Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 28 mei 2014

Nauwelijks een geit

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ze zijn alleen per drie te koop,' zei Snoet.
'Nou en? Ik heb geld zat!' De generaal lachte. Zijn enorme lijf schudde ervan. 'Ik bied u vijf miljoen Armoestaanse dollars.'
Snoet maakte een kort rekensommetje in zijn hoofd en zei toen: 'Vijf miljoen Armoestaanse dollars? Daar kun je nauwelijks een geit voor kopen!'
'Geiten geven melk. Daar heb ik nog wat aan.'
'Nou, koop dan maar een geit. Schiet die dan maar dood, als je daar pret in hebt. Deze kinderen krijg je niet voor minder dan tien miljoen.'
'Zeven en een half.'
'Akkoord.'
'Chauffeur! Geef die man effe zeveneneenhalf miljoen.'
De chauffeur rommelde wat in een portemonnee en zei: 'Heeft u terug van acht?'
'Ja hoor,' zei Snoet. Hij liep naar de jeep en nam zijn geld in ontvangst. Daarna keek hij ons aan en lachte gemeen.
'Ik heb jullie zojuist verkocht voor nog geen vijf tientjes,' grinnikte hij. 'Is het geen reuze mop? Jullie moeder looft tien miljoen uit, en ik verkoop jullie voor vijf tientjes!'
Ik was nog veel te zwak om op te staan, anders had ik hem in zijn open, vriendelijke, betrouwbare gezicht gemept. Net zo lang en net zo hard tot ik zijn vriendelijke, betrouwbare neus had gebroken. En daarna nog een beetje extra. Wat een schurk was die man!
'Mooi,' zei de generaal. 'Dan ga ik nou dat jongetje doodschieten.'
'Niet doen!' riep ik. 'Mijn moeder geeft u tien miljoen als u ons bij haar terugbrengt. En dan heb ik het niet over Armoestaanse Dollars. In Armoestaanse dollars is dat... eh...' Dit kon ik eigenlijk best uitrekenen. Maar ik werd een beetje afgeleid door het feit dat ik halfdood was van de dorst en de honger, en doordat een gek met een pistool mij dood wilde schieten. Ik was, kun je wel zeggen, op drie verschillende manieren in levensgevaar. Dus... ja...
'Ongeveer honderddertig miljard,' zei de generaal kalm. 'Da's een aardige smak geld. Mar ik zei al: ik heb geld genoeg. En dat meende ik. Honderddertig miljard zal mij echt niet beletten om een jongetje dood te schieten dat... dat... Wat had je ook alweer gedaan?'
Ik had geen idee. Er was nogal veel gebeurd in de afgelopen vijf minuten, en ik kon niet zo helder denken op het moment. Met dat levensgevaar en zo. Ik haalde mijn schouders op.
'Oh ja,' riep de generaal, 'dat was het! Je had je schouders opgehaald. En nou doe je het wéér. Maar je zult het geen derde keer doen...' Hij pakte het pistool van zijn riem.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 26 mei 2014

Een bevel dat ze graag opvolgen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Maar het was niet véél beweging. Ze staken alleen maar hun vingers uit om te wijzen naar de laatste paar kratten uit de vrachtwagen, die op dit moment het dorp in werden gedragen.
De generaal keek als een kleuter die een ijsje mag.
Hij sloeg Snoet op zijn schouders. 'Haha! Ik wist wel, dat ik op je kon rekenen! Je bent een vriend, Snoet. Een echte vriend! Mannen! Breng bier voor onze vriend! Veel bier! En neem zelf ook wat.'
Nu kwamen de mannen pas echt in beweging. Dit was het soort bevelen waar ze van hielden, dat was duidelijk. In looppas verdween de hele meute naar het dorp.
De generaal staarde hen ontroerd na. 'Prachtkerels,' mompelde hij. 'Ze doen alles wat ik van ze vraag. Alles.' Hij nam nog een slok uit zijn fles, veegde zijn mond af aan de mouw van zijn uniform en liet een keiharde boer.
Laat mama het maar niet horen, dacht ik
'He? Wat?' vroeg de generaal afwezig.
Nu pas realiseerde ik me dat ik het hardop gezegd had. Of nou ja, niet echt hardop, daar was ik nog te slapjes voor. Het was meer een soort versterkt fluisteren geweest. Maar kennelijk hard genoeg om gehoord te worden door de generaal.
'Wat zei je?' herhaalde die bars.
'Niks.'
'Lieg niet tegen me,' brulde de generaal. 'Of ik laat je doodschieten!'
Ik haalde mijn schouders op. De generaal had al twee mensen dood laten schieten in tien minuten, en dat had geen enkel gevolg gehad.
Hij vond het niet leuk dat ik mijn schouders ophaalde.
'Oh, vind je dat niet erg?' herhaalde hij dreigend. 'Mannen! Wie van jullie...'hij keek om zich heen. Zijn mannen waren nergens te zien. Die waren nog bier aan het halen.
'Dan doe ik het zelf,' gromde hij en hij trok zijn pistool.
'Hoho,' zei Snoet, 'dat kan ik niet toestaan.'
'Oh? En waarom wel niet?'
'U heeft hem nog niet gekocht, generaal. Ik heb allerlei kosten gemaakt. Ik heb hem op een boot van Amerika naar hier gebracht. Twintig dagen. In de dubbele wand van een container. Dat kost wat, hoor, zo'n dubbele wand! En dan nog beschuit en water voor twintig dagen. Nee, eerst betalen, zeg ik. Dan pas is hij van u. Dan kunt u zo veel gaten in 'm schieten als u maar wilt.'
'Ik zei al, wat moet ik met dat scharminkel? Ik heb kinderen genoeg hier.'
'Wat u ermee moet? Doodschieten natuurlijk. Dat wou u toch?'
'Oh ja. Nou, zeg het maar. Wat kost-ie?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 23 mei 2014

Een muilezel, een schildpad en de president zitten in een boom...

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Een grote Jeep kwam slingerend aangescheurd. Op zich is dat knap, slingeren en scheuren tegelijk. Meestal val je om, als je probeert te slingeren terwijl je heel hard rijdt. Of je dondert van de weg af. Er was hier niet echt een weg, dus je kon er ook niet afdonderen – dat probleem was alvast opgelost. Wat het omvallen betreft: dat ging steeds nét goed. Kwestie van geluk, leek me.
Er klonk muziek uit de auto, hele harde bonke-bonke muziek, en een hoop geroep en gelach.
'Wie daarin zit?' zei ik. 'Freddy het feestvarken, zo te horen.'
'Heel grappig,' bromde Snoet. 'Het zal snel afgelopen zijn met die grote mond, als...'
Op dat moment kwam de jeep met gillende remmen tot stilstand. De deur vloog open en er struikelde een grote, dikke meneer naar buiten. Hij droeg een legeruniform vol sterren en strepen en insignes. Ik zijn hand had hij een fles, en hij lachte als een gek.
'Hallo allemaal,' zei hij toen hij uitgelachen was. 'Ik weet een geweldige mop. President M'Urdara, een muilezel en een reuzenschildpad zitten in een boom... eh... wacht even hoor... Chauffeur!'
De chauffeur stak zijn hoofd uit het raampje. 'Ja?'
'Hoe gaat die mop ook alweer?'
'Welke mop, m'neer?'
'Die mop! Die je mij net vertelde! Nog geen minuut geleden!'
'Oh, die. Nou. Een muilezel, een schildpad en een mens zitten in een boom...'
'Het was toch president M'Urdara?'
'Eh, ja. Dat was de grap. Dat-ie op het laatst zegt van “Ja, maar ik ben president M'urdara”, weet je wel? Dat is de grap. Dus als de mensen dat van tevoren al weten, dan is de grap eraf, eigenlijk.'
'Oh ja. Nou, dan is-ie nu dus niet leuk meer.' Hij draaide zich om naar ons. 'Geen mop vandaag, mensen. Die stomme chauffeur van mij heeft de hele grap verpest.' Hij nam een grote slok uit zijn fles 'en riep: 'Stomme idioot! Mijn hele grap verpest... Ze zouden je dood moeten schieten...'Hij keek om zich heen en bulderde plotseling: 'Wie schiet hem voor me dood?'
Alle soldaten keken verveeld de andere kant op. Alsof ze dit soort geschreeuw elke dag hoorden.
Doodschieten daar beginnen we niet aan, zag je ze denken. Dan heeft-ie binnen twee maanden geen leger meer over.
De generaal keek nog eens rond. Plotseling klaarde zijn gezicht helemaal op, en hij riep: 'Hee, Snoet! Kerel!'
'Goeiemiddag, generaal,' groette Snoet beleefd.
'Heb je mooie spulletjes voor me, kameraad?'
'Mooi genoeg,' zei Snoet en hij wees op ons.
De generaal brulde van het lachen. 'Die daar? Dat? Noem je dat mooie spulletjes? Wat een magere ratjes! Ik heb aasgieren zien vechten om kadavers waar nog meer leven zat dan in dat daar! Ik moet geen kindertjes man – kindertjes heb ik genoeg. Ik moet geweren! Landmijnen! Granaten! Kogels en raketten! Wapens moet ik, man, wapens! Geen kindertjes. Kindertjes heb ik al genoeg, en ze zien er beter uit dan die rommel van jou. Geef me wapens! Anders laat ik je doodschieten.'
Hij nam een grote slok uit zijn fles en brulde: 'Wie schiet hem voor me dood?'
Ditmaal kwamen de soldaten wel in beweging.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 21 mei 2014

De olifant drijft langzaam weg

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ik haalde mijn schouders op. Je doet je best maar met die generaal van je, dacht ik. Veel erger dan twee weken in jouw container kan het niet worden.
Intussen gingen de soldaten door met ons water te voeren alsof we baby-plantjes waren. Langzaam werden we minder suf, en de verschrikkelijke hoofdpijn begon weg te trekken.
Wat een bijzonder gevoel was, want ik was al weer vergeten dat ik hoofdpijn hád. Ik bedoel: ik wist ergens wel dat gevoel, dat er een olifant met spijkerschoenen op mijn schedel stond, een beetje ongewoon was. Ik was niet met dat gevoel geboren, dat wist ik tamelijk zeker. Maar alles was zo vies en naar en ellendig geweest dat ik me er geen zorgen over had gemaakt. Ach, had ik gedacht, zo'n olifantje meer of minder, wat maakt dat nou uit? Ik dacht er niet meer aan.
Maar nu de olifant langzaam wegdreef op het water, dat in voorzichtige slokjes door mijn lichaam spoelde, ontdekte ik dat het best wel uitmaakte. Dat het eigenlijk héél fijn is als er geen olifant met spijkerschoenen op je hoofd staat.
Ik voelde me zelfs zo goed dat ik probeerde te gaan zitten.
'Drink een beetje dóór, knul,' zei Snoet. 'De generaal kan elk moment hier zijn.'
'Wij bent heus niet bang voor een generaaltje,' hoorde ik Kwetter zeggen. 'Want mama bent de Donderkat, en zij kunt ons altijd redden. Als jou generaaltje een beetje brutaaltjes wordt, nou, dan boemt zij hem gewoon in stukjes hoor! Geen probleem!'
'Behalve dan jullie moeder geen enkel, maar dan ook geen énkel idee heeft waar jullie gebleven zijn. Sneu hoor. Ze is me toch een partij bezorgd! En huilen dat ze doet!'
'Hebt jij met haar gepraat?' vroeg Kwetter ongelovig.
'Ik? Nee hoor! Maar jullie mama is nu een internationale ster.'
'Dat bende zij altijd al. Een internationale terroristische superster!'
'Dát is ze nu niet meer,' glimlachte Snoet. 'Ze is nu een gewone ster, een huis-tuin-en-keuken-ster, zeg maar. Haar BOF-praatje was een enorm succes, en haar spel is een enorm succes. Ze willen een boek over haar leven maken, en een film, maar voorlopig houdt ze zich daar niet mee bezig. Ze is alleen maar bezig met haar zoektocht naar jullie. In televisieprogramma's, in kranten, op het internet: overal praat ze over jullie. Over hoe graag ze jullie terug wil vinden. Over hoe lief en schattig jullie zijn. Dat jullie met een tank een stad hebben gesloopt, en met kettingzagen een groep houthakkers aan hebben gevallen, dáár hoor je haar niet over. Nee hoor, het is allemaal: oh ze zijn zo lief, snotter snotter, geef me alstublieft mij kindjes terug, snik snik, er is een beloning van twintig miljoen...'
'Twintig miljoen?' vroeg ik. 'En die wil jij niet hebben? Jij leek me nou echt iemand die alles doet voor geld.'
'Ben ik ook,' grijnsde Snoet. 'maar iemand anders biedt me méér als ik jullie voorgoed laat verdwijnen. Iemand die het erg leuk vindt als jullie moeder verdrietig is.'
'Dogger,' gromde ik.
Snoet knikte.
Naast me zei Kwetter zwakjes: 'Mama boemt geen dingen de lucht in?'
'Nee,' grijnsde Snoet. 'Nog geen bushokje. Ze is nu een internationale ster, snap je, en internationale sterren denken altijd dat ze alles kunnen krijgen alleen maar door hun beroemdheid. Internationale sterren hebben geen bommen nodig. Denken ze.'
'Maar... als mama niet boemt... dan bent wij verloren!'
'Dat zijn jullie toch al. Alle bommen van de wereld kunnen jullie niet meer redden. Zien jullie die Jeep daar? Wie denk je dat daar in zit?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 19 mei 2014

Roodbruin en stoffig

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE



Ik werd opgetild en naar buiten gedragen. Dat was geen pretje, want buiten scheen de zon fel en heet en dat deed pijn aan mijn ogen, zelfs als ik ze stijf dicht kneep.
Ik hoorde hoe Gaby en Kwetter naast mij neer werden gelegd.
Daarna zei een stem: 'Jullie hebben het alledrie overleefd, zie ik. Mooi. Meer winst voor mij. Hoewel... zoals jullie er nu uitzien, zou ik jullie nog niet eens cadeau willen geven. Hier, drink dit!'
Er werd wat een beker met water tegen mijn lippen gezet zodat ik kon drinken, maar ik kon mijn hoofd niet optillen dus goten ze het water gewoon in mijn keel.
Wat heel dom was. Want als je keel helemaal droog is, dan kun je niet slikken. Dus hun water, daar stikte ik bijna in. Ze moeten me aan mijn enkels ondersteboven houden en flink heen en weer schudden om het water weer uit mijn keel te krijgen.
Daarna deden ze het netjes zoals het hoort: een paar druppels op mijn lippen en mijn tong, daarna nog een paar druppels, en zo verder tot mijn mond vochtig genoeg was om te slikken. Ik kreeg maar kleine slokjes, maar grote kon ik nog niet gebruiken dus dat was prima.
Intussen wenden mijn ogen aan het licht, en langzaam probeerde ik ze open te doen. Na een paar minuten knipperen en knijpen kon ik om me heen kijken.
Ik lag in de schaduw van een grote boom. De aarde was roodbruin en stoffig. Er groeiden gele plukjes prikgras, hier en daar. Een eind verderop stonden huizen, die wel uit de grond gegroeid leken: ze waren net zo stoffig en hadden dezelfde roodbruine kleur. Tussen mijn boom en de huizen stond een vrachtwagen met een grote stapel kratten ernaast. De kratten werden door mannen in legeruniform de huizen binnen gedragen.
Mannen in dezelfde uniformen stonden om mij heen.
Er was er één bij die geen uniform aanhad. Dat was onze oude bekende, meneer Snoet. Hij zat op een linnen klapstoeltje en keek verveeld naar ons.
Toen hij zag dat ik mijn ogen open had, snauwde hij: 'Sta toch op, rotjong! Sta op en sleur die grietjes mee. Doe eens een beetje je best – denk je soms dat de generaal mij zal betalen voor een stel scharminkels dat niet eens rechtop kan staan?'
Ik kon mijn oren niet geloven. Hij wilde ons verkopen, kennelijk, en nu moesten wij ook nog helpen om de prijs hoog te houden! Waarom zouden wij –
'Ik weet wat jij denkt,' grijnsde meneer Snoet. 'Je denkt: waarom zouden wij hem dat plezier doen? Nou, dat kan ik je wel uitleggen, knaap. Generaal Killa heeft altijd jongens nodig, voor zijn leger. Meisjes ook trouwens. En het is geen pretje om bij zijn leger te horen. Maar vieze scharminkels zoals jullie gebruikt hij ergens anders voor. En dat is veel, veel erger!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 16 mei 2014

Nummer één is heel wat gewend

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ik hoor niks,' zei ik.
'Inderdaad,' zei Kwetter, 'ik hoort ook niks. Het schieten bent opgehouden.'
Wij haalden opgelucht adem, tenminste, voor zover dat kon binnen tien meter van onze emmers. Later die dag kwamen we nog een keer langs een schietpartij, maar dat kon ons niet meer schelen. Wij hadden een heel ander probleem: ons water was op.
De laatste paar dagen waren zo verschrikkelijk warm geweest, en we hadden zoveel gezweet, dat we twee keer zoveel water hadden gedronken als normaal. Nu hadden we droge tongen van de dorst, onze kelen deden pijn en onze hoofden bonsden alsof erop gestampt werd.
We hadden geen van drieën nog de puf om iets te zeggen.
Pas toen het nacht werd, zei Kwetter weer iets. Of nou ja, het was niet echt praten wat ze deed. Meer een soort hees mompelen, krakerig als een ouwe zoldertrap. Ze kreunde: 'Er zit druppeltjes aan de muur.'
Met alle inspanning van mijn laatste krachten rolde ik me naar de zijkant van de container. Kwetter had gelijk. De nacht buiten was koud, en lucht in onze container was nogal vochtig. Toen de stalen wanden afkoelden, sloeg het water uit de lucht in kleine druppeltjes neer op het ijzer.
Dankbaar likten we zoveel druppeltjes op als we konden.
Het was niet genoeg om onze dorst te lessen, maar wel genoeg om vannacht nog even niet dood te gaan.
De volgende dag reden we verder. Het werd weer snel warmer in ons hok, en ik voelde me net zo uitgedroogd als de vorige dag. Misschien nog wel erger.
Maar na twee uur rijden, net toen ik dacht: nú ga ik dan uiteindelijk dood, stopte de auto en werd de container opengemaakt. Helaas was het niet ons hokje, dat geopend werd. Wij zaten immers in de dubbele bodem, en die kon allen bereikt worden als de container verder helemaal leeg was. Dus we hoorden eerst een uur lang het geschraap en geschuif van dozen die uitgeladen werden.
Daarna klapte de wand van ons hok omhoog en zonlicht stroomde naar binnen.
Dit is trouwens helemaal niet waar. Wat naar binnen stroomde was geen zonlicht, het was het schemerige duister dat je helemaal achterin een container vindt als de zon hoog aan de hemel staat – te hoog om rechtstreeks naar binnen te schijnen.
Maar na de bijna volkomen duisternis van de afgelopen dagen was het net alsof iemand in ons gezicht scheen met de sterkste zaklamp ter wereld.
Twee gedaanten stapten ons wereldje binnen – en ze sloegen haast achterover van de stank.
'Ik ben toch heel wat gewend,' zei de eerste, 'maar dit ruikt écht vies.'
'Zouden die dingen nog leven?' vroeg nummer twee zich af.
'Uhhhhnnn,' zei ik.
'Dat betekent Ja,' dacht de eerste.
Hm. Eigenlijk betekende het: ik weet niet wie je bent en wat je met ons van plan bent, maar als je mij of Gaby of Kwetter ook maar één haartje krenkt dan spring ik op en bijt je de strot af.
Dat had ik willen zeggen, maar ik was niet sterk genoeg voor iets anders dan 'Uhhhhnnn', en dat was maar goed ook. Ik bedoel: als ik ets had gezegd over opspringen en doorbijten, dan had ik mooi voor joker gestaan. Ik was zelfs te zwak om mijn hoofd op te tillen en aan de muur te likken. Dus... Ja...
'Wat doen we nou?' vroeg de tweede.
'Oppakken en naar buiten brengen, wat dacht je?'
'Nou, ik hoopte eigenlijk dat ik ze niet zou hoeven aan te raken... ongelooflijk, wat zijn díe dingen smerig.'
'Wij zijn geen dingen!' wilde ik roepen. 'Wij zijn mensen!' Maar er kwam, niks anders uit dan 'Uhhhnnn'.
'Hij zegt weer ja,' ginnegapte de eerste gedaante. 'Hij geeft toe dat-ie stinkt!'
'Wat moet-ie anders,' grinnikte nummer twee. 'Hij kan het moeilijk ontkennen. Grote hemel, wat een stank. Nou ja, daar gaat-ie!'
En daar ging ik.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 14 mei 2014

Liever niet die jongetjesflauwekul. En de emmer zéker niet

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Wat bent dat?' vroeg Kwetter ongerust. 'Hoorde jullie dat ook? Die knal? Hebt wij een lekke band?'
'Ik heb het ook gehoord,' zei Gaby somber, 'en het is geen lekke band. Dat was een geweer.'
Op dat moment hoorden we nog meer knallen. Sommigen klonken dichtbij, andere ver weg. Hier en daar klonk het geratel van een machinegeweer.
'Dat zou dan een machine-lekke-band moeten zijn,' merkte ik op.
'Jullie hebt gelijk,' zei Kwetter. 'Wij bent in een oorlog terechtgekomen, lijk het wel. Gelukkig zit wij in een ijzeren container!' Op dat moment verscheen er boven ons een klein, rond gaatje in de wand. De container galmde van de inslag, en galmde nog een keer toen de kogel, die het gaatje gemaakt had, ook nog een deukje in het dak sloeg.
'Zoek dekking!' riep ik.
'Achter wat?' vroeg Gaby. 'Achter dit pak beschuit? Of achter deze lege plastic waterfles?'
'Plat op de grond gaan liggen, bedoel ik natuurlijk. Dan ben je moeilijke te raken.'
'Lieve broer,' zei Gaby, 'ik snap wel dat het leven van een jongetje niet altijd makkelijk is. Je wilt ons commanderen – want jongetjes willen nou eenmaal de baas zijn, en al helemaal als het over vechten gaat – maar je hebt geen enkel zinnig idee. Een meisje zoals ik houdt in zo'n geval gewoon haar mond. Maar jongetjes geven liever een onzinnig commando dan helemaal geen commando. Dus je roept 'plat op de grond' tegen mensen die al twee dagen lang plat op de grond liggen. En dan moet je jezelf ook nog overtuigen van 'het is maar goed, dat ik er bij ben.' Heel ingewikkeld allemaal. En jij kunt er ook niks aan doen, dat je een jongetje bent. Maar ik voel me op dit moment niet zo heel prettig. Dus zou je het heel erg vinden mij even niet lastig te vallen met je jongetjes-flauwekul? Dank je wel.'
'Nou, maar jij bedoel het goed, hoor, Michael!' zei Kwetter troostend. 'Weet je wat ik gaat doen? Ik gaat dekking zoeken! Achter, eh, eh, achter de emmers!'
Ze doelde op de emmers waarin we gepoept en geplast hadden, de afgelopen weken. Het waren hele gewone emmers, niks met doortrekken of luchtjes wegmaken of zo, dus ze waren intussen niet echt fris meer. Vooral niet omdat de boel, in de hitte van de afgelopen dagen, nogal was gaan gisten.
'Of eigenlijk,' vervolgde Kwetter met een klein stemmetje, 'gaat ik liever niet achter de emmer. Ik krijgt liever een kogel in mijn bolletje, geloof ik.'
'Groot gelijk,' zei ik.
En Gaby zei: 'Stil eens! Horen jullie wat ik hoor?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 12 mei 2014

Hitte, kuilen en een derde ding

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


We merkten het maar nauwelijks. Het vage brommen van de scheepsmotoren, dat ons de hele reis begeleid had, hield op. Daarna moet onze container uit de boot zijn gehesen en op een vrachtwagen geladen. Er is weinig verschil tussen een container die aan een hijskraan hangt te schommelen in de wind en een container die in het ruim van een dobberend schip staat. Je kunt dat verschil wel voelen, maar dan moet je heel erg je best doen. Je moeten weten waar je op moet letten, en niet tegelijkertijd een gesprek voeren over ammoniumnitraat.
Wij merkten er dus niks van. Maar toen we eenmaal op de vrachtwagen stonden, toen zei Kwetter: 'Ik voelt mij een beetje raar. In mijn buik.'
Na even peinzen zei Gaby: 'Ik ook, geloof ik. Het is een beetje zoals zeeziek, maar dan anders. Aan zeeziekte ben ik inmiddels wel gewend geraakt, maar...'
'Nou,' zei ik, 'ik ben er niet aan gewend geraakt, de hele afgelopen twee weken niet.'
'Dat hebben we gemerkt,' zei Gaby droogjes. Ik begreep wel waar ze op doelde: ik had misschien wel heel af en toe nog een keertje overgegeven tijdens de reis. Maar nooit vaker dan twee keer per dag, hoor, dus... ja...
'Ik kan je vertellen,' zei ik, 'dat dit géén zeeziekte is. Ik ben voor het eerst niet meer zeeziek namelijk.'
'Dat bent het!' riep Kwetter. 'Wij schommelt niet meer! Wij staat op vaste grond!'
'Je hebt gelijk,' zei ik. 'Weten jullie wat dat betekent? Dat betekent dat de reis voorbij is!'
Op dat moment sloeg de motor van de vrachtwagen aan en begonnen we te rijden.
'Hm,' deed Gaby. 'Het betekent in elk geval dat de bóótreis voorbij is. Maar wie weet, waar ze ons nu weer heenbrengen.'
Twee dingen ontdekten we al snel. Ten eerste waren we op een plaats waar het warm was. Erg warm. Vooral in een metalen container kon de temperatuur erg oplopen. Zwetend en hijgend lagen we op de vloer van de container. We dronken ieder een hele fles water per dag. Dat wilde misschien zeggen dat we te weinig water zouden hebben om het einde van de reis te halen, maar als we nú niet dronken zouden we het einde ook niet halen.
Ten tweede: we waren op een plaats gekomen met hele slechte autowegen. Veel kuilen en bulten en zo. We werden heen en weer geslingerd en op en neer gestuiterd tot we bont en blauw zagen.
Na anderhalve dag ontdekten we nog een derde ding. Een ding dat nog veel akeliger was dan de hitte en de kuilen.


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

vrijdag 9 mei 2014

In het echt zijn er geen levels

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Zo praatten we urenlang over alles wat er maar ontploffen kon, en langzaam werd het een heel klein beetje licht in de container.
'Wat is dat?' vroeg ik.
'Er bent een soort lucht-gaatjes,' zei Kwetter, 'anders stikt wij, en door die gaatjes kunt ook een beetje licht binnenkomen.'
'Maar dat is geweldig!' riep ik. 'Zo kunnen we zien of het dag is of nacht!'
'Verbazend, wat zo'n gevangenis met je doet,' mijmerde Gaby. Je bent blij met de kleinste dingen. Drie dagen geleden wilde je nog een nieuwe computer, en nu ben je blij met een streepje licht...'
'Dat licht is van levensbelang,' vond ik. 'Weet je nog toen Kwetter zei dat we twee beschuiten per dag hadden?'
'Ja, natuurlijk.'
'Als we het verschil tussen dag en nacht niet kunnen zien, hoe moeten we dan weten wanneer we een nieuwe beschuit mogen? Dat streepje licht lijkt me best belangrijk.'
Daar had ik gelijk in, natuurlijk, en we telden onze beschuiten. Ze waren veel groter en zwaarder dan gewone beschuiten. Gelukkige maar; stel je voor dat je maar twee gewone beschuitjes kreeg per dag! Het waren er honderdentwintig. Delen door zes, en dan wist je dat we hier twintig dagen zouden blijven. Waarschijnlijk.
De twintig dagen die volgden, waren saai. Heel erg saai. Bij het eerste streepje licht namen we een beschuit en een paar slokken water, en daarna praatten we over bommen.
Dat klinkt misschien spannend, maar dat viel in het echt behoorlijk tegen
Gooien met bommen is best leuk, en praten over het gooien met bommen al helemaal, maar het maken van bommen, dat is iets heel anders. Dat is gevaarlijk en toch saai. En praten over het maken van bommen, dat is niet eens gevaarlijk. Dat is alleen maar saai. Onze gesprekken gingen ongeveer zo:
'Oké, stel dat we ergens wilgenbast vinden. Hoe maken we daar een bom van?'
'Makkie. In wilgenbast zit salicylzuur, en als je dat verhit zonder lucht erbij, verandert het in picrinezuur.'
'Inderdaad Maar picrinezuur is link spul. Misschien kunnen we dat beter omzetten in picraminezuur?'
'Ja, of nog beter: diazodinitrofenol. Moet je wel salpeterzuur bij je hebben. En water en elektriciteit, natuurlijk.'
'Salpeterzuur moet wij so wie so hebben. Dan kunt wij op level 15...'
'Lieve Kwetter, ik leg het nog één keer uit. Dat met die levels, die je kunt halen, dat komt wel uit mama's computerspelletje, maar in het echt zijn er geen levels. In het echt moet je het maar doen met wat je toevallig vindt. Snap je?'
'Jahaa, dat snapt ik heus wel, maar als we toevallig ergens kwik én ethanol én salpeterzuur vindt, dan maakt wij kwikfulminaat. Afgespreekt?'
'Ja hoor, beloofd. Vind je het erg als we nu even verder denken over die wilgenbast? Dank je wel!'

Dodelijk saai, maar we werden in ieder geval niet gek van de angst, de verveling en de duisternis. En dat is ook wat waard.
Maar na vijftien dagen stopte de boor met varen, en we werden uitgeladen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

donderdag 8 mei 2014

De geheime schatten liggen voor het oprapen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'De graaf van Monte Cristo,' vertelde ik aan de meisjes, 'was een meneer uit Frankrijk die in de gevangenis zat. Niet omdat-ie iets gedaan had, maar er waren slechteriken die hem leugens en bedrog achter de tralies hadden gekregen. En hij mocht er nooit meer uit. Nou, hij ontsnapte natuurlijk en nam ze allemaal te grazen.'
'Gelukkig maar,' zei Kwetter. 'Anders bent het zielig voor die meneer.'
'Het gaat niet over een echte meneer, Kwetter,' zuchtte Gaby. 'Het is maar een verhaaltje. Uit een boek dat mijn broer gelezen heeft, en zo te horen is het echt zo'n boek voor jongetjes.'
'Ja, nou, nee, het is een heel beroemd oud boek, hoor!' verdedigde ik. 'Het is echt niet zomaar onzin.'
'Maar wat hebt dat nou met ons te maken?' vroeg Kwetter.
'Nou, die meneer in de gevangenis, die voelt zich natuurlijk niet zo fijn. Gelukkig is er een andere man, en die leert hem van alles. Over kunst en wetenschap en zo, maar ook waar er een geheime schat begraven ligt, zodat die ene meneer heel erg rijk wordt en zijn vijanden kan pakken als hij eenmaal ontsnapt is.'
'Dát is een goeie oplossing,' zei Gaby vals. 'Kom, laten we een geheimzinnige meneer zoeken die alles weet over kunst en wetenschap en die een geheime schat weet te liggen. Zo iemand moet er in deze container toch te vinden zijn, of niet?'
'Flauw hoor,' zei ik. 'Het gaat om het idee, snap je, het idee dat je niet gaat zitten mokken en huilen in je gevangenis, maar dat je plannen gaat maken en probeert je voor te bereiden op wat je gaat doen als je eruit komt.'
'Met een geheime schat,' zei Gaby sarcastisch. 'Want die liggen overal voor het oprapen.'
'We hebben een geheime schat,' zei ik, 'en die zit... hier!' Ik tikte veelbetekenend tegen mijn hoofd.
Maar dat konden de meiden natuurlijk niet zien in het donker.
'Hier?' vroeg Kwetter verbijsterd. 'In deze container? Wat gek! De vorige keer bende er helemaal geen geheime schat!'
'Neehee, hier in mijn hoofd,' zei ik ongeduldig.
'In je hoofd? Dat pas toch niet? En trouwens, al bent het honderd miljoen kilo goud en juwelen, ik gaat het er niet uithalen want dan ga jouw hoofd stuk en daar bent het veel te leuk voor!'
'Hou effe op, Kwetter, anders moet ik zo meteen óók overgeven,' zei Gaby. 'Hij bedoelt trouwens geen echte schat, hij zal wel een of ander zogenaamd slim plan hebben dat zogenaamd net zo veel waard is als een schat, of bla bla bla weet ik veel.'
'Bijna goed, Gaby, bijna goed!' glimlachte ik. 'Wat ik bedoel is: we zitten in een container op een boot. Is dat erg? We hebben wel ergere dingen overleefd, toch? Maar toen was mama erbij. Die heeft ons altijd gered, met haar bommen. En nu is ze er niet. Nu moeten we onszelf redden, met onze eigen bommen.'
'Wij hébt geen bommen,' zei Kwetter.
'Inderdaad. Maar we weten wel precies hoe we ze moeten maken. Want mama's computerspelletjes, die kloppen! Alles wat er in die spelletjes kan, kan in het echt ook. Dus we moeten goed ons best doen om ons alles te herinneren, zodat we, als we hier uit komen, echte bommen-experts zijn. Dat is ook heel goed tegen gek worden en rondjes tollen in je hoofd: bezig blijven, voortdurend bezig blijven met een doel voor ogen. Ik begin. Hoe maak je buskruit? Welke moleculen heb je nodig?'
'Broer,' zei Gaby, 'jij hebt altijd van die ongelofelijk stomme plannen, en van al je stomme pannen is dit, denk ik, misschien wel de minst stomme. Niet omdat we er iets aan zullen hebben als we straks bommen-experts zijn, maar omdat het ons iets te doen zal geven en volgens mij heb je gelijk, volgens mij helpt dat het beste tegen gek worden. Goed dan. Voor buskruit heb je nodig...'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 5 mei 2014

Rondjes in je bolletje

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'We kunnen ontdekken hoe lang de reis gaat duren,' zei ik. 'We tellen gewoon onze beschuiten, dat delen we door twee want we krijgen er twee per dag, en dát delen we dan weer door drie want we zijn met z'n drieën.'
'We delen door zes, dus.' Mijn zusje wilde even laten merken dat ze goed was in rekenen. 'En dan weten we hoe lang de reis gaat duren. En? Wat hebben we daar aan?'
'Daar hebt wij héél veel aan,' riep Kwetter verontwaardigd.
Ik zuchtte. Het is natuurlijk fijn om gelijk te krijgen, maar Kwetter geeft mij altijd gelijk. Als ik zou zeggen dat de bomen paarse blaadjes hadden, zou ze enthousiast gaan knikken. Dus... ja...
Als je alleen maar gelijk krijgt van degene die verliefd op je is, dan gaat de lol er snel vanaf.
'Ik meent het, hoor!' protesteerde Kwetter. 'Ik hebt eerder in zo'n container gezit, ik weet hoe dat is. Als je niet weet wat er ga gebeuren, word je helemaal knotsknetter gek na een paar daagjes. Wat ga ze met ons doen, denkt je steeds, waar gaat wij heen? Hoe lang ga dit nog duren? Dat bent het enige waar je aan kun denken. De gedachten rent steeds meer dezelfde rondjes door je hoofd, tot je hersentjes zo duizelig bent dat ze niet meer weet wat waar is en wat niet. En dan bent jij gek. Dus hoe meer jij weet, hoe minder vraagjes er door jouw bolletje holt, hoe minder snel jij gek word. Echt hoor. Jullie hoef mij niet te geloven, maar het bent wel echt waar.'
Ze zei het zo ernstig en met zo veel vuur dat wij niet aan haar worden konden twijfelen.
'Jeetje Kwetter,' zei Gaby. 'De vorige keer, toen je in zo'n container zat, bent je toen gek geworden?'
Ik wachtte even of mijn zusje nou een flauwe grap ging maken over dat ze nu eindelijk begreep hoe Kwetter verliefd op mij kon worden, of zo, maar het viel mee. Kennelijk was het geen moment voor flauwe grappen.
'Ik bent gewoon normaal geblijft,' zei Kwetter.
Ik moest erg mijn best doen om geen flauwe opmerking te maken. Je kunt over Kwetter veel zeggen, maar normáál?
'Maar een paar vriendjes van mij bent helemaal de kluts kwijt geraken,' vertelde ze. Haar stem klonk opeens verschrikkelijk verdrietig.
Ik wilde ab-so-luut niet weten hoe het met die vriendjes afgelopen was. Ik was erg bang dat het een verhaal zou worden waarin Smeks Vreselijke Vleeshakker een hoofdrol zou spelen. Dat was tenslotte de plek waar we Kwetter gevonden hadden, en waar we samen aan een afschuwelijke dood ontsnapt waren.
Daar wilde ik eventjes niet aan denken. Tijd om over iets anders te beginnen.
'Kwetter heeft gelijk, hoor,' zei ik haastig. 'Kennen jullie het verhaal over de Graaf van Monte Cristo?'
Nee, dat kenden ze natuurlijk niet. Kwetter is niet zo'n lezer Gaby houdt vooral van boeken waarin dappere slimme kinderen op een vreedzame manier ruzies oplossen, boeven vangen en mensen helpen. Ik vind dat óók leuk om te lezen, begrijp me niet verkeerd, maar je leert er weinig van want zo zit de wereld gewoon niet in elkaar.
Nee, dan de Graaf van Monte Cristo!


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE