefdesverklaring, weet ik veel. Maar hij riep vrij hard, en in zijn plaats zou ík behoorlijk gescholden en gevloekt hebben. Als mijn moeder niet in de buurt was.
Tijdens het schelden duwde hij mij, helaas, moeiteloos opzij.
Jamal had het leven van een rebellensoldaat geleid. Dat bestaat voornamelijk uit een beetje rondhangen en wachten tot de revolutie komt, en als het lang duurt ga je uit verveling armpje drukken met je kameraden, om te kijken wie er het sterkst is. En allerlei spieroefeningen doen, zodat je ook eens wint met armpje drukken. Al met al kun je daar best gespierd van worden, als de revolutie lang op zich laat wachten. En omdat het ZMB meer drugsbende dan bevrijdingsleger was geweest, en de revolutie helemaal onderaan hun verlanglijstje had gestaan, had Jamal een behoorlijk stevig paar armen. De meeste sportschooljongens uit Nederland zouden er stinkend jaloers op zijn. Ja, hij was best sterk.
Ik kon hem niet tegenhouden. En mama was ook geen partij voor hem.


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

maandag 13 mei 2013

Sommen waar je iets aan hébt

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Mama,' zei ik, 'nu word ik óók nerveus. Hoe hard kan deze wagen?'
'Daar gaan we nú achter komen,' zei mama kalm. 'Ik ben van plan zo hard te rijden als-ie maar kan. Dat heb ik al eerder geprobeerd en toen gingen we 250 kilometer per uur. Maar ik wil toch graag kijken of het nu nóg harder kan. Hou je vast!' Ze liet de motor brullen en de wagen schoot vooruit.
Heel even maar.
Daarna schoot-ie tollend in een rondje, want we stonden midden in een plas olie en we slipten dat het een aard had.
'Goed,' zei mama toen we uitgedraaid waren. 'Juist. Dat weten we nu dus. Rustigjes aan, is het toverwoord.'
En heel rustigjes aan begon ze te rijden. Ze floot een kalmerend wijsje en leunde ontspannen achterover.
'Mama,' zei Michael dringend, 'daar links voor ons staat alles in de hens. En rechts voor ons ook.'
Mama floot haar wijsje af en zei: 'Ik weet het, jongen.'
'De ruimte ertussen wordt steeds kleiner, mam.'
Mama zei niks terug, want ze was net opnieuw begonnen aan haar melodietje.
'Dat is dus de ruimte,' ging Michael verder, 'waar wij doorheen moeten.'
Mama zei niks. Ze was nog niet eens op de helft.
'Omdat we anders levend verbranden,' benadrukte Michael.
Fluitefluitefluit, deed mama.
'En we rijden nu dus maar vijfentwintig kilometer per uur,' zei Michael met een blik op het dashboard. 'Da's niet echt hard, wil ik maar zeggen.'
Toen haar deuntje eindelijk afgelopen was vroeg mama, op de toon van iemand die gezellig zit te babbelen bij een kopje thee: 'Weten jullie waar ik nou echt rustig van word, jongens?'
'Van het liedje ”Greensleeves”, kennelijk,' antwoordde ik, want dat had ze net twee keer achter elkaar gefloten.
'Daar ook van, inderdaad, dat heb je goed gehoord lieverd. Maar écht rustig word ik van sommetjes doen, in mijn hoofd.'
'Drie keer drie is negen!' riep Kwetter enthousiast, want dat had ze afgelopen week geleerd van mama's leerzame computerprogramma's. 'Drie keer drie is negen!' herhaalde ze luid. 'Drie keer drie is nee-hee-hee-gen!'
'Goed zo Kwetter! Heel knap van jou!' prees mijn moeder. 'Maar ik moet je wel iets vertellen over wiskunde: als je een sommetje vaker zegt, of harder roept, wordt het niet opeens meer wáár. Het is waar, of het is niet waar, en daar is niet aan te veranderen. Ook niet door drie keer heel hard in mijn oren te gillen. Maar goed, waar was ik gebleven?'
'In een auto, midden tussen drie woeste uitslaande branden,' zei Michael zuur. 'Ik denk: ik meld het maar even, misschien had je het niet gemerkt.'
Mama haalde drie keer heel diep adem en zei: 'Dank je wel, Michael, ik was het nog niet vergeten hoor. Maar van dit soort opmerkingen word niemand echt rustig. Waar ik wel rustig van word, en dáár was ik gebleven, is sommen maken. En dan niet van drie keer drie is negen, hoewel dat heel knap is hoor Kwetter, maar meer van het soort: een auto vertrekt uit A, hij rijdt zo en zo hard, het is zo en zoveel kilometer naar B, wanneer kom hij aan in B? En is hij daar op tijd om te ontsnappen aan de uitslaande branden in C en D, die óók op weg zijn naar punt B, en wel in dat en dat tempo?
Sommen waar je iets aan hébt, zeg maar. Waar je, en dit kan ik niet genoeg benadrukken, veel en veel meer aan hebt dan aan sarcastische opmerkingen, Michael!'
'Sorry mama,' zei Michael. 'Eh... wanneer zijn we in punt B? Gaan we het op tijd halen?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

donderdag 9 mei 2013

Voem. Wooh.

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


Het hád goed af kunnen lopen, vertelde mama later. Het was puur een kwestie van geluk of pech.
En de luitenant had pech. Zijn tank stond kennelijk midden in een plas met olie-spul. En niet zomaar oliespul, vertelde mama later. Het was vluchtig, zoals mama dat noemt. Dat wil zeggen dat het nogal snel verdampt.
En olie-damp is dus heel, heel erg brandbaar.
VOEM!
Een grote bal van vuur omhulde plotseling de Knalhapper. De bal groeide als een ballon die wordt opgeblazen door het sterkste paar longen ter wereld. En net als een ballon die heel hard wordt opgeblazen, hield ook deze vuurbal al snel op met bestaan. Hij werd groter-groter-groter, en toen plotseling was hij weg.
Dat kwam ons niet slecht uit, want als hij nog een halve meter groter was geworden had hij onze auto geraakt. Maar nee, de olie-damp was nét op tijd op.
Ik keek even achterom. De Knalhapper was helemaal zwartgeblakerd. De luitenant ook. Zijn uniform hing in verkoolde draden aan zijn lijf en zijn snor stond in brand. De vuurbal had maar heel kort bestaan, anders was hij hartstikke dood geweest; geluk voor hem.
Maar pech had hij ook, want de plas met olie-spul waar zijn tank in stond had vlam gevat. Zijn tank stond in een zee van vuur. Hij klom naar buiten, gevolgd door twee soldaten. Ze sprongen zo ver bij de tank vandaan als ze maar konden. Uit de andere gebotste tanks kwamen ook soldaten gekropen, die zich haastig uit de voeten maakten.
'Ik vraag me af of die tanks nog veel granaten aan boord hadden,' zei mama onder het rijden.
'Woooh,' zei Michael. 'Zes knalhappers die van binnenuit ontploffen! Woooh. Dát zou er mooi uitzien.'
'Ik ga er niet op wachten,' zei mama. 'Het land staat in brand, en ik heb helemaal geen zin om...'
Op dat moment ontploften de tanks.
'Woooh,' zei Michael. 'Die dingen zijn sterk, zeg.' Want de tanks ontploften wel, maar ze knalden niet uit elkaar. Er spoten grote pluimen van vuur uit hun luikjes, en kleine uit hun raampjes, maar hun grote stalen lijven bleven heel.
De tanks hadden natuurlijk niet alleen raampjes en luikjes, ze hadden ook nog een loop. Zonder loop heb je geen tank. De loop is eigenlijk waar het om draait, de tank is daar min of meer omheen gebouwd. Als je een tank zonder loop zou ontwerpen zou iedere generaal zeggen: 'Ja, en? Wat moet ik met dat ding?'
Boem, zeiden de zes lopen van de zes ontploffende Knalhappers. Zes granaten vlogen volkomen ongericht door de lucht.
Eentje raakte er een boomstronk, wat jammer was voor de stronk maar verder niet veel gevolgen had.
Drie kwamen er terecht in plakken dikke oliedrab; dat werden dus drie nieuwe brandjes.
Twee kwamen er terecht in grote plassen olie, en dat werden laaiende brandhaarden.
Nu stond het land pas écht in brand.


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

maandag 6 mei 2013

De meneer van de tank is heel, heel boos

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Nu had Kwetter niets meer te zoeken in tank nummer één, dus ze sprong met een salto naar buiten en rende over de loop in onze richting.
'Remmen, mam!' riep ik. 'Anders vergeten we Kwetter!'
'Denk maar niet dat ik Kwetter ooit vergeet,' mompelde mama. 'De moeite die het heeft gekost om dat kind een beetje fatsoenlijk gedrag aan te leren...'
Dat vond ik niet aardig. Kwetter had onze levens gered, niet één keer maar vaker dan ik tellen kon. Goed, toen we haar leerden kennen had tafelmanieren waar een varken zich nog voor zou schamen, en als ze ook maar even de kans krijgt trekt ze al haar kleren uit, wat gênante situaties kan opleveren in bijvoorbeeld een drukke winkelstraat of een sjiek restaurant, maar dat is toch waarachtig niet zo belangrijk als het redden van en mensenleven. Vooral niet als het gaat om mijn mensenleven.
Dat zei ik allemaal tegen mama, en ze moest mij natuurlijk gelijk geven.
'Ik kan hier ook nooit eens een grapje maken,' bromde ze.
Mijn moeder heeft niet zo'n heel erg goed gevoel voor humor, namelijk. Mijn vader ook niet, die maakt meestal héél erg flauwe grapjes, maar mijn moeder is erger. Die maakt grapjes waarvan je niet eens merkt dat het grapjes zijn.
Soms vertelt ze één of ander onbegrijpelijk verhaal zonder kop nog staart, en na afloop denk ik dan: waar heb ik dat toch eerder gehoord? Oh ja, wacht eens, het is een mop! Michael vertelde hem gisteren ook en toen lachte ik me helemaal suf.
Hoe mijn moeder het klaarspeelt om zelfs van de leukste moppen nog een warrige, saaie, totaal niet grappige brij te maken zonder ook maar één woordje te veranderen, dat is mij een groot raadsel. Het ligt aan de manier waarop ze ze vertelt, dat kan niet anders, maar waar het hem precies in zit?
Het is erg schamelijk, in ieder geval, vooral als ze een beetje teveel gedronken heeft. Dan gaat ze harder praten en dan kan iedereen het horen. Persoonlijk vind ik dat net zo erg als in je blote kont een sjiek restaurant binnenlopen.
Verder is het de liefste moeder van de wereld, hoor!
Dat is niet waar, trouwens. Lief is natuurlijk niet helemaal het goeie woord voor een superster van het internationale terrorisme.
Maar ik zou geen enkele andere moeder willen hebben.
Intussen was mama achteruit gereden. Ze hoefde niet ver, want de Knalhappers hadden de hele tijd vlak achter ons gereden.
Kwetter sprong op het dak. Ze nam niet de tijd om in te stappen, maar gilde: 'Rijden! De meneer van de tank is héél boos!'
Dat was hij inderdaad, zag ik. De woedende rooie kop van de luitenant dook op uit het luik van de tank. Hij schudde met zijn vuist en riep van alles in het Zuid-Mallotisch.
Vanaf het dak klonk een pfrrrr!-geluidje. Het geluid van iemand die met hele veel spuugspetters haar tong uitsteekt.
De luitenant begon nog veel harder te schreeuwen.
Pffrrrrt! Deed Kwetter nog een keer.
Doe dat nou niet, Kwetter, dacht ik. Straks krijgt die man een hartaanval.
Maar er gebeurde iets veel ergers. De luitenant werd zo vreselijk kwaad dat hij niet meer goed kon nadenken. En toen deed hij iets doms. Iets heel, heel doms.
Hij pakte zijn pistool en begon te schieten.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 3 mei 2013

Alle somse keren

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Tank nummer twee zag niks meer. Ja, het kanon van tank nummer één zagen ze, maar verder niks. En dat was heel jammer voor tank nummer twee. Want die reed recht op een visvijver af. Een best wel diepe visvijver, zodat de tank kantelde en het kanon diep in de modder van de bodem bleef steken. Tank nummer drie, die recht achter de tweede reed, zag ineens de onderkant van nummer twee als een muur voor zich opdoemen. Gelukkig konden ze nog net op tijd uitwijken naar rechts.
Maar daar reed tank nummer vier al.
Botsing!
Intussen was Kwetter nog steeds bezig met tank nummer één. De koplampen gingen aan en weer uit, en kennelijk hadden ze ook een soort radio aan boord, want opeens galmde het Zuid-Mallotische volkslied over de vervuilde velden.
Dat schoot allemaal niet erg op, natuurlijk.
'Ik word hier een klein beetje nerveus van,' zei mama.
'Hoezo?' vroeg ik, want mama is niet iemand die snel nerveus wordt. Ik bedoel: we werden al een tijdje door een tiental tanks achtervolgd, en nu werd ze pas nerveus.
'Nou, dat geklier van Kwetter, met die knopjes... straks drukt ze op het verkéérde knopje. Het schietknopje, zeg maar. Ik neem tenminste aan dat daar ook een knop voor is.'
'Ja, die is er,' wist Michael toevallig. Hij had wel eens in zo'n tank van binnen gezien. Mama trouwens ook, maar die lette op dat moment even niet op. 'Een grote rooie, met een S erop. Maar wat het knopje voor de mitrailleur is weet ik niet.'
'Hm,' zei mama. 'Nog een mitrailleur ook. Da's niet best, want daar kan het natuurlijk ook mee.'
'Kan wát ook mee?' vroeg ik.
'Schieten natuurlijk,' zei Michael met zijn meisjes-begrijpen-ook-nooit-wat-gezicht. Daar heeft hij een speciaal gezicht voor, namelijk. Een gezicht dat hij zo vaak mogelijk trekt, ook als het helemaal niet nodig is.
En het is nooit echt nodig, want het is nooit waar dat ik nooit iets begrijp. Het is alleen soms waar dat ik iets niet begrijp. Maar dat is dus wat anders. En daar heeft Michael geen gezicht voor. Bij alle somse keren dat ik iets niet begrijp, trekt hij meteen zijn meisjes-begrijpen-ook-nooit-wat-gezicht. Dat gezicht betekent dus eigenlijk gewoon: dit is een van de zeldzame keren dat mijn zusje iets niet snapt. Maar dat bedoelt hij niet, daar ben ik heel erg zeker van. En de bedoeling telt.
'Wat ik bedoel,' ging hij verder, 'als ik “schieten” zeg, is natuurlijk: per ongeluk twintig vierkante kilometer boerenland in lichterlaaie zetten. En dat kan dus ieder moment gebeuren, als Kwetter op het verkeerde knopje drukt.'
Precies op dat moment drukte Kwetter op een knopje. Maar niet op het verkeerde knopje. Ze drukte op een prima knopje, zelfs, want haar tank nummer een zwenkte plotseling scherp naar links en daar had tank nummer vijf helemaal niet op gerekend. Ze botsten vrij hard, het was een beetje een rommeltje, zou je zelfs kunnen zeggen. En dat werd er niet beter op toen tank nummer zes erover heen reed.
Nu waren er nog vier. Helaas was Kwetter's tank nu kapot, dus kon ze die vier niet meer uitschakelen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 1 mei 2013

Een tank heeft geen oogjes

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Omdraaien, mam!' riepen wij.
'Daar is geen tijd meer voor, jongens. Trouwens, omdraaien is makkelijker gezegd dan gedaan, in deze glibberboel. Als je begint met omdraaien, weet je niet waar en wanneer je weer ophoudt.'
Dus dat deden we niet. In plaats daarvan zette mama de wagen in z'n achteruit. Nét op tijd. Als we nog een halve meter verder waren gereden, had de voorste tank zijn kanon door onze voorruit geramd. Het was een hele stevige voorruit, hoor, maar of-ie een aanstormende tank zou tegenhouden... daar durfde ik niet op te hopen. Gelukkig was dat ook niet nodig, want we reden nu dezelfde kant op.
Weliswaar ging de tank iets sneller dan wij, zodat het kanon toch tegen onze voorruit aan kwam, maar dat gaf niks. De klap was niet hard genoeg om het glas te breken.
Het kwam erop neer dat de tank ons nu voor zich uit duwde.
'Prima geregeld zo,' grapte mama. 'Dat scheelt weer benzine.'
'Hij mikt op mij,' zei Michael bleekjes. 'Ik kijk recht in de loop.'
'Dat is grappig,' slikte ik. 'Ik kijk óók recht in de loop.'
'Ik ook, hoor,' zei mama geruststellend. 'Het is een beetje als met een schilderij, denk ik. Bij sommige schilderijen is het namelijk net alsof ze je aankijken. De mensen op het schilderij, bedoel ik dan natuurlijk – niet de schilderijen zelf. Maar het grappige is dus: waar je ook staat in de kamer, je hebt altijd het idee dat het schilderij jou persoonlijk aankijkt.'
'Ja,' piepte ik, 'en nu heb ik het idee dat die tank mij persoonlijk aankijkt. En dat is niet leuk.'
'Het is niet alleen niet leuk,' zei mama streng. 'Het is ook, en vooral, niet wáár. Een tank heeft geen oogjes, lieverd.'
'Ik hebt een idee,' zei Kwetter plotseling. 'Mag het raampje open?'
Ik deed het raampje open.
Vlug als een muisje klauterde Kwetter over mij heen naar buiten, het dak van de auto op. Daarvandaan sprong ze op het kanon en ze rende over de loop in de richting van de tank.
Ze rukte het luikje van de tank open, en met een luid 'Joewieieie!' dook ze naar binnen.
'Wat doet dat kind nou toch weer?' riep mama vertwijfeld uit. 'Ze springt recht in de handen van de soldaten! Het is weliswaar maar een luitenantje, maar toch...'
'Voor zover ik haar ken,' zei ik, 'durf ik rustig te denken dat ze precies naast de handen van de soldaten terecht zal komen. En het moet raar lopen wil ze dan niet een paar knopjes binnen handbereik hebben...'
En inderdaad. Uit het open luik steeg een luid geschreeuw op van een stuik of drie mannenstemmen, en gegiechel van een meisje, en plotseling ging de ruitenwisser van de tank aan.
'Mwoah,' zei Michael. 'De ruitenwisser. Nou, nou. Dát zal schelen.'
'Pfff,' deed ik. 'Alsof jij het beter zou...'
Op dat moment zwenkte het kanon plotseling naar rechts. Kloenk! Tegen het raampje van tank nummer twee.
'Kijk,' zei Michael tevreden. 'Dát begint erop te lijken.'



BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE