Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 29 augustus 2014

Tien kleine doodshoofdjes

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We wachtten tot het helemaal donker was. Alle andere mijnwerkers gingen slapen, uitgeput van het zware werk. Gaby en ik niet, natuurlijk. Wij hadden wel iets beters te doen.
Met onze buiken tegen de grond slopen we in de richting van de twee kleine gebouwtjes. We probeerden zo stil mogelijk te doen, maar we hadden eigenlijk net zo goed een drumband met ons mee kunnen laten marcheren. De soldaten letten he-le-maal niet op ons. Ze hadden het veel te druk met een soort van feestje, dat ze samen vierden.
Het leek mij niet bepaald een leuk feestje, moet ik zeggen: het bestond voornamelijk uit bier drinken, gillen, overdreven hard lachen en in de lucht schieten.
'Wat een herrie,' mompelde Gaby terwijl we het schuurtje bereikten. 'Straks hóren ze het niet eens, als we de keuken opblazen.'
'Goh,' zei ik. 'Nou heb je van tevoren zo ontzettend veel problemen zitten verzinnen, en het enige probleem dat we echt krijgen is het probleem dat je niet verwacht had.'
'Je krijgt nooit de problemen die je verwacht,' knikte Gaby wijs.
'Gelukkig maar,' zei ik, 'want ik verwachtte problemen met het openprutsen van het slot. Fijn dat we dat probleem dus niet krijgen.'
'Inderdaad,' zei een stem achter ons. 'Het open krijgen van het slot wordt niet jullie probleem. Want ík word jullie probleem.'
We draaiden ons om. De soldaat die we zagen zag er inderdaad uiit alsof hij geboren was om een probleem te zijn. Hij was bijna twee meter lang en één grote bonk spieren. Op de knokkels van zijn beide handen stonden tien kleine doodshoofdjes getatoeëerd. Hij had een groot geweer en een kapmes bij zich. In zijn ogen zagen we de glans van bloeddorstige waanzin, zoals ik die ook bij Abel en Zoezoe had gezien.
'Wilden jullie ontsnappen?' giechelde hij. 'Als twee vogeltjes die de blije vrije lucht in vliegen”Dat kunnen we niet hebben, hoor? Weten jullie wat er gebeurt met vogeltjes die proberen weg te vliegen? Hm?'
'Gee... geen idee,' stamelde ik.
Hij greep mijn kraag en boog zich naar me toe. Zij bier-adem sloeg als een stom in mijn gezicht. 'Geen idee?' herhaalde hij. 'Echt niet?'
'Echt niet,' piepte ik.
'En jij?' snel als de staart van een schorpioen draaide hij zich naar Gaby. 'Weet jij wat de mensen doen met vogeltjes die weg willen vliegen?'
Gaby schudde woordenloos van nee.
'He verdorie,' bromde de man. 'Ik had toch zó gehoopt dat jullie het wisten. Ik weet het zelf ook niet, namelijk.' Hij nam zijn kapmes in de hand en keek er peizend naar. 'Ik weet wel bijna zéker,' zei hij, 'dat ze er een stukje van af snijden. Maar welk stukje is dat dan? Moeilijk hoor. En het stomme is: ik heb het wel geweten. Nou ja, weet je wat: ik sluit jullie gewoon op in een kooitje, terwijl ik er vannacht nog even over nadenk.'
Terwijl hij het zei, duwde hij ons het dichtstbijzijnde gebouwtje in. Dat was, helaas, niet het schuurtje met het dynamiet.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 27 augustus 2014

Vijfentwintig problemen en bezwaren

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


Eigenlijk hoefde ik maar één ding te weten, natuurlijk: waar bewaren ze hun dynamiet?
Daar was ik snel achter.
Wat ze precies deden met dat spul was me niet helemaal duidelijk. Ze bliezen stukken rotsgrond op, ja. Dat zag ik wel. Maar ik begreep niet hoe dat het werk in de mijn vooruit moest helpen. Sterker nog: het leek mij vreselijk gevaarlijk om hierboven de grond op te blazen, terwijl er ónder de grond mensen aan het werk waren.
Maar misschien was dat het hele idee. Misschien vonden de soldaten van Killa dat grappig.
Abel en Zoezoe zouden het ongetwijfeld heel grappig hebben gevonden, toen ze nog onder de drugs en de drank zaten.
Maar waarom ze het ook deden, al dat ontploffen, een ding was zeker: ze deden het véél. En onder groot gejuich.
Boem! Hoera! Boem! Hoera, dat was leuk, laten we snel nog een paar staven halen. En daar rende weer een soldaat naar het schuurtje waarin het dynamiet opgeslagen lag.
Het was een schuurtje gemaakt van dikke houten balken, met een ijzeren deur. Er waren twee van die schuurtjes, maar het tweede had een houten deur en een paar kleine raampjes.
Daar lag geen dynamiet in. Daar was de keuken, kennelijk, want aan het einde van de middag kwam daar een man uit met een gigantisch grote pan vol dampende prut. Dat was ons avondeten.
Elke mijnwerker kreeg een kom vol.
Ik wilde geen kom vol prut.
Ik wist niet wat ik dan wél wilde: twee kommen vol? Omdat ik zo'n honger had? Of helemaal geen kom, omdat het zo vies was? Moeilijk, moeilijk! Gelukkig hoefde ik de beslissing niet te nemen. Die werd voor me genomen: iedereen kreeg precies één kom. Dus nu had ik én honger, én een vieze smaak in mijn mond.
Tijdens het eten overlegde ik fluisterend met Gaby.
'We moeten een paar staven dynamiet te pakken krijgen,' was mijn plan.
'Ja? En dan?'
'Dan nemen we een lange lont. Een hele, hele lange lont. En daarmee blazen we het gebouwtje op waarin het dynamiet wordt bewaard. Dat geeft een klap van jewelste, natuurlijk, en in de verwarring glippen wij het bos in.'
'Dat zou mama nooit goedvinden,' zei Gaby met een vies gezicht.
'Waarom niet?'
'Omdat zij meteen zou uitrekenen hoe groot die klap van jewelste precies zou worden. En dan zou ze waarschijnlijk ontdekken dat het een zó erge klap zou worden, dat er gegarandeerd doden zouden vallen. Dode soldaten. Dode mijnwerkers. Domweg uit elkaar geploft, of in de fik gevlogen, of verpletterd door rondvliegende rotsblokken. En mensen verpletteren met rotsblokken is...?'
'...onbeleefd,' vulde ik zuchtend aan. 'Nee, dat kunnen we dan beter niet doen. Maar...' klaarde ik op, we kunnen natuurlijk wel iets ánders opblazen. De keuken bijvoorbeeld. Iets minder grote knal, maar toch ook verwarring, en roetsj! daar gaan er twee het oerwoud in. Namelijk: jij en ik.'
Gaby had natuurlijk nog een hele hoop te zeuren. Zoals: we kennen de weg in dat bos niet. En: 's nachts kunnen we dat spoor niet terugvinden. En: we hébben dat dynamiet nog niet. En: oh ja? kun jij een slot openprutsen zonder sleutel, dan? En: welwaar, dat is waarschijnlijk wél moeilijk. En nog twintig andere problemen en bezwaren.
Tenslotte vroeg ik wat háár plan was.
Toen hield ze eindelijk haar mond. Dus... Ja...
Het was helemaal duidelijk: we gingen mijn plan doen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 25 augustus 2014

Helaas ben ik opgevoed

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Zeg het maar,' zei ik zonder me om te draaien. 'We zitten in de problemen, he?'
'Nou en of,' zei een stem achter ons. 'Diep in de problemen. Wij houden hier niet van pottenkijkers. We houden wel van kinderen die helemaal vrijwillig komen werken in de goudmijnen van generaal Killa.'
Een andere stem barstte in lachen uit. 'Ja, hahaha, vrijwillig! Omdat de generaal vecht tegen de gemene president M'Urdara. Voor de goede zaak, hahahaha!'
'Precies,' zei de eerste stem met een enigszins vermoeide zucht. 'Dus nu is de vraag: wat hebben we hier? Pottenkijkers of vrijwillige medewerkers?'
'Doe maar dat laatste, dan,' zei Gaby, en ik knikte om te te bevestigen.
Zo kwamen we voor de tweede keer in een mijn te werken.
'We moeten meteen vanavond ontsnappen,' zei ik tijdens het sjouwen tegen Gaby. 'Anders wordt Kwetter ongerust, en dan komt ze ons zoeken.'
'Vind je het echt zo erg om door een meisje gered te worden? Kan je jongetjestrots daar niet tegen?'
'Gered worden vind ik geen ramp. Maar ene mislukte reddingspoging, dat zou niet best zijn. Deze kerels schieten maar al te graag op ongewapende kinderen.
'Kwetter kan...'
'Kwetter kan heus geen kogels ontwijken.'
Daarna zeiden we niets meer want we moesten onze bekken dicht houden van de bewakers.
'Monden,' mompelde ik zonder nadenken. Bek, dat mogen we van mama niet zeggen namelijk. Na een jaar of dertien gaat dat in je hoofd zitten. Opvoeden, noemt mama dat. Ik zeg: hersenspoelen.
Opvoeden is dat je kinderen dingen leert die belangrijk zijn, die ze kunnen gebruiken wanneer ze ze nodig hebben. Hersenspoelen is wanneer je kinderen gewoontes aanleert waar ze niet aan kunnen ontsnappen, en die nog gevaarlijk zijn ook.
En reken maar dat het gevaarlijk was om 'monden' te zeggen.
Pats!
'En?' vroeg de soldaat. 'Was dat een klap voor je mond?'
'Nee meneer. Dat was een klap voor mijn bek, meneer.'
'In één keer goed. Dat was snel. Ik ben een geboren onderwijzer, al zeg ik het zelf. Als ik je nog een keer iets moet uitleggen, dan zeg je het wel, he?'
'Ja meneer. Ik wil nu graag vrijwillig aan het werk, meneer,' slijmde ik. De soldaten lachten en zeiden dat ik een snelle leerling was.
Daarna was het weer een hele dag sjouwen in de brandende zon. Dat was geluk hebben, want deze mijn bleek anders te zijn dan de vorige: dit was een échte mijn, met tunnels onder de grond en zo. En ik kon me niet voorstellen dat die tunnels erg veilig waren. Laat mij maar lekker hier buiten sjouwen, dacht ik. Dat is wel vermoeiend, maar het is altijd beter dan een mijngang op je kop te krijgen.
Bovendien: in die mijngangen is het donker, en zelfs als het licht was, zou je er niks anders zien dan de muren van de mijngang.
Maar hier boven de grond was van alles te zien. Alles wat ik moest weten om te kunnen ontsnappen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 20 augustus 2014

De geur van zelfgemaakte appeltaart

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Want het was... hou je vast... een ontploffing!
Er werd hier een groot stuk van de rotsen opgeblazen. Ik ben lang niet zo goed als mijn moeder, natuurlijk, maar ik had inmiddels zo veel uren doorgebracht met haar computerspel – waarvan het geluid tot in de laatste details klopte! – dat ik toch best een gokje durfde wagen.
'Hoorde jullie wat dat was?' vroeg ik aan Gaby.
Gaby knikte. 'TNT' zei ze. Alsof zelfs een kleuter dat nog had kunnen horen.
'Inderdaad,' antwoordde ik, 'maar dan wel met dat knisperige toontje van kiezelgoer erin. En TNT met kiezelgoer heet...?'
'Dynamiet,' zei Gaby geprikkeld. Ze vond het niet leuk dat ik het beter wist, maar ze kon niet ontkennen dat ik gelijk had.
Glimlachend keken wij elkaar aan. We dachten allebei aan mama. Eventjes voelden we ons heel veilig en geborgen. Alsof mama op een of andere manier bij ons was en over ons waakte.
Sommige mensen krijgen dat gevoel als ze een koffie-apparaat horen pruttelen, of pannen horen rammelen, of bij het geluid van een vuurtje in de open haard. Bij de geur van zelfgemaakte appeltaart.
Dat gevoel dus. Dat kregen wij bij het geluid van dynamiet.
'Weet je wat dat betekent?' vroeg ik opgewonden.
Gaby knikte bedachtzaam. 'Het betekent dat we niet in een rondje zijn gelopen. Onze mijn, de mijn waar wij naar coltan moesten graven? Daar heb ik niet één keer dynamiet gehoord. Dus Generaal Killa heeft meer dan één mijn. Jammer genoeg zijn we dus nog niet in de bewoonde wereld. Ik denk zelfs, dat we alleen maar dieper het oerwoud in zijn gegaan.'
'Eh, ja,' gaf ik toe. 'dat betekent het allemaal óók. Maar wat ik bedoelde is: Ze hebben hier dynamiet! Dát betekent het! Oh man, dynamiet – dat moeten we te pakken zien te krijgen!'
Gaby zuchtte diep en ze keek me heel vermoeid aan.
'Te pakken krijgen,' herhaalde ze toonloos. 'Jij wilt dat dynamiet te pakken krijgen. En dan?'
'Dan hebben we dynamiet! Dat is geweldig spul, dat moet je toegeven. Makkelijk in het gebruik, en...'
'En waar wil je dat spul dan voor gebruiken?'
'Om dingen op te blazen natuurlijk. Jij kunt wel hele domme vragen stellen, zeg.'
'Dingen opblazen? Wat voor dingen?'
'Wat we maar willen! Je hoeft er maar naar te wijzen en ik blaas het voor je op. Eerlijk beloofd.'
'En dan? zijn we dan opeens ontsnapt aan de generaal? Veilig het oerwoud uit? Weer bij mama thuis? Niet ieder probleem kun je oplossen met dynamiet, Michael!'
Ik haalde mijn schouders op. Als je maar eenmaal dynamiet hebt, vind je vanzelf een probleem dat je op kunt blazen. Zo werkt dat gewoon, met dynamiet. Dat is juist een van de fijnste dingen ervan. Maar met Gaby viel vandaag weer niet te praten. Dus... Ja...
Ik bestudeerde de mijn nauwkeurig. Er stonden twee kleine gebouwtjes. In één ervan lag waarschijnlijk het dynamiet opgeslagen.
'Laten we teruggaan naar Kwetter,' zei Gaby. 'Die zit op ons te wachten.'
'Natuurlijk gaan we terug naar Kwetter,' zei ik. 'Denk je eens in hoe blij zij zal kijken, als ze ons dynamiet ziet. Ik denk dat het in het linker gebouwtje...'
Op dat moment hoorde ik een nieuw geluid, vlak achter ons. En geluid dat precies, maar dan ook precies e tegenovergestelde uitwerking op ons had als de 'boem' van daarnet.
Dat geluid was 'klik'.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 18 augustus 2014

hiep hiep hoezee voor de diarree

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


'We binden die knapen vast,' zei ik. 'Boven in de boom, op een dikke tak. Met een liaan, stevig vast zodat ze er niet af kukelen. Kwetter blijft hier om op ze te passen, en ondertussen gaan Gaby en ik dat spoor volgen.
'Moog ik niet met jou mee? vroeg Kwetter teleurgesteld.
'Nee,'schudde ik. 'Als die jongens ziek, wak en misselijk aan de boom vastzitten en er komt een eng beest, dan moet iemand ze redden. En dat moet jij doen, want jij bent het sterkst en het het handigst van ons allemaal.'
'Vindt jij dat echt?' vroeg Kwetter blij.
Ja, natuurlijk vond ik dat echt. Want het was ook zo. Daarom had ik haar het liefst met mij meegenomen, terwijl Gaby hier bleef om op de jongens te passen. Maar dat durfde ik niet voor te stellen. Dan zou Gaby denken dat ik Kwetter graag bij me hield omdat ik op haar bén. Of misschien zou Gaby dat niet denken, maar ze zou het in ieder geval wel zeggen. Heel vaak.
Nee, dank je wel.
Ik hoopte eigenlijk dat Gaby bang zou zijn om het spoor te volgen, zodat ze zou zeggen: neem jij Kwetter maar mee. Maar dat deed ze niet. Ze keek me verrast aan en zei: 'Dat is inderdaad het beste. Nooit gedacht dat je nog eens zou toegeven dat Kwetter van ons drieën het sterkst is.'
'Ja,' glunderde Kwetter. 'Lief, he? Ik gaat jou...'
'Nu even niet, Kwetter. We hebben nog heel wat te doen.'
Het duurde wel een uur voordat we de jongens in de boomtop hadden gehesen, maar toen ze eenmaal goed vast zaten konden Gaby en ik eindelijk vertrekken.
'Zult ik jou nog een paar van die lekkere fruitjes geven?' hoorden we we Kwetter vragen, en Abel antwoordde iets over 'kwijlende oogjes'. Daarna slokte het oerwoud hen op.,
Tenminste, zo leek het, maar het was natuurlijk precies andersom: Gaby en ik waren degenen die verdwenen. Het spoor van de soldaten achterna, in de hoop dat dat ons bij de bewoonde wereld zou brengen.
Het was een behoorlijk eind lopen. Bovendien werd het terrein steeds moeilijker: we kwamen steeds meer rotsen tegen waar we onze weg tussendoor moesten zoeken, en het is niet makkelijk om sporen te vinden op steen. Gelukkig hadden de soldaten vreselijke stinksigaretten gerookt, waarvan we de peukjes makkelijk konden zien. Bovendien hadden een of twee van hen diarree, en dat leverde ook nogal wat sporen op.
De rotsen werden steeds steiler, en onze weg begon ons langzaam omhoog te voeren. Af en toe moesten we met handen en voeten klimmen. Het was ons een raadsel hoe de soldaten die zware kisten hier langs hadden gedragen, maar net als we elkaar aankeken en zeiden: dit kan de goede weg niet meer zijn, zagen we weer ergens een sigarettenpeuk, of een stinkend plasje bruine derrie, waaraan we konden zien dat we wel degelijk op de goede weg waren.
Het was al bijna donker toen we ons doel bereikten.
Jammer genoeg was het niet de bewoonde wereld, waar we aankwamen.
Het was een mijn.
Eerst waren we bang dat we de verkeerde kant op gelopen waren; dat we terug waren gekomen bij de plek waaraan we ontsnapt waren.
Maar dat was niet zo.
Dat werd ons al snel duidelijk, op een manier waarvan mijn hart een sprongetje maakte.


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

maandag 11 augustus 2014

Niet het spoor maar de zoekers

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Wij volgden het spoor.
Dat was niet zo moeilijk, dacht ik: de soldaten keken niet waar ze liepen en stampten met hun zware laarzen diep in de zachte bosgrond. De zware kisten, die ze met zich mee sjouwden, botsten van de ene na de andere boomstam de bast kapot. Als ze hun best hadden gedaan om ieder takje dat ze zegen kapot te trappen, hadden ze er niet méér kunnen raken dan ze nu deden uit pure achteloosheid.
Toch viel het nog behoorlijk tegen allemaal.
De moeilijkheid met onze spoor-zoekerij zat 'm niet in het spoor. Het zat 'm in de zoekers.
En dan vooral in Abel en Zoezoe.
Ik had gedacht dat ze langzaam maar zeker weer een beetje helder zouden worden in hun hoofd. Ze hadden nu tenslotte al een halve dag geen bier meer gedronken of drugs gesnoven. Ze konden er weer lekker fris tegenaan!
Dacht ik.
Maar zo werkt het dus niet, met drugs en bier. Daar raak je aan verslaafd, wat wil zeggen dat je lijf aan die rommel gewend raakt.
Als je er dan plotseling mee ophoudt, dan denkt je lijf: Hee! Ik mis iets! Iets waar ik net aan gewend was, waarvan ik net was gaan denken dat het normaal was. En goed voor me. Dit is niet normaal! Dit is niet goed! Alarm! Alarm!
Abel begon te klappertanden.
Zoezoe begon vreselijk te zweten.
Abel wilde niet meer lopen.
Zoezoe kón het niet meer.
Allebei zakten ze op de grond, en als één man – of liever gezegd als één opgeschoten puberjongen – begonnen ze over te geven.
'Ooooh,' kreunde Abel, 'ik ga dood, geloof ik.'
'Oeoeoeh,' kreunde Zoezoe, 'wás ik het maar alvast.'
Plotseling krabbelde Abel woest overeind. 'Een monster!' gilde hij. 'Een monster met kwijlende oogjes!'
Voor de zekerheid keek ik om me heen. Nergens een monster, natuurlijk.
'Hou hem vast,' riep Gaby, 'anders rent-ie het oerwoud in!'
Ik greep hem bij zijn arm. Ik was zwak van het slechte eten en alle ellende van de laatste weken, maar hij was nog slapper. Als een lappenpop viel hij op de grond en begon te huilen.
'Wacht even hoor,' zei ik. 'Moeten we nou ontsnappen aan een leger, in een onbekend oerwoud, midden in een burgeroorlog, met ook nog twee zieke knapen op sleeptouw?'
'Ik bent bang van wel,' zei Kwetter. 'Gelukkig heb wij jou bij ons. Jij kun alles. He Gaby?'
'Ja hoor,' zei mijn zusje vals. 'Regel het even, grote broer.'
Ik haalde diep adem. Goed. Grote broer zou het even regelen.
Dat is dus nog het allerergste van grote broer zijn.
Grote broer zijn is prima als je ouders in de buurt zijn. Die lossen de grote problemen op, zodat jij lekker tijd hebt om je zusje te pesten. Niks mis mee.
Behalve dan wanneer je ouders te dicht in de buurt zijn. Zo dicht dat ze je horen pesten. Dan is de lol er meestal snel vanaf.
Maar als je ouders er helemaal niet zijn, heb je toch echt een probleem. Dan moet jij voor de kleintjes zorgen.
En als je dan een meisje bent, dan is het nog makkelijk. Dan hoef je de kleintjes alleen maar te troosten als alles misgaat in het grote boze oerwoud. Want daar ben je dan zelf óók bang voor.
Maar als je een jongen bent, dan moet je ze door het oerwoud héén slepen. Want jij bent natuurlijk niet bang, zogenaamd. Nee hoor, jij bent stoer. Dus... Ja...
Ik haalde nog een keer die adem en zei: 'Oké. Dit wordt het plan.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 8 augustus 2014

De Einstein van de stomme plannen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ze had gelijk. Het waren soldaten. Het oerwoud was zo dicht, dat we hen pas zagen toen ze vlak onder onze boom door liepen. Waren ze op zoek naar ons? Ik durfde nauwelijks adem te halen.
Naast me zag ik, tot mijn grote schrik, dat Abel zijn geweer pakte en met een grote grijns op zijn oude kameraden begon te mikken. Was die jongen helemaal geschift? Stiekem mensen in de rug schieten – dat hóórt niet.
Mensen doodschieten hoort trouwens so wie so niet, nu ik er nog eens over nadenk.
Maar los daarvan: de soldaten waren met z'n zessen en ze hadden allemaal geweren. Het zou een ongelooflijk slecht idee zijn om nu met ze te gaan vechten.
En dat kon ik allemaal onmogelijk uitleggen aan die stomme Abel, want de soldaten waren heel dichtbij en ze zouden ons horen als ik ruzie ging zitten maken.
Maar géén ruzie maken betekende dat ze heel binnenkort heel hard PANG zouden horen en dat valt ook nogal op. Wat moest ik nou doen?
Kwetter stak rustigjes haar vinger in de loop van Abels geweer. Haar andere hand legde ze op Abels mond, zodat hij niet kon protesteren.
Abel keek heel kwaad, maar het werkte wel.
Een half uurtje later kwamen de soldaten terug. Ze droegen twee grote kisten.
'Zagen jullie dat? ' vroeg ik toen ze ons niet meer konden horen. 'Ze waren niet op zoek naar ons, het was toeval dat ze hier langs kwamen. Is dat een opluchting of wat is het?'
'Wat zou er in die kisten zitten?' vroeg Gaby zich af.
We keken naar Abel en Zoezoe. Die haalden hun schouders op. Ze waren maar kleine soldaatjes tenslotte, nauwelijks goed genoeg om een geweer vast te houden en gevangenen te bewaken. Goed genoeg om voorop te lopen in een gevecht, en goed genoeg om overhoop geschoten te worden. Niet goed genoeg om aan te vertellen wat de plannen van de generaal zijn en wat het leger zoal uitspookt.
'Dat gaan we uitzoeken,' zei ik. 'Die kerels met die zware kisten hebben een spoor achtergelaten dat zelfs een blinde nog kan volgen. Kom mee!'
'Goed plan,' knikte Gaby. Ze wendde zich tot Abel en Zoezoe. 'Jullie kennen mijn broer nog niet zo goed,' zei ze, 'maar ik kan jullie vertellen: hij heeft altijd briljante ideeën. Zelfs als je in een compleet hopeloze situatie zit, waaruit je geen enkele uitweg kunt vinden zodat je zeker weet dat je binnen een dag afschuwelijk dood zult gaan, weet hij toch weer een maniertje te vinden om nóg dieper in de problemen te komen. Knap he? Ik bedoel: hier zitten we dan, midden in een oerwoud dat we niet kennen, in een land met een burger-oorlog, we worden opgejaagd door soldaten, en wat bedenkt meneer? Laten we op zoek gaan naar nóg meer soldaten. Hoe kom je d'r op, he? Echt, lieve, Michael, jij bent de Einstein van de stomme plannen, ik kan het niet anders zeggen.'
'Ja,' knikte Kwetter zuchtend, 'knap is-ie he?'
'Wat is een einstein?' vroeg Zoezoe.
Gaby schudde moedeloos het hoofd en mompelde: 'Ach, wat kan het mij ook allemaal schelen. Als we allemaal doodgaan, gaat in elk geval de gemiddelde intelligentie op deze wereld omhoog en dat is ook wat waard. Laten we dat spoor maar volgen.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 6 augustus 2014

Hoe troost je een meisje?

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We aten maar door en door, niet alleen omdat het zo lekker was maar ook omdat we zo verschrikkelijk veel honger hadden. De mijnwerkers van generaal Killa kregen niet bepaald veel te eten. De soldaten trouwens ook niet.
Het duurde een hele poos voordat we allemaal vol zaten, maar toen hingen we ook onderuitgezakt tegen de boomstam, puffend van de volle-bolle-buikigheid. Buikigheid is geen woord, dat weet ik wel, maar zo voelde het: alsof ik alleen nog maar een buik was.
'Ik heb teveel gegeten,' kreunde Zoezoe.
'Wij ook,' zeiden Abel en Gaby en ik.
Op dat moment kwam Kwetter terug.
'Wat een verschrikkelijk stom oerwoud bent dit!' tierde ze. 'Ik hebt uren lang gezoekt, en wat denkt jij? Niet één nokonootje! Er staat gewoon helemaal geen noko-bomen in dit bos. En ook geen enkele andere boom die ik kent, trouwens.'
'Kwettertjelief,' zei ik, 'we zijn hier niet in de binnenlanden van Boegoe-Boegoe.'
Gaby giechelde, want ik had het gezegd op precies dezelfde toon die mama altijd aanslaat als Kwetter weer eens met haar handen zit te eten.
Of, nog erger, zónder haar handen.
Gaby's giechel ging over in gezucht. Mijn opmerking had haar aan mama doen denken, en misschien ook wel aan thuis, en zij kan daar niet zo goed tegen.
Het was natuurlijk mijn taak, als grote broer, om haar te troosten en op andere gedachten te brengen. Maar ja, hoe doe je dat? Meisjes troosten is lastig, hoor. Ik heb een zusje dus ik kan het weten. Jongens zijn veel makkelijker. Als één van je vrienden zich een beetje sip voelt, dan maak je een flauwe grap en hij geeft je een stomp en dan ga je voetballen. Makkie. Maar meisjes? Ik heb dat zusje nou al elf jaar en ik heb nog geen idee hoe het moet. Het lijkt wel moeilijker te worden zelfs, de laatste jaren. In herinner me in elk geval niet dat het een probleem was toen we nog klein waren. Maar ja, toen had ze ook geen heimwee want we waren gewoon thuis.
Ik besloot maar geen aandacht te schenken aan het gezucht en zo snel mogelijk in actie te komen. Wie vlucht voor zijn leven heeft geen tijd om te zuchten, tenslotte.
'Goeoeoed,' zei ik. 'Mooi. Kwetter, neem een paar van deze vruchten. Bijna net zo lekker als noko-nootjes, en een stuk makkelijker te eten. Gewon pellen en in je mond steken. In je eigen mond,' voegde ik er voor de duidelijkheid aan toe, 'en niet spugen!' Ik was een beetje bang dat Kwetters oude eetgewoonten weer de kop zouden opsteken, nu ze weer in een oerwoud was. 'En daarna gaan we er weer vandoor. We moeten zo gauw mogelijk naar... eh...'
Tja.
Waar moesten we heen? We liepen hier een beetje tegen de grenzen van mijn plan aan, ontdekte ik. Mijn plan had zich voornamelijk beziggehouden met het wégkomen uit de mijn. Ik had er niet aan gedacht dat je, als je ergens wég gaat, je ook ergens naartoe moet. In theorie konden we natuurlijk in dit oerwoud blijven wonen, maar...
'Wat hoort ik daar?' vroeg Kwetter.
'Je hoort jezelf smakken en slurpen, Kwetter,' antwoordde ik. 'Althans, ik kan me niet voorstellen dat je nog iets anders hoort, want mij zijn horen en zien zo onderhand wel vergaan!'
'Kunt ik het helpen dat die dingen zo lekker bent?' vroeg Kwetter gekwetst. 'Maar dat bedoelt ik niet. Ik hoort iets heel anders. Ik hoort soldaten.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 4 augustus 2014

Talloze nuttige tips

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Dat was dus de verkeerde vraag. He-le-maal de verkeerde vraag.
Belangrijke tip, voor als je ooit een kindsoldaat tegenkomt: vraag hem niet naar zijn verleden.
Echt.
Niet doen.
Behalve als je een akelig verhaal wilt horen, waar je de komende jaren niet goed van kunt slapen. Dorp in de fik geschoten, mensen doodgeschoten, dat soort dingen.
Ik bedoel: dorpjes in de fik steken en mensen doodschieten, daar ben ik in theorie helemaal voor, zolang het over computerspelletjes gaat. Maar Zoezoe had het dus niet over een computerspelletje. En dan gaat de lol er snel vanaf. Ik wilde eigenlijk zeggen: “dan gaat de lol er in een moordend tempo vanaf.” maar dat is eigenlijk niet zo'n leuk grapje, bedacht ik mij opeens. Na Zoezoe's verhaal werd ik een beetje misselijk van het woord 'moord'.
En oh ja, extra super tip: vraag een kindsoldaat vooral niet naar zijn verleden als je zusje erbij is, want zusjes slaan dan een arm om hem heen en zeggen dingen als 'Oh Zoezoe, wat moet dat verschrikkelijk voor je zijn geweest'. En dan vertelt die soldaat alleen maar méér dingen die je niet wilt horen. Dus... ja...
Ik zei zo snel als ik beleefdheidshalve kon: 'Mmmaar deze vrucht is dus eetbaar, begrijp ik? Zal ik er een voor je plukken?'
Dat lijkt misschien een stomme vraag, want Zoezoe had er al een in zijn hand. Maar eigenlijk was het een heel slimme vraag, want Zoezoe keek naar de vrucht die hij geplukt had, trok de schil eraf en begon te eten. Dat was dus het eind van zijn verhaal.
Min of meer.
Weliswaar vertelde hij verder over de verschrikkelijke dingen die er met zijn dorp gebeurd waren voordat hij kindsoldaat werd, maar nu had hij zijn mond vol myamyo, dus het was allemaal niet meer zo goed te verstaan. Alleen af en toe een woordje, zoals 'bloed', maar als je een beetje je best deed en je probeerde aan andere dingen te denken, dan merkte je daar niks meer van. Ik plukte snel een myamyo en gaf die aan Abel. Want die zag eruit alsof hij ieder moment óók zo'n verschrikkelijk verhaal kon beginnen.
Daarna plukte ik een vrucht voor mezelf. Dat had ik eerder moeten doen. Want het ding was zo ongelooflijk lekker dat ik alles om me heem vergat. Als ik wat eerder zo'n myamyo in mijn mond had gestoken, had ik dat hele verhaal van Zoezoe nauwelijks opgemerkt.
Dat is eigenlijk ook wel een goeie tip: als een kindsoldaat je vertelt over zijn verleden, deel dan zo snel mogelijk een paar myamyo's uit en neem er vooral zelf ook één.
Maar ja, je kunt moeilijk de hele dag een paar myamyo's met je meesjouwen. Ze zijn nogal groot, en onhandig van vorm en bovendien bederven ze nogal snel. Je moet ze eigenlijk recht van de boom eten. En je kunt moeilijk voor de zekerheid je hele leven in een myamyo-boom gaan zitten.
Wat jammer is, want ik zou dat wel willen. Mijn hele leven in een Myamyo-boom, bedoel ik. Oh oh oh, wat zijn die dingen lekker!


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE