Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

dinsdag 31 december 2013

De verkeerde glimlach

VOLGENDE


Het begon weer eens met een knal, maar dit keer was het geen echte knal. Het was een nepknal, een computerspelletjes-knal, want ik was dus een computerspelletje aan het doen. Militair Moordcommando III, ik weet niet of je dat kent maar het is best een goed spel. Alleen: je gaat nogal vaak dood, omdat er zoveel bloed in het rond spat dat je bijna niks meer ziet. Je ziet bijvoorbeeld je vijanden niet aankomen.
Dus... ja...
Op een grote computer gaat het nog wel, maar het schermpje van een mobiele telefoon is er eigenlijk net iets te klein voor.
En ik speelde het op mijn mobiele telefoon, want ik mag van mama niet meer op de grote computer. Om een of andere reden.
Ik lag op de bank in de huiskamer te spelen en dat was dom, want mama zat vlak naast mij een boek te lezen en toen ze de knal hoorde keek ze me aan en vroeg: 'Wat is dat?'
'Oh, niks,' zei ik zo achteloos als ik maar kon. 'Gewoon, een spelletje.'
'Gewoon een spelletje?' vroeg ze. 'Dat is raar. Want het geluid dat ik net hoorde, klonk niet als een gewoon computerspelletje. Het klonk als een ontploffing. Van semtex, als ik me niet vergis.'
Mama weet nogal veel van springstoffen, en ze kan aan het geluid van een ontploffing horen door welk chemisch spulletje die veroorzaakt is.
Ik schudde mijn hoofd. 'Volgens het verhaaltje is het RDX, geloof ik.'
'Onzin,' zei mama geërgerd. 'Dit was veel te schel voor RDX.'
'Mama,' zuchtte ik, 'het is maar een computerspelletje, okee? Op een mobiele telefoon? Wat dacht je, dat telefoontjes tegenwoordig zulk goed geluid hadden dat je het verschil kunt horen tussen...'
'Dat weet ik wel,' kapte mama mijn protest af. 'Maar de makers van zo'n spelletje weten dat allemaal óók. Er is geen enkele reden voor hen om niet eventjes uit te rekenen hoe anders het geluid zal klinken op een mobieltje, en dan het geluid aan te passen de andere kant op, zodat het er tóch goed uit komt. Daar is een wetenschappelijk truukje voor, namelijk. Geluid, moet je weten...'
Okee. Hier had ik dus geen zin in. De ellenlange wetenschappelijke verhalen van mama zijn precies, maar dan ook precies het tegenovergestelde van Militair Moordcommando III: ze zijn wel echt waar en helemaal niet spannend.
'Wordt het niet tijd dat jij weer eens wat opblaast?' vroeg ik. Mama is namelijk pas echt gelukkig als ze dingen in de lucht laat vliegen.
Dingen, ja – nooit mensen. Dat vindt ze niet beleefd, mensen opblazen. Het hóórt niet, zegt ze.
'Iets opblazen?' vroeg ze met een glimlach.
Het was niet het soort glimlach waar ik op gehoopt had. Ik, had namelijk de och-jongen-toch-wat-lief-dat-je-daaraan-denkt glimlach willen hebben. En ik kreeg, in plaats daarvan de zozo-mijn-knulletje-denkt-dat-ie-slim-is glimlach.
'Dat zou jij wel willen, he, dat ik nu als een kip zonder kop aan de slag ging om dingen op te blazen? Dan kan ik lekker ongestoord mijn spelletje doen, dat denk jij, he? Nou, die vlieger gaat niet op, jongeman. Geef mij je telefoon maar eens, dan zullen we dat spelletje eens van dichtbij gaan bekijken.'
Met tegenzin gaf ik haar mijn mobiel.
'Wat is dat hele grote rode ding in het midden van het scherm?'
'Dat is zeg maar een soort van... nou... ja... het is bloed, eigenlijk.'
'Aha,' zei mama koeltjes. 'Dus mijn zoontje speelt extreem bloederige spelletjes? Heb ik dat goed begrepen? Is mijn zoontje misschien vergeten wat we daarover hebben afgesproken?'


VOLGENDE

vrijdag 27 december 2013

Mondje dicht tegen mama

BEGIN / VORIGE


'Hoe komen jullie in de Tsaar Peter?' vroeg ik. 'Zaten jullie daar de hele tijd al?'
'Nee, natuurlijk niet,' zei Michael terwijl hij uit het luikje klom. 'Pak mijn hand maar, Kwetter, dan help ik je overstappen.'
Die hand was nergens voor nodig: Kwetter had moeiteloos met een driedubbele salto vanaf de container recht in het luik van de onderzeeër kunnen duiken. Maar ze pakte de hand van mijn broer en deed of ze heel veel moeite had met overstappen, zodat ze hem zo lang mogelijk kon vasthouden. Daarna zei ze vrolijk: 'jij hebt mij gered! Nu gaat wij kuffelen!' Maar Michael had het, helaas helaas, te druk om te kuffelen. Want mama en ik hadden wel echt een helpende hand nodig bij het overstappen.
Ondertussen vertelde hij: 'We hebben, nadat we jullie kwijtraakten, dagenlang de zee afgezocht. Maar ja, die is dus vrij groot. De oude visserman wilde steeds teruggaan naar het vasteland, want wat konden wij nou beginnen zonder mama? Mama is de Donderkat, tenslotte, en papa en ik zijn maar een paar nutteloze aanhangsels. Vond dat vissertje dan, he? Maar toen we verstrikt raakten in de netten van de Engel, en ik ons bevrijdde met een paar goed gemikte bommen die papa bij zich had...'
'Die waren dus niet voor jou bedoeld,' zei mama scherp. 'Ik heb nog zo tegen Eduard gezegd: alleen in noodgevallen, en laat Michael niet...'
'Michael, wat hadden we nou afgesproken?' klonk het teleurgesteld uit het ruim. 'Mondje dicht tegen mama, had ik gezegd!'
'Ehhhhhh, nou ja,' ging Michael haastig verder, 'die oude visser was in ieder geval overtuigd. We bleven maar zoeken. Op het laatst geloofde ik niet meer dat we jullie ooit nog terug zouden vinden, maar papa zei: wacht maar af. Ik zei: wachten? Waarop? En toen een paar dagen later de hele hemel in vuur en vlam stond, en we de verschrikkelijkste knal hoorden die ik ooit heb gehoord, zei papa tevreden: dáár wachtte ik op. We voeren naar de plek waar de klap vandaan was gekomen. Knap stuurwerk van die ouwe visser, trouwens. Het eerste wat we vonden was de Tsaar Peter. Daarna was het een makkie. Gewoon een kwestie van op de sonar kijken. Of nou ja, makkie – het duurde natuurlijk wel even voordat we de handleiding van de sonar gelezen hadden. Eigenlijk zijn we daar de hele nacht mee bezig geweest. Maar daarna was het een makkie.'
Kwetter stak haar neus in de lucht en snoof.
'Wat ruikt ik?' vroeg ze opgetogen.
Ik snoof ook. Ik rook alleen maar de zee.
Kwetter schudde haar hoofd. 'Ik ruikt...'
'Wie wil er een pannenkoek?' riep papa vanuit het ruim.
En toen maakte Kwetter toch nog die driedubbele-salto-snoekduik door het luikje de boot in.


BEGIN / VORIGE

woensdag 25 december 2013

Een verschrikkelijk ongeluk

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We zeiden niets meer.
De nacht was gevallen. Er was geen maan te zien, maar er waren wel sterren dus helemaal pikdonker was het niet.
Ik had het verschrikkelijk koud. De nacht was wel warm, maar mijn kleren waren nat en dat voelt altijd koud.
Daar is ongetwijfeld een wetenschappelijke reden voor, maar ik had geen zin om ernaar te vragen.
'Kom 's tegen mij aan zitten meiden,' zei mama. 'Dan blijven we nog een beetje warm. Je had het misschien al gemerkt, maar het water in onze kleren verdampt, en dat onttrekt warmte aan onze...'
'Mama,' zei ik terwijl ik naar haar toe kroop en met tegen haar aan nestelde, 'houd je mond. Of ik ga gillen.'
Kwetter kroop ook zo dicht mogelijk tegen ons aan, en daarna hadden we het alledrie iets minder koud.
Bovendien hield mama ons stevig vast, zodat er geen gevaar was dat we overboord zouden vallen.
Het is vreemd hoe je gedachten zich soms aan de omstandigheden aanpassen: Ik rilde van de kou, en ik zat op een wiebelige ijzeren bak midden op de onmetelijke oceaan, maar toen mama mij vastpakte voelde ik mij meteen een beetje veilig en warm.
En ik was zo moe dat ik – het klinkt misschien ongelooflijk in zulke omstandigheden – onmiddellijk in slaap viel.
Ik werd pas weer wakker toen de zon al weer aan de hemel stond. Mama schudde mij en Kwetter zachtjes heen en weer.
'Meiden,' fluisterde ze, 'ik heb niet geslapen, want dan zouden we alledrie in de diepte gekieperd zijn. Ik ben dus wakker gebleven. Als je heel lang niet slaapt, ga je wel eens dingen zien die er niet zijn. Wetenschappelijk feit. Ik heb daar vannacht ook last van gehad. Ik zag allemaal dolfijnen en zo.'
'Misschien waren die wel echt,' mompelde ik. 'Misschien kwamen ze ons redden.'
'Nee, want ze waren knaloranje en ze hadden strooien hoedjes op. Dus ik wil graag even jullie mening horen: is dat echt een gele duikboot, die daar op ons af komt gedobberd?'
Ik was meteen klaarwakker.
Kwetter ook, zo te horen. 'Nee joh! Dat bent de Tsaar Peter wel, maar hij dobbert niet. Dobberen gaat zo van hoeps en woeps, heen en weer, en nu eens die kant op en dan weer die andere kant. Maar de Tsaar komt recht op ons af gevaren!'
En zo was het ook.
Het luikje bovenin ging open en daar verscheen het hoofd van Michael.
'Ze leven nog!' riep hij naar beneden. 'Ik krijg drie maanden extra zakgeld van je!' Grijnzend keek hij ons aan. 'Papa en ik hadden gewed,' legde hij uit. 'Papa was zo verschrikkelijk bezorgd, dat hij op het laatst alleen nog maar kon denken aan alle verschrikkelijke ongelukken die jullie overkomen konden zijn. Maar ik zei “Hallo, pap, denk even na, mama is zelf een verschrikkelijk ongeluk. En ze overkomt alleen andere mensen, nooit Gaby of Kwetter. Dus... Ja...'
'Jij bedoelt misschien: Oh lieve Kwetter, wat fijn dat ik jou ziet, ik bent zo ongerust geweest, en dat soort dingen?' vroeg Kwetter op vinnige toon.
'Oh, eh, jjjja, dat bedoel wel zo ongeveer,' zei Michael voorzichtig.
Kwetter is eigenlijk altijd lief en vrolijk. Als ze nijdig gaat doen, dan moet je héél erg oppassen. Vermoeden wij.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 23 december 2013

Dolfijnen zijn geen smurfen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Dus... we kunnen er niet in?' vroeg ik. Ik had opeens zo'n raar gevoel in mijn buik. Zo'n gevoel dat je krijgt als je, bijvoorbeeld, de hele middag hebt zitten leren voor een proefwerk over de geschiedenis van de Romeinen, en als je de volgende dag op school komt merk je opeens dat het proefwerk gaat over de riddertijd.
Alles voor niets geweest, en het is te laat om er nog iets aan te veranderen.
Jammer, volgende keer beter!
Alleen zou er nu geen volgende keer zijn: we dreven moederziel alleen op de lege zee. De matrozen van de Engel waren al lang vertrokken, in hun reddingboten, en Dogger was ver weg in zijn helikopter. Wat eigenlijk maar goed was ook, want die mensen zouden ons zeker niet redden. Ze zouden ons waarschijnlijk uitlachen, van een afstandje. En Dogger zou met veel genoegen toekijken hoe we langzaam doodgingen van honger en dorst.
Het begon donker te worden. Het glimpsje geel was nauwelijks meer te zien.
'Daar zwemt wij heen!' riep Kwetter. 'Dat kunt wij best! Joewieie!' en ze plonsde in zee. Enthousiast begon ze te zwemmen. 'Komt jullie nog?' riep ze over haar schouder. 'Wie het laatst bij de boot bent, bent een bankdirecteur!' en plonzend en spetterend zwom ze nog een paar slagen. Daarna riep ze: 'Welke kant bent het op? Ik ziet 'm niet meer, want er zit allemaal golfjes in de weg.'
Ach ja: als je op een container staat, zie je meer dan wanneer je in het water ligt.
'Kom maar terug, Kwetter,' zei mama. 'Dit heeft geen zin. We kunnen beter op onze container blijven zitten. Dan gaan we dood van de dorst, en dat is minder akelig dan verdrinken.'
'Nou jaaa!' riep Kwetter verontwaardigd terwijl ze terug in onze richting kwam. 'We bent nog niet dood, hoor! Er kunt nog van alles gebeuren.'
'Zoals?' vroeg ik, terwijl ik haar terug aan boord hees.
'Misschien komt er lieve dolfijijijnen!' riep ze blij. 'Dolfijnen is lief! Dolfijnen redt mensen, dat weet iedereen, dat doet zij de hele dag, voortdurend is zij op zoek naar mensen om te redden, en anders gaat zij met gehandicapte kinderen spelen en die wordt dan beter. Dus.'
'Gaby,' zei mama streng, 'heb jij de televisie een keer aan laten staan? Wat Kwetter zegt is zúlke flauwekul, dat kun je zelf niet verzinnen. Dat moet ze van de televisie hebben. Ik heb het je zó vaak gezegd. Alleen leerzame programma's die ik heb aangekruist. En tekenfilmpjes, natuurlijk. Tekenfilmpjes kunnen geen kwaad. Niemand gaat in smurfen geloven, als hij een tekenfilm over smurfen ziet. Omdat je weet dat het nep is. Maar onzin over dolfijnen, daar kunnen mensen zomaar in trappen. Dat is gevaarlijk. Dat heeft invloed op de resultaten. Snap je?'
'Nou ja,' protesteerde ik. 'Dolfijnen zijn heel slim hoor. Misschien snappen ze wel dat wij de grote gemene vissersboot hebben stukgemaakt. En komen ze ons redden als bedankje.'
Mama schudde haar hoofd. 'Het is erger dan ik dacht. Hoe zouden die beesten moeten weten, wat er aan boord van de Engel gebeurd is? Denk je soms dat ze helderziend zijn, of zo? Bovendien is er, kilometers in de omtrek, geen levend zeebeest meer over als de Engel de Doods voorbij is gekomen. Dus...'
'Hou op!' gilde ik. 'Laat ons nou lekker onzin denken over dolfijnen! Wij willen graag geloven dat we nog niet dood gaan, is dat nou zo erg? Morgen zijn we dood van de dorst – wat maakt het dan uit, wat we in onze laatste uren gedacht hebben?'
Mama leek een beetje te schrikken van mijn kwade geschreeuw. 'Nou ja,' mompelde ze, 'je kunt toch ook hopen op iets wat kán? Een toevallig visserbootje – daar is toch niks mis mee? Ook al is de kans ongeveer nul procent?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 20 december 2013

Onmiskenbaar de Tsaar

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ik vraag me af,' antwoordde mama, 'wat er met de Tsaar Peter gebeurd is. Hij is van overboord gegooid, neem ik aan, want hij lag niet meer bij de Gevonden Voorwerpen. Maar nu zie ik hem nergens. Meegesleurd door het zinkende schip, denk ik. Als hij niet te erg beschadigd is, zou hij vanzelf weer boven moeten komen.'
'Waarom?' vroeg Kwetter. 'Het bent toch een duikboot? Duikboten komt toch niet boven? Daar bent ze speciaal voor gemaakt!'
Daar had ze gelijk in, dat wel. Maar de laatste keer dat we ons trouwe schip gezien hadden, stond-ie op 'drijven'. Dus dat zou-die nu ook moeten doen. Behalve als de zeelui van de Engel daar iets aan veranderd hadden. Of als ze, bijvoorbeeld, de duikboot binnen gegaan waren – en daarna het luik open hadden gelaten.
Al met al was er maar een kleine kans dat de Tsaar weer boven zou komen.
We speurden de zee af, knijpend met onze ogen tegen het zonlicht dat op elk golfje en rimpeltje weerkaast werd.
Ntuurlijk was ik degene die hem 't eerst zag. Een glimpsje geel, ver weg tussen de golven.
'Ja! Daar!' juichte ik. Het duurde even voordat we het zeker wisten, maar het was onmiskenbaar de Tsaar.
Mama keek moeilijk. 'Da's een heel eind zwemmen.'
'Dat kan wel wezen,' zei ik, 'maar we kunnen moeilijk hier op deze container blijven zitten.'
'Jij wilt liever op de Tsaar Peter zitten, begrijp ik?'
'Nee joh! Wij wilt in de Tsaar zitten, en dat jij warme chocolademelk voor ons maakt, en dat wij onder de warme douche kunt om het zoute water af te spoelen.'
'En dan warme droge kleren aan,' droomde ik mee.
Kwetter haalde haar schouders op. Warme droge kleren, daar wordt zij niet blij van. Zij loopt liever in haar blote niksie. Maar dan wel graag een warm, droog niksie – dat dan weer wel.
'Of nog beter een warme droge pyjama,' mijmerde ik. 'En dan mijn zachte bedje.'
'Klinkt fantastisch, allemaal,' zei mama. 'Maar ik zie het nog niet zo één twee drie gebeuren. Soms gaan dingen niet zoals je wilt. Mijn handtas, bijvoorbeeld, weet je wel? Die blauwe? Die heb ik voortdurend met me meegesleept, de afgelopen dagen. In de zeilboot, in de netten van de Engel, in de vleeshakker, in de duistere ruimen van het schip, in de hut van de kapitein... zelfs toen ik de superbom probeerde uit te schakelen, had ik hem de hele tijd vlak bij me. Toen ik door het luik van kapitein Leeghwater viel? Ik had mijn tas klemvast, hoor. Maar op het allerlaatste moment, toen de bom ontplofte en alles door elkaar gegooid werd – toen ben ik hem tóch nog kwijtgeraakt.'
'Nou en?' geeuwde Kwetter. 'Er zitte toch niks belangrijks in? Alleen maar geld, toch?'
'Geld,' knikte mijn moeder. 'En de sleutels van de duikboot.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 18 december 2013

Ik wíl daar helemaal niet aan wennen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Leeg.
De zee was leeg. Van het schip zo groot als een stad was niks meer te zien.
'Verhip,' zei mama. 'Zo snel kan een schip toch niet zinken? Of zou er...?' Ze verzonk in wetenschappelijk gepeins en begon te mompelen over vacuüm en onderdruk en allerlei andere woorden die ik nooit eerder gehoord had.
Kwetter en ik luisterden niet naar haar. Wij dachten aan andere dingen.
'Gaby,' zei Kwetter ferm, 'ik zegt het niet graag, maar wij heeft een probleempje. Dat bent helemaal niet erg hoor, mama lost dat gewoon op, maar totdat mama het opgelost hebt blijft het een probleempje.'
Ik knikte. Ik had het probleempje ook al opgemerkt.
Niet alleen de Engel des Doods was weg. Ook de vlakte van dobberende containers, die eromheen had gedreven, was verdwenen. In de meeste ervan waren waarschijnlijk gaten geslagen, door de ontploffing. Gaten waardoor het beetje lucht, dat de boel nog drijvende had gehouden, had kunnen ontsnappen.
Hier en daar zag je nog een stalen hoekje boven het water uit steken, maar die hoekjes werden snel kleiner en één voor één verzonken ze onder de golven.
Dat was op zich nog geen probleem.
Dat er ook een gat zat in onze container, waardoor ook die snel begon te zinken, dat was wel een probleem.
Wij hielden ons vast aan het laatste hoekje dat nog boven het water uit stak.
'Meiden,' zei mama afwezig, 'we moeten snel deze container loslaten en er een meter of tien vandaan zwemmen. Als-ie zo meteen onder water verdwijnt, zal de onderdruk...'
Ik bleef niet wachten om te horen wat de onderdruk zou doen.
Ik zette het op een zwemmen. Kwetter en mama volgden mijn voorbeeld.
Van een veilige afstand zagen we onze trouwe container ten onder gaan.
'En nou?' vroeg Kwetter.
'Nou houden we ons vast aan een andere container. We moeten proberen er op te klimmen, want als we in het water blijven liggen zal de temperatuur-differentiaal...' Ze begon van alles uit te leggen over de temperatuurdifferentiaal en de gevolgen daarvan voor het cardio-vasculair systeem, maar Kwetter onderbrak haar: 'Mama. Er bent geen andere container om op te klimmen. Ze bent allemaal gezinkt.'
'Oh,' zei mama, 'die komen wel terug, hoor. Niet allemaal, maar een paar waarschijnlijk wel. Ze zijn naar de diepte gesleurd door de kolkingen rondom het zinkende schip, maar als er nog lucht in zit komen ze vanzelf weer bovendrijven. De vraag is alleen...'
Op dat moment dook er een container het water uit. Vlak naast ons.
'Hier heb ik dus een hekel aan,' merkte ik op. 'Dat mama altijd gelijk heeft, daar heb ik mee leren leven. Dat is zelfs wel handig, op een bepaalde manier. Maar dat het altijd op déze manier gaat, daar kan ik niet aan wennen. Daar wil ik ook helemaal niet aan wennen. Ik wil gewoon dat het ophoudt.'
'Oh ja?' vroeg Kwetter verbaasd.
We klommen de container op. Die was nat en koud, net als wij, maar de zon scheen en we warmden langzaam maar zeker op.
'Wat was nou de vraag?' vroeg ik na een tijdje.
'Welke vraag?' vroeg mama.
'Nou, je zei: de vraag is alleen..., en toen werd je onderbroken door een opduikende container.'
'Ik weet het niet meer. Het zal wel niet belangrijk geweest zijn. Ik vraag me wel iets af, natuurlijk, want wetenschappers vragen zich altijd van alles af. Tenminste, als ze het niet te druk hebben met zichzelf op de schouders kloppen omdat ze alweer gelijk hebben gehad.'
'Zeg het maar,' zuchtte ik. 'Wat is de vraag?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 16 december 2013

Natte paardenbloempluisjes van staal

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Gelukkig zag Kwetter zelf wat er aan de hand was. Ze liep terug naar de achterkant van de container, zodat die omlaag zakte en ik makkelijk over kon stappen. Zo deed we het bij de laatste paar containers steeds weer: zij sprong op een nieuwe container en bleef even staan, zodat ik zonder moeite kon overstappen, en dan renden we samen naar de volgende. Zo schoot het lekker op, en oen we bij mama's container kwamen riep ze: 'Acht seconden! Duiken!' Want er kwamen geen containers meer, er kwam alleen nog maar zee, en we doken in het water en hielden ons vast aan de stalen randen van de ijzeren bak en mama zei: 'Twee sec...' en toen ontplofte de boel.
Het was inderdaad de grootste bom die mama ooit gemaakt had.
De knal was krankzinnig; het klonk alsof alle zeven miljard mensen van de wereld tegelijkertijd zo hard mogelijk boem riepen. Nee, alsof alle zeven miljard mensen tegelijkertijd een stuk vuurwerk afstaken. En dan bedoel ik geen sterretje. Dan bedoel ik de klappers die Michael twee jaar eerder, met Oude en Nieuw, gekocht had van een grote jongen. De klappers waar papa en mama niks van mochten weten. En de politie ook niet. Die hele harde knalklappers, zo hard dat ze verboden waren, die bedoel ik.
Maar dan zeven miljard keer.
Het was een hele harde knal, wil ik maar zeggen. Als mama niet onze hoofden onder water had geduwd, zodat het water het geluid een beetje kon dempen, dan waren we ongetwijfeld voor de rest van ons leven doof geweest.
De lichtflits kwam iets later dan de klap, omdat de bom in het ruim was afgegaan en de ontploffing eerst de stalen wanden van het schip open moest scheuren om naar buiten te kunnen. Dat openscheuren ging moeiteloos, maar het duurde toch even een paar seconden voordat de het licht van de klap, zo helder als een tweede zon, naar buiten kon.
We hielden onze ogen stijf dicht, natuurlijk, maar de flits kwam gewoon door onze oogleden heen.
Daarna werd het spannend.
De Engel des Doods was een groot schip, gebouwd uit het sterkste ijzer, maar ze werd in stukken gerukt alsof ze van nat krantenpapier gemaakt was. Die stukken werden door de lucht geblazen als de pluisjes van een paardenbloem, om vervolgens op ons neer te storten als een hagel van gloeiend staal.
Eh... nat krantenpapier, paardenbloem-pluisjes, hagel van staal... Dit klinkt misschien een beetje warrig?
Dat komt dan waarschijnlijk omdat de menselijke taal eigenlijk geen woorden heeft voor de GROTE GIGANTISCHE ROTKLAP die mama gemaakt had, en voor de verschrikkelijke helse chaos die erop volgde: golven hoger dan huizen, containers vol bevroren vis (langzaam ontdooiende vis, eigenlijk) die her en der vlogen door de lucht en door het water, het verschil tussen lucht en water was eigenlijk niet meer te merken, boven werd onder en koud werd warm, en al die tijd klampten we ons vast aan onze eigen container, ook al zagen we overal om ons heen stalen bakken tegen elkaar knallen als hamers op aambeelden.
Dit alles duurde, bij elkaar, hooguit een seconde of tien.
Daarna zag de zee er heel anders uit.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 13 december 2013

Wippen en wappen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Auw,' zei Kwetter. Ze stond op en wreef over haar pijnlijke billen. 'Dit hebde ik niet verwacht. Ik denkte: wij valt in het water.'
Ik klopte op de grond.
Die was van galmend ijzer, want we waren terechtgekomen op een grote container. Een van de containers met bevroren vis (of misschien waren het mjamburgers) die door Leeghwaters druk op de knop overboord waren gegooid.
De zee rondom het schip was één stalen vlakte van dobberende containers.
'Kijkt eens, daar is mama,' wees Kwetter.
Mijn moeder stond een heel eind bij ons vandaan, helemaal aan de rand van het veld van containers. Ze riep iets, maar dat konden we niet verstaan. De zee was kalm, maar ook een kalme zee heeft nog golfjes en de grote stalen bakken klotsten voortdurend tegen elkaar aan. Iedere botsing maakte een zacht, boenkend geluid en dat alles bij elkaar gaf veel meer herrie dan mijn moeder kon overstemmen.
'Volgens mij wilt zij dat wij naar haar toekomt,' zei Kwetter.
Inderdaad stond mama tamelijk dringende gebaren te maken. Ik heb, zoals je weet, vrij scherpe ogen dus ik kon zelfs de uitdrukking op haar gezicht zien. En ze keek héél bezorgd. Zo bezorgd dat je beter kon zeggen dat ze totaal in paniek was.
Zo had ik haar nog niet vaak gezien.
'Laten we maar eens gaan kijken wat er aan de hand is,' zei ik. Ik nam een zo lang mogelijke aanloop en sprong naar de volgende container. Kwetter kwam vrolijk achter me aan gehupst. Die had geen aanloop nodig.
Mama bleef maar wuiven en roepen. Dus wij sprongen nog een paar containertjes verder. Dat is trouwens makkelijker gezegd dan gedaan, want de kant van de container waar je op terechtkomt, zakt onmiddellijk naar beneden.Als een wipwap. Dus ons gespring werd een soort gewankel en gehobbel en dan uit alle macht springen en hopen dat je met je vingertoppen achter een richeltje blijft haken. Terwijl jij naar beneden wipt en de container waar je net vanaf bent gesprongen naar boven wapt.Zodat je je in de vreemdste bochten moet wringen om niet tussen twee gigantische stalen blokken verpletterd te worden.
Dit zou nooit een hobby van me worden, besloot ik.
Na drie containers konden we horen wat mama zei: '...en dertig seconden, schiet op, grutjes nog aan toe!'
'Wat denk je dat we aan het proberen zijn?' wilde ik terugroepen. Maar ik had al mijn adem nodig voor het springen en wankelen enzovoort, want ik moest nog vier containers. Kwetter, die hier natuurlijk veel beter in was dan ik, hoefde er nog maar drie. Ze keek over haar schouder en riep: komt jij nog?'
Nee, suffe druif, niet als jij aan die kant van de container blijft staan, dacht ik. Want ze stond klaar om de volgende sprong te nemen en daardoor zakte de voorkant van de container omlaag. Wat wil zeggen dat de achterkant, de kant waar ik op moest springen dus, omhóóg kwam. Te hoog voor mij. Ik kon daar niet komen. Juist doordat Kwetter op mij bleef wachten, zorgde ze dat ik niet verder kon.
Dat zou ik haar eigenlijk even uit moeten leggen, dacht ik. Maar ik kon niks uitleggen. Ik kon alleen maar hijgen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 11 december 2013

De warme, droge zee

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


Met een woedende kreet verdween Leeghwater uit het zicht. Onmiddellijk klapte het luik weer dicht, met een luide klik. Kwetter liet zich uit de lamp vallen.
'Nu wij,' zei ze haastig. 'Dat bent een probleempje, want als jij het luik voor mij open doet, wie doet het dan voor jou? Het lijkt mij het beste als ik het luik voor jou open doet, en als ik daarna met een aanloop en een salto over het bureau heen springt, dan haalt ik het luik misschien nét op tijd.'
Ik graaide een paar opgezette hamsters van de muur en ging klaar staan onder de lamp. 'Dukken maar!'
Kwetter drukte op het knopje, maar ik stond niet netjes op het luik. Schuin onder de lamp stond ik, in plaats van recht eronder, en dat was expres. Het luik floepte open, en na anderhalve seconde weer dicht zonder dat er iemand doorheen gegaan was.
Dicht?
Nee, helemáál dicht klapte het niet, want er zaten twee opgezette hamsters klem tussen het randje.
'Wat doet jij nou?' vroeg Kwetter een beetje verontwaardigd. 'Wij hebt geen tijd om met hamsters te spelen. Ik hebde jou toch verteld wat mijn plan was?'
'Ja. En mijn plan is beter. Kom snel, straks ontploft de boel.'
Met een ietwat sjaggerijnig gezicht, en onder gemompel van 'mijn plan bende uitstekelvarken, toevallig,' haastte Kwetter zich mijn kant op. We grepen elkaar stevig beet en sprongen één twee hup op het luik.
Dat was nog niet netjes dichtgeklikt, en door ons gewicht zwaaide het weer helemaal open. Samen met de twee hamsters vielen we op een soort glijbaan, spiegelglad en steil naar beneden. Het was er aardedonker, dus ik heb geen idee waar het ding van gemaakt was of hoe groot de gang was waar we doorheen gleden. Ik had ook niet veel tijd om het me af te vragen, want ik had het best druk met gillen.
Kwetter ook, alleen gilde zij 'Joewieieie' van de pret in plaats van 'aaargh' van de schrik, zoals ik. Soms erger ik me dood aan mezelf. Jongens zijn volkomen gestoord, maar – laten we eerlijk zijn – meisjes zijn ook niet helemaal perfect. Sommige dingen die meisjes doen zijn best wel stom. Bijvoorbeeld: gillen als je in een achtbaan zit. Waar is dat goed voor? Daar schiet je toch niks mee op?
Altijd als ik een meisje hoor gillen om niks,denk ik boos: kom op, meid, een beetje zelfbeheersing graag, ja?
En nu gilde ik zelf mijn longen leeg.
Heel, heel ergerlijk.
Gelukkig duurde het niet lang.
Na twintig seconden bonsden onze voeten tegen een tweede luikje, dat onmiddellijk open floepte om ons erdoor te laten.
Heel eventjes vlogen we door de lucht, de blauwe zonnige lucht boven de deinende zee, maar het vliegen werd al snel vallen. We tuimelden 'Joewieie' en 'aargh' (bah) naar beneden, tot we met een luide bons neerkwamen op de warme, droge zee.
Wacht eens even...
Droog?
Bons?
Wat nu weer?


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 9 december 2013

Zieke boerderijdieren

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'En,' vroeg ik voorzichtig, 'wat doen we als mijn moeder, uh, dat zendertje niet op tijd kan vinden? Of zo?'
'Dan ontploffen we,' antwoordde Leeghwater.
'Oh. Eh... dan is er iets wat ik u moet vertellen. Ik ben niet helemaal eerlijk tegen u geweest. Er is helemaal geen zendertje. Dat was maar een smoesje om u naar buiten te krijgen.'
'Heeft niet gewerkt,' zei Leeghwater.
'Wij moet hier weg! Anders ontploft wij!'
'Jij snapt het nog niet hè, dametje? Ik vind het niet erg om te ontploffen. Een kapitein die zijn schip niet kan redden, verdient niet beter. Daarom is de regel: De kapitein gaat altijd met het schip ten onder. Maar vandaag is er een uitzondering.'
Heel even durfde ik te hopen dat de kapitein iets verstandigs zou gaan zeggen. Maar nee hoor.
'Want vandaag,' ging hij verder, 'is de regel: de kapitein plus twee vervelende brutale slecht opgevoede terroristenkinderen gaan met het schip ten onder.'
'Stomme rot-kapitein!' riep Kwetter, en uit woede gaf ze zijn orgel een schop. Ze raakte het ding op precies de goede manier. Eigenlijk op precies de verkeerde manier, op de manier waarop je een orgel helemaal niet hóórt te raken, de manier die elke oprechte liefhebber van orgels pijn doet in de ziel. Wat ze precies deed weet ik niet, maar het instrument maakte en geluid dat het midden hield tussen een schetterende olifant, een krolse kat en een dodelijk gewonde koe.
Nu was de kapitein geen oprechte liefhebber van orgels.
Hij was vooral geen liefhebber van dit orgel. Hij haatte het, dat had hij ons zelf verteld. En de geluiden die hij zelf uit het apparaat wist te krijgen bij zijn pogingen om 'Boer daar ligt een kip in 't water' te spelen, deden ook nogal aan zieke boerderijdieren denken (onder andere aan verdrinkende kippen. Dat dan weer wel).
Maar nu, nu hij op het punt stond het orgel voor altijd te verliezen (en zichzelf erbij), nu was er iets veranderd. Misschien kwam het ook doordat hij, voor het eerst in zijn leven, een mooie melodie uit zijn orgel had weten te krijgen. In ieder geval: hij werd woedend toen Kwetter het ding een trap gaf. Met een schorre kreet sprong hij haar in de nek.
Tenminste, dat was de bedoeling. Maar hij maakte geen enkele kans tegen de razendsnelle lenigheid van onze Boegoenese vriendin. Ze danste opzij, en het duurde niet lang of hij zat schreeuwend en schuimbekkend achter haar aan, terwijl zij ontspannen door de kamer huppelde.
Ze gleed onder zijn bureau door, stuiterde bring-brang-broing over de toetsen van het orgel (waardoor de kapitein nog kwader werd), rende omhoog tegen de muur om met een salto weer neer te komen, schopte een paar opgezette hamsters naar Leeghwaters hoofd en klom in de lamp.
'Hierrr!' brulde hij met veel spuugspetters van machteloze woede. Zijn hoofd was knalrood en een ader klopte vervaarlijk in zijn hals.
'Hierr zeg ik! Ik ruk je in stukjes en die voor ik aan de haaien!'
'Integendeel, kapitein,' zei ik poeslief. 'Degene die hier aan de haaien gevoerd wordt, dat bent u!'
Het duurde eventjes voordat hij zag waar ik stond. Bij het bureau, met zijn vinger op de knop.
En hij stond op het luik.
'Bij wijze van spreken dan, want er zijn hier geen haaien. Heb ik laatst iemand horen zeggen,' glimlachte ik, en ik drukte op de knop.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 6 december 2013

Het idee van een plan

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het werd tijd dat de slimste van ons in actie kwam. Nou is mijn moeder de slimste, als het gaat om wetenschap, en het maken van bommen. Maar daar ging het nu niet om, en dus was ik het.
Tijd voor een slim plan!
'U moet met ons meekomen,' riep ik dringend tegen de kapitein. 'Dat is belangrijk!'
Want mijn slimme plan was om de kapitein mee te lokken. Niet met stompen en bewusteloos, maar met slimme praatjes. 'We moeten heel snel zijn! We hebben nog maar een paar minuten!'
'Om wat te doen?' wilde de kapitein weten.
Eh...
Tja. Jammer genoeg had ik nog niet genoeg tijd gehad om mijn sluwe plan helemaal uit te werken. Eigenlijk was het nog helemaal geen slim plan. Het was meer het idee van een slim plan. Vanaf hier moest ik alles nog verzinnen.
'Om... om...'
'Jouw schip!' kwam Kwetter mij te hulp. 'Wij kunt jouw schip nog redden!'
Er leek een sprankje hoop te komen in de kop van de kapitein.
'Ja,' zei ik, 'maar dan moeten we zo snel mogelijk van het schip af.'
'Ja, want buit het schip, daar heeft wij, eh, daar is...'
'Daar is een deel van de bom verstopt! Een, een, een zendertje!'
'Precies. Een zendertje. Dat heeft wij verstopt in onze duikboot. Maar de duikboot bent al uitgeladen, dus wij moet zo snel als wij kunt van het schip af.'
De kapitein krabde zich achter zijn oor. 'Ja? En waarom gaan jullie niet gewoon naar die duikboot om dat zendertje...'
Kwetter en ik keken elkaar aan. Ik had even geen ideeën meer. Kwetter ook niet.
Gelukkig was mama er ook nog.
'Wij kennen de weg niet,' legde ze uit. Heet het eigenlijk wel uitleggen, als je iets uitlegt wat helemaal niet waar is? Uitleggen is: dat je iemand vertelt hoe het zit. Wat wij deden was: vertellen hoe het niet zat. Liegen dus. Uitliegen? 'Wij kennen de weg niet, en we hebben nog maar...' (Horloge) 'zeven minuten en drieëntwintig seconden voor de boel ontploft.'
'Oh,' glimlachte de kapitein. 'Tijd zat. Loopt u even mee naar mijn bureau?'
'Nee. We moeten niet naar uw bureau. We moeten naar onze...'
'MEE!' bulderde Leeghwater.
Hij riep het zo streng en zo dwingend, dat zelfs mijn moeder niet durfde te protesteren. Zo mak als een lammetje deed ze wat hij zei.
'Ga daar staan. Een meter naar rechts. Nee, andere rechts. Onder de lamp.'
Toen ze stond waar hij haar hebben wilde, beende hij naar het bureau. Daar drukte hij op een knopje, dat kunstig in het houtwerk verborgen was.
Onder mama's voeten klapte een luik open, en met een schrille kreet verdween mama de vloer in.
'Mama!' gilde ik, en Kwetter schreeuwde kwaad: 'Wat hebt jij met haar gedaan, stoute rotzak?'
'Ik heb haar de weg naar buiten gewezen,' glimlachte Leeghwater. 'Een hele korte weg, om precies te zijn. Ze is er al binnen een seconde of twintig. Normaal gebruik ik dat luik om brutale matroosjes aan de haaien te voeren. Bij wijze van spreken, dan. Er zwemmen geen echte haaien rondom mijn schip. Rondom mijn schip zwemt helemaal niets. Kilometers in de omtrek.'
'Geweldig,' riep Kwetter. 'Waar wacht wij nog op?'
'Wij wachten tot zij dat zendertje vindt, natuurlijk,' zei Leeghwater onverstoorbaar.
Oh jee.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 4 december 2013

Bewusteloos wandelen?

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het was tóch kapitein Leeghwater, die op het orgel speelde. Hij zat in zijn kamer, met hangende schouders en dodelijk vermoeide ogen. Hij staarde naar de muur alsof hij er dwars doorheen keek. Naar een andere wereld. Zijn vingers gleden gedachteloos over de toetsen en zijn voeten zochten als vanzelf de pedalen.
'Mee komen jij,' beval mama. 'Nu meteen.'
Hij draaide zijn hoofd naar ons toe.
'Is het niet wonderlijk?' mompelde hij dromerig. 'Jarenlang heb ik dit orgel gehaat. Nooit heb ik er een noot op leren spelen. Ik kan ook helemaal geen noten lezen. Nooit gekund, terwijl ik het zó hard geprobeerd heb. Geoefend tot mijn vingers er blauw van zagen en de notenbalken dansten voor mijn ogen. En nu, nu ik voor altijd afscheid moet nemen van mijn orgel, nu ik het niet eens meer probeer, nu komt er vanzelf een deuntje uit mijn vingers...'
'Deuntje?' wilde ik roepen. 'Noemt u dat ontzagwekkende muziekstuk een deuntje?'
Maar mama was me te snel af. 'Bazel niet over deuntjes!' snauwde ze. 'We moeten hier weg! De boel gaat ontploffen!'
Opeens leek de kapitein wakker te worden. Hij stopte met spelen, schudde zijn hoofd en zei: 'Ontploffen? Mijn schip?'
'Reken maar,' zei mama. 'Het gaat ontploffen zoals er nog nooit een schip ontploft is. Dus wij moeten hier weg.'
'Gaat u maar,' zei Leeghwater. 'Ik blijf hier. De kapitein gaat met het schip ten onder; zo hoort dat. Dat is de enige manier.'
'Dit soort flauwekul, daar hebben we dus geen tijd voor,' zei mama en ze sloeg de kapitein buiten westen.
Tenminste, dat was de bedoeling.
Maar mijn moeder is niet bepaald een boks-expert. Ik heb haar nooit gewichten zien heffen, of een zandzak zien stompen. Opdrukken? Vergeet het maar!
Het sportiefste wat mijn moeder is haar leven gedaan heeft, is een wandelingetje maken. Bij mooi weer.
Daar heb je dus niks aan. Tenminste, je kunt zo'n kapitein moeilijk buiten westen wandelen. Iemand knock-out wandelen, dat bestaat niet. Dus mama deed wat ze in films wel eens gezien had, ze sloeg zo hard als ze kon met haar vuist tegen de zijkant van Leeghwaters hoofd.
Dat had op de kapitein geen enkele uitwerking. Hij wreef niet eens even over de plek waar ze hem geraakt had. Zijn enige reactie - en die kwam onmiddellijk, zonder nadenken - was dat hij mijn moeder een blauw oog sloeg. Zo hard dat ze twee meter achteruit struikelde.
'Wij moet vertrekken,' besliste Kwetter. 'Als die kapitein zo graag wilt ontploffen, nou, laat hem dan maar. Wat kunt ons dat schelen?'
'Er is nog nooit een mens gestorven door mijn bommen,' zei mama grimmig, 'en er zál ook niemand door sterven.' Ze rende op Leeghwater af en haalde uit alle macht uit.
Drie seconden later lag ze aan de andere klant van de kamer, met een pracht van een blauwe plek op haar wang.
Hmmm. Met boksen ging dit niet lukken, dat was nu wel duidelijk.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 2 december 2013

Een wonderlijk lied

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Wij renden. We renden als gekken.
Echt als gekken, bedoel ik, want toen ik hijgde: 'Waar rennen we eigenlijk heen?' antwoordde mama: 'Naar de Tsaar Peter. Hoop ik.'
'Hoop je? Je weet het dus niet zeker?'
'Luister eens, lieve schat, er is een tijd om te rennen en er is een tijd om vragen te stellen. En nu is het rennen.'
Kwetter keek teleurgesteld. 'Ik denkte dat we naar iets spannends toe renden. Ik vraagde mij al af: wat is er voor spannends in de keuken?'
'Keuken? Wat voor keuken?'
Nou toen ik op de vlucht benden heeft ik het schip wel zo'n beetje leren kennen. En dit bent de weg naar de keuken.'
'En ook naar de rand van het schip, hoop ik,' zei mama zorgelijk.
'Nee hoor,' zei Kwetter. 'Dat bent precies de andere kant op.'
'Grut!' riep mama. 'Grut, grut grutversmurrie! Terug, kinderen, we hebben nog... 'ze keek weer op haar horloge '...vijfentwintig minuten om de Tsaar Peter te bereiken.'
'En de Tsaar Peter ligt bij de rand van het schip?'
'Ik hoop het.'
'Je hoopt wel erg veel,' zei ik zorgelijk. 'Mogen wetenschappers dat wel? Zou dat de resultaten niet beïnvloeden?'
'Dat beïnvloedt de resultaten verschrikkelijk,' knikte mama. 'Dus eigenlijk mag het niet. Maar op dit moment hebben we even niks anders. Rennen!'
We renden. We renden over het holle staal van het schip, tussen buizen en kranen en opslagtanks door. Alles was grijs en kil en verlaten.
Boven onze hoofden krijsten de meeuwen.
Verder was het schip stil, zo stil als het graf. Alsof de Engel des Doods zelf gestorven was.
En toen hoorde ik het.
Het was wondermooi en droevig en vreemd: een lied van eenzaamheid, en van het woeden van de zee. Een melodie die nu eens huilde als een kind in de nacht, dan weer brulde als de golven in de wilde wind. En dit alles – het kind, dat zo te horen zijn knuffelbeer kwijt was, en de golven die walvissen in de lucht gooiden alsof het herfstblaadjes waren – dit alles was één geheel, het klopte als één enkel hart. Hoe konden die twee dingen passen in één enkel lied? Ik werd er duizelig van. Alsof ik in een afgrond keek.
'Hoor je dat?' vroeg mama. 'Een of andere gek zit op het orgel te spelen.'
'De kapitein, denkt ik.'
'Nee, die kan alleen “boer daar ligt een kip in 't water.” Maar dat doet er niet toe. Wie het ook is: we moeten hem redden. Want hij – en wij – hebben nog maar...' (horloge) 'twaalf minuten en dertien seconden tot de grote klap.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 29 november 2013

Drie seconden.

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ik gaat heus niks morsen, hoor!' zei Kwetter een beetje beledigd. 'Ik bent niet gek of zo! Gooit die fles nou maar, maar wel een beetje goed mikken want als jij niet goed mikt is wij er geweest. Onmiddellijk en... en dat andere ding. Hebde jij daar wel bij nagedacht, dat jij goed moet mikken.'
'Ja, wat dacht je,' zei mama geërgerd.
'Niet ruzieën! Gooien!' gilde ik.
En dat deed mama. Maar helaas nét niet recht op Kwetter af.
En Kwetter, die één hand nodig had om zich vast te houden, kon er niet bij.
Niet met haar hand, tenminste.
Wel met haar voet.
En met haar voet gaf ze een klein, zacht schopje tegen de fles, zodat die van koers veranderde en tuimelend en buitelend omhoog vloog. Recht in haar vrije hand.
Ze klemde de fles tussen haar knieën om de dop eraf te schroeven. Meteen vulde een walgelijke, bijtende geur onze neuzen en ik zag bijna niets meer, omdat mijn ogen vreselijk begonnen te tranen.
'Ik hebt 'm, hoor!' riep Kwetter schor. 'En nou? Wat moet ik ermee doen?'
'Voorzichtig een paar druppeltjes op het touw laten vallen!' riep mama.
Dat deed Kwetter en al snel begon het plastic te walmen en te smelten.
Een paar seconden later kon ik mijn handen weer bewegen. Ik greep de kabel van de hijskraan vast en Kwetter druppelde wat spul op het touw waarmee ik aan de hijskraan-haak was vastgebonden.
Nog een paar seconden later was ik vrij.
Kwetter draaide zorgvuldig de dop op de fles en gooide hem toen zo ver mogelijk weg.
'Nu gaat wij schommelen!' riep ze. 'Joewieie!'
Het is niet makkelijk om een touw te laten zwieren, als je je nergens tegen kunt afzetten. Je moet beginnen met hele kleine beweginkjes, telkens op precies het goede moment precies de goede kant op.
Het is moeilijk, maar het kan. Helaas is het nog moeilijker als je met z'n tweeën bent. Want als de ene een klein beweginkje deze kant op maakt, dan is de kans groot dat de ander juist die kant op gaat. En dan blijf je stil in het midden hangen.
Het kostte een hoop tijd en proberen en overleg om de boel aan de gang te krijgen.
'Hoe lang hebt wij nog?' vroeg Kwetter toen we eenmaal goed aan de slinger waren.
'Drie seconden,' zei mama.
Kwetter en ik keken elkaar aan. Drie seconden?
Wij schommelden heen. Één seconde.
Wij schommelde terug. Seconde nummer twee.
Wij schommelden weer heen, en nu kwamen we dicht genoeg bij de ander hijskraan om de haak te grijpen. Seconde nummer drie.
'Eh, mama,' riep Kwetter. 'Er is drie seconden voorbij en wij is niet ontploft.'
'Niet dat we daarover iets te klagen hebben, hoor,' zei ik. 'Maar je zei...'
'De bom ontploft pas over een half uur,' zei mama onverstoorbaar. Ze was naar het balkonnetje geklommen en bediende kalm de hijskraan.
'Maar jij zegde drie seconden!' riep Kwetter verontwaardigd terwijl de kraan ons zachtjes op de grond zette.'
'Inderdaad,' zei mama. 'Dat halve uur hebben we namelijk nodig om van het schip af te komen.'
'Dus...'
'Dus we hebben nog negenentwintig minuten en zeventien seconden om de Tsaar Peter te bereiken. We zullen heel hard moeten lopen, en geen enkele keer struikelen. Rennen!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 27 november 2013

Pech voor de zee

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Wat voor touw?' riep mama haastig. 'Met wat voor touw is ze vastgebonden?'
'Met heel stevig touw, bent ik bang. Ik kunt dat niet doorbijten, hoor – ik is geen Boegoenese Knaaghaas!'
'Dat bedoelt mama niet,' zei ik ongeduldig tegen Kwetter, en naar mijn moeder riep ik: 'Het is nylon, mam! Of een ander soort plastic.' Want dat wilde ze weten, dat begreep ik heel goed.
'Goddank,' riep mama opgelucht, en ze holde naar de hoek van de hal.
Daar was een kast. Een bezemkast met schoonmaakspullen: dweilen en emmers en bezems en schrobbers en vooral: flessen. Flessen met schoonmaakspul, en op een schip als de Engel des Doods werd niet flauw gedaan over schoonmaakspul. De boel moest zo snel mogelijk schoon, met zo weinig mogelijk moeite. Als dat betekende dat ze flessen vol met de smerigste chemische rommel op de vloer moesten gieten – nou, dan goten ze toch gewoon chemische rommel? Dat al die troep in zee terecht kwam gaf niks. Daar was toch geen levend wezen meer te bekennen, als de Engel er eenmaal langs was gekomen.
Dat was pech voor de zee, maar gelukkig voor ons.
Want chemische rommel, daar wist mama wel raad mee.
Haastig bekeek ze alle flessen en pakjes en doosjes. 'Aan jou heb ik niks,' mompelde ze, 'maar jou kan ik wel gebruiken, en ik hoopte al dat ik jou zou vinden... Grutjes! Jij hier? Gooien ze jou op de vloer?'
Uiteindelijk pakte ze vier flessen – flessen vol doodshoofdjes en vlammetjes en gasmaskertjes en uitroeptekentjes – en een doosje met poeder, dat ook al vol waarschuwingen stond. Die hele, angstwekkende mikmak gooide ze leeg in een zinken emmer. Ze roerde het geheel een paar keer door met een houten bezemsteel. Een vuil-gele, bijtende damp steeg eruit op. Na drie keer roeren hield mama op, niet omdat ze klaar was maar omdat de bezemsteel helemaal zwart werd. En er kwam rook vanaf. Ze gooide het ding zo ver mogelijk weg; het brak in stukken toen het de vloer raakte. Verkoolde stukjes die zacht gloeiend bleven liggen.
Daarna goot mama een beetje van die levensgevaarlijke vloeistof in een glazen fles.
'Let op, Kwetter!' riep ze. 'Ik ga deze fles naar je toe gooien. Voor iets anders hebben we geen tijd. Zorg, dat je hem vangt!. Ten eerste is dit de enige glazen fles, en als die breekt heb ik niks meer om het reagens in te doen.'
'Het wát?' vroeg Kwetter.
'Dat spul uit de emmer,' antwoordde ik nijdig. 'Schiet nou maar op, want we hebben nog maar een minuut of twee.'
'Anderhalf,' zei mama kalm. 'En ik schiet heus wel op. Maar dit moet ik nog even tegen Kwetter zeggen: jullie hangen recht boven de bom, meid. Als je ook maar één druppel van dit spul morst, en het valt op de bom... dan zijn we er geweest. Onmiddellijk en onherroepelijk.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 25 november 2013

Lianen ja, strikjes nee

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Op dat moment ging de deur van de hal open.
'Gaby,' vroeg een bezorgde stem, 'waarom hangt jij aan een hijskraan? Van mij magt het wel, hoor, maar mama heeft zo'n heel bezorgd gezichtje van oeioei, wij heeft een probleem. Dus misschien bent het wel helemaal niet zo'n goed idee om aan die hijskraan te hangt.'
'Kwetter!' riep mama opgelucht. 'Oh, wat ben ik blij dat jij er bent. Als er iemand is die ons nu kan helpen, dan ben jij het wel. Want Gaby moet inderdaad van die hijskraan af, en wel binnen een kwartier...' Ze legde haastig de situatie uit. 'Dus kun jij even naar haar toe springen?'
'Nee, natuurlijk niet!' giechelde Kwetter. 'Jij maakt grapjes! Gaby hangt wel tien meter boven de grond – zo hoog springen, dat kunt niemand. Dat kunt een Boegoenese Stuitermuis nog geeneens. En die springt hoog, hoor.'
'Maar je moet naar haar toe springen, Kwetter! Het moet! Het is de enige manier!'
Kwetters gezichtje betrok. 'Bent dat de enige manier? Wat jammer! Anders klimde ik gewoon via die hijskraan daar.' Ze wees op een tweede hijskraan. Er waren er wel zeven in deze enorme hal, dus mama sloeg zich behoorlijk hard voor de kop.
'Een andere hijskraan! Dat ik daar niet aan gedacht heb!' Ze rende naar de muur van de hal. Daar was een ijzeren trap, die naar een soort balkonnetje leidde. Op dat balkonnetje – dat bestond uit weinig meer dan een ijzeren rooster met een reling eromheen – stond het bedieningspersoneel voor de hijskranen.
Alleen de mijne was kapot gemaakt, natuurlijk. Korneel zou nooit een hijskraan slopen als het niet echt nodig was. Na een beetje oefenen had mama door hoe de besturing werkte, en ze liet een haak zakken die dicht bij de mijne hing. Kwetter greep hem vast. Mama takelde haar omhoog en riep vrolijk: 'Hier komt de cavalerie! Tatarataa en toeterdetoet, de cavalerie komt altijd nét op tijd!'
Maar dat viel tegen. De zeven hijsers hadden ieder een eigen deel van de hal, en ze konden niet bij elkaar in de buurt komen.'
'Geen zorgjes!' riep Kwetter. 'Deze kabels is net lianen, en met lianen kunt ik prima overweg! Let maar eens op!'
Ze begon een beetje met haar handen en voeten heen en weer te wiebelen. Het wiebelen werd al snel schommelen, en het schommelen werd zwieren. Met steeds bredere zwaaien zoefde Kwetter door de hal. 'Joewieieie!'
Het duurde niet lang voor ze mijn kabel vast wist te grijpen. Ze maakte haar haak aan de mijne vast en greep met de tenen van haar linkervoet, mijn kabel. Met haar rechtervoet pakte ze haar eigen kabel beet. Zo kwam ze weliswaar op de kop te hangen, maar ze had in elk geval haar handen vrij om mij los te prutsen.
Pruts pruts...
Pruts...
Prutsprutspruts...
'Pfoe! Die zeelui kun wel heel goed strikjes maken, zeg!'
'Lukt het wel?' vroeg mama ongerust. 'Gaat het lukken binnen...' Ze keek op haar horloge. '…vijf minuten?'
'Vijf minuutjes niet, denkt ik. En vijftig ook niet. Ik bent niet zo heel goed met knoopjes, weet jullie nog? Laatst, in de zeilboot?'
Ja, dat wist ik nog heel goed.
Kwetter was niet erg handig met knopen.
Jammer hoor.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 22 november 2013

U kunt het wel, als u maar wilt

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Mijn schip!' jammerde Leeghwater. 'Mijn geliefde schip! Mijn orgel, mijn...'
'Mijn geld!' brulde Dogger. 'Weet u wel hoe duur deze boot is?'
'Dat weet ik heel goed,' zei mama. 'Maar daar gaat het niet om. Waar het om gaat is...' Daar moest ze even over nadenken. 'Oh ja: waar het om gaat is dat er hele stukken zee zijn waar geen levend wezen meer te bekennen is. En dat er daardoor arme vissers omkomen van de honger, en... nou ja, waar het eigenlijk vooral om gaat is dat jullie met je tengels aan mijn onderzeeër hebben gezeten. En dat neem ik niet. Het is niet beleefd, om aan andere mensen hun onderzeeërs te zitten.'
Ondanks de situatie moest ik daar wel een beetje om lachen. Ik bedoel: andere mensen hun boten opblazen, is dat soms wel beleefd?
Ik was natuurlijk weer de enige die de humor ervan inzag.
Dogger jammerde zachtjes over zijn geld, en Leeghwater klauwde wanhopig door zijn baard. 'Wat moeten we doen?' mompelde hij. 'Wat moeten we doen?'
Korneel kuchte beleefd. 'Kap'tein,' zei hij. 'Het lijkt me duidelijk. Deze dame dreigt een technisch mankement te veroorzaken. Dat moet voorkomen worden. En wie moet dat voorkomen? De dame zelf, natuurlijk.'
Mama zei vrolijk: 'Dat gaat 'm niet worden, ben ik bang. Ik heb de boel zo in elkaar gezet dat niemand er iets aan kan doen. Zelfs ik niet.'
'Natuurlijk kunt u er wel iets aan doen,' zei Korneel. 'Als u maar echt wilt.'
'Nee hoor,' zei mama. 'Trouwens, ik wil niet.'
'Maar dáár is wel iets aan te doen,' grijnsde de reparateur.

Twintig minuten later hing ik aan de haak van een hijskraan. Een hijskraan in de hal van de Gevonden Voorwerpen. Vlák boven de bom.
Mijn handen en voeten waren vastgebonden en de hijskraan was door Korneel onklaar gemaakt. (Terwijl hij dat deed riep hij met tranen in zijn ogen: 'Kijk nou eens waar jullie me toe dwingen! Nu moet ik een technisch mankement veroorzaken. Met mijn eigen handen! Moeder draait zich om in haar graf!') Daarna waren Dogger en Leeghwater en alle matrozen hem gesmeerd. Ze zaten in de reddingsboten, voor de zekerheid. Stel dat het mama niet zou lukken, nietwaar.
Dat was een gedachte die mij ook nogal bezighield.
'Kan het écht niet?' vroeg ik voor de zoveelste keer.
'Nee meisje. Als ik ook maar íets aanraak, gaat het hele zaakje de lucht in. Dit is een heel goed gemaakte bom, namelijk. Misschien wel de beste die ik ooit gemaakt heb. Echt een kunstwerkje.'
'Doe voortaan maar wat minder je best, ja?'
'Voortaan? Er is geen “voortaan”, ben ik bang.'
'Maak me dan los!' gilde ik. 'Doe iets.'
'Die kraan komt recht uit de zoldering, schat. Ik kan daar niet naartoe klimmen.'
Hm. Ik begon hier zo langzamerhand een behoorlijk slecht humeur van te krijgen.



BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 20 november 2013

Dat valt tegen, kapiteintje!

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


De afschuwelijke bankdirecteur stapte uit en worstelde zich door de matrozen naar het huis van kapitein Leeghwater. 'Opzij,' snauwde hij links en rechts, 'opzij, of ik... ik pak jullie oude moedertjes al hun geld af, zodat ze eenzaam moeten ronddwalen in regen en sneeuw tot ze van honger omkomen!'
Meer dan één matroos mompelde zoiets als: 'Heb ik zelf al gedaan', maar ze deinsden toch achteruit voor Doggers indrukwekkende boosaardigheid.
Het duurde niet lang voordat hij bij ons op het balkon stond. Dat trouwens aardig vol begon te worden, met Leegwater, mama en mij, en al de matrozen die ons vasthielden.
'En?' vroeg de kapitein gretig. 'Is ze het, of is ze het niet?'
Dogger hoefde maar één hatelijke blik op ons te werpen om te weten: 'Ja. Dit is de Donderkat. Mooi werk, Leeghwater!'
'En wat krijg ik nu? Is de Engel des Doods nu van mij, zonder schulden of rentes?'
'Dit is een dure boot, Leeghwater,' zei Dogger kil. 'Een héle dure boot. En op het vangen van de Donderkat staat weliswaar een beloning, maar dat is maar dertien miljoen. Dus nee, de boot is niet van jou.'
'Hm. Maar er gaat wel dertien miljoen van de rente af?'
'Voor één keertje,' zei Dogger. 'Volgend jaar betaal je weer de volle mep.'
Mama barstte in lachen uit. 'Dat valt tegen, hè, kapiteintje? Je dacht: ik verraad gewoon de Donderkat, en dan geeft Dogger mij uit dankbaarheid de Engel! Hahaha. Sukkel! Dogger weet niet eens wat dankbaarheid is!'
'Ik weet heel goed wat dankbaarheid is,' zei Dogger koel. 'Dankbaarheid is een dwaze zwakte, waar verstandige mensen zoals ik misbruik van kunnen maken. Maar dat doet er nu niet toe. We hebben het nu even over de prijs op uw hoofd.'
'Ik zou die dertien miljoen gewoon aannemen,' grijnsde mama tegen Leeghwater. 'Maar dan wel in geld, niet als korting op deze boot. Want die boot gaat zo dadelijk ontploffen, weet je nog?'
De kapitein streek door zijn baard. 'Oh ja, dat doet me eraan denken. Geeft u het knopje maar even aan mij. Voor de zekerheid.'
'Welk knopje?' vroeg mama.
'De ontsteking of de afstandsbediening of wat het ook is. Het knopje waarmee u de bom wilde laten ontploffen.'
Mama glimlachte haar gemeenste Donderkat-lachje. 'Ik heb slecht nieuws voor u, mijn beste kapitein,' spinde ze. 'Ik geef u dat knopje niet. Want er is geen knopje. De bom staat op een volautomatische tijd-schakelaar.'
'Wat!?' gilden Leeghwater en Dogger.
'Tijd-schakelaar,' herhaalde mama behulpzaam. 'Kennen jullie die films? Vast wel. er zijn tientallen films over dappere helden, die een bom onschadelijk moeten maken. Aan die bom zit dan altijd zo'n kastje, met cijfertjes die langzaam terugtellen tot nul. En dan vlak voor de nul, bij de drie of de twee, zeg maar, drukt de held op het uit-knopje en de bom ontploft niet.
Net zo'n tellertje zit er ook aan de bom bij Gevonden Voorwerpen. Behalve dan dat er geen uit-knopje bij zit. Een uitknopje is onzin, zeg nou zelf. Het is niet de bedoeling dat die bom uit wordt gezet. Het is de bedoeling dat hij ontploft. Dat is het hele idee van zo'n bom, nietwaar? Die moet knallen, daar is-ie voor.'
Leeghwaters gezicht werd nog grauwer dan dat van meneer Dogger. 'Dat... dat meent u niet,' raspte hij.
'Oh, zeker wel,' zei mama tevreden. 'We hebben nog ongeveer vijf kwartier.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 18 november 2013

Korneel, het natuurtalent

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Daar kwam uit het wolkendek met veel wind en lawaai een helikopter neergedaald.
Uit de helikopter stak het hoofd van, je raadt het misschien al, meneer Dogger. Zijn dunne, vettige haartjes wapperden in het graas van de wentelwiek, en op zijn asgrauwe wangen lag een ongezonde blos. Hij leek iets te roepen, maar dat konden we niet verstaan.
'Houd die dames goed vast, matrozen,' zei Leeghwater. 'Die grote is de Donderkat, een levensgevaarlijke terrorist!'
'Levensgevaarlijk?' protesteerde mama. 'Ik heb nooit iemand een haartje gekrenkt! Ik blaas alleen gebouwen op – nooit mensen! En u gooit mensen in de vleeshakker – en dan noemt u mij levensgevaarlijk? Je moet maar durven!'
'Ze heeft wel een beetje gelijk, baas,' zei een bekende stem. Het was matroos Jan – dat bleek de matroos te zijn, die mama's linkerbeen beet hield.
'Kop dicht,' snauwde zijn kameraad Korneel, die mama's rechterarm vast had. 'Snap je dan niet wat deze dame doet? Ze veroorzaakt technische mankementen! Technische mankementen van ongekend formaat! En dat is het ergste wat er is.'
Leeghwater keek hem even aan met een blik die leek te zeggen: Ikzelf ben gek geworden door jaren van ervaring en oefening, maar jij bent een natuurtalent. Respect!
'Matroos Korneel,' smeekte ik, 'Weet u waar Kwetter gebleven is?'
'Kwetter?'
'Dat oranje meisje dat ontsnapt is, weet u nog? Heeft u haar gevonden?'
'Gevonden?' lachte Korneel bitter. 'Natuurlijk heb ik haar gevonden. Ik ken het schip veel en veel beter dan zij. Ik ken het beter dan wie dan ook, beter dan de kapitein zelfs. Ik heb haar wel tien keer gevonden. Telkens dreef ik haar in een hoek waar ze niet meer uit kon: ik vond haar aan het einde van doodlopende gangen, in kasten, onder tafels in hoekjes, op het uiterste puntje van een hijskraan, hangend aan de reling of aan een kabel... telkens weer vond ik haar op een plek waar geen ontsnapping mogelijk was. En weet je wat ze dan deed?'
Ik knikte, of tenminste: ik wilde knikken maar dat lukte niet omdat een matroos mijn hoofd vasthield. 'Ze maakte een sprong,' zei ik. 'Een sprong of een koprol of zo iets, op een manier die geen enkel normaal mens haar zou kunnen nadoen, en ze ontsnapte toch.'
'Soms deed ze dat,' beaamde Korneel grimmig. 'Maar soms deed ze... ergere dingen. Véél erger. Ze trok een elekrticiteitsdraad los, bijvoorbeeld. Of ze brak een raampje, of ze spuugde in een stopcontact. Weet je wat je dan krijgt?'
'Kortsluiting?'
'Een technisch mankement!' krijste Korneel.
'Auw,' zei mama. 'U knijpt in mijn arm. U bent natuurlijk een slechterik, dus het is uw volste recht om een beetje gemeen te zijn tegen een hulpeloze gevangene, maar er zijn grenzen. Dit was te hard.'
'Sorry, dame. Ik werd even meegesleept door mijn emoties. Zal niet weer gebeuren. Waar was ik? Oh ja, spugen in het stopcontact. En denk je dat dat rotkind netjes bleef wachten, terwijl ik de boel repareerde? Nee hoor. Ze ging er als een haas vandoor. Bah.'
Op dat moment landde Dogger's helikopter op het dek.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 15 november 2013

woensdag 13 november 2013

De terugkeer van het duistere vuur

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Intussen sprak Leeghwater zijn matrozen toe: 'Mannen! Jullie vragen je misschien af waarom ik onze hele lading in zee gooi. Welnu, dat was om jullie te waarschuwen. Een beruchte terrorist, de Donderkat, heeft een grote bom geplaatst in de afdeling Gevonden Voorwerpen. Zij wil ons prachtige schip opblazen. Maar jullie, de matrozen, wil ze laten gaan. Dus jullie mogen van haar allemaal in een reddingsboot stappen.'
'We hebben heel geen reddingsboten,' riep een matroos.
'Dat dacht ik ook,' zei Leeghwater. 'Maar de Donderkat wees mij erop dat er meer dan genoeg reddingsboten lagen in de afdeling Gevonden Voorwerpen. Die zouden jullie kunnen gebruiken.
Dat zouden jullie kunnen doen... Maar dat gaan jullie niet doen. Oh nee. Jullie gaan iets heel anders doen. Jullie gaan de Donderkat grijpen. Daar! Daar staat ze, daar achteraan! Samen met haar dochter! Grijp ze!'
'Rennen, mama!' riep ik.
'Rennen?' antwoordde mama kalm. 'Dat is een goed idee, lieverd, en ik zou het heel graag doen. Maar ik doe het niet. Want het gaat al niet meer. Omdat vijf grote matrozen mij hebben vastgepakt. Zie je?'
Ja, ik zag het. Tien grote sterke matrozenhanden tilden mama van de grond.
Ik zag het niet alleen, ik voelde het ook. Maar dat kwam omdat tien grote sterke matrozenhanden ook mij vastgrepen en van de grond af tilden.
We werden naar kapitein Leegwater gebracht.
Die stond ons handenwrijvend op te wachten. In zijn ogen was het duistere vuur weer helemaal terug.
'Kapitein,' zei mama, 'ik eis een verklaring. We hadden een afspraak.'
'Mevrouw,' antwoordde de kapitein, 'u was zo dom om een afspraak te maken met een gevaarlijke gek. En die tellen niet.'
'U bént helemaal geen gevaarlijke gek,' zei mama streng.
'Oh jawel,' sprak de kapitein met raspende stem. 'Ik ben een gevaarlijke gek die doet of hij normaal is. En dat zijn de gevaarlijkste! Mwoehahaha!'
'Maar...' piepte ik, 'heel dat zielige verhaal over uw schulden, en dat u steeds grotere boten moest kopen en daardoor steeds meer schulden maakte... was dat dan helemaal verzonnen?'
'Nee hoor,' giechelde de kapitein. 'Dat was de waarheid. De zuivere waarheid, van A tot Z. Zielig voor mij, he? Zó zielig dat je er gek van zou kunnen worden. En dat heb ik gedaan. En hoe! Ik ben volkomen van het pad af. Rijp voor het huisje. In het begin deed ik alleen maar alsof. Maar alle werkelijk grote toneelspelers vergeten vroeg of laat het verschil tussen toneelspel en werkelijkheid.'
'Echt waar?' Mama haalde haar wenkbrauwen op. 'Ik dacht dat alleen amateurs overkwam.'
Leeghwater leek op te zwellen tot hij twee keer zo groot was. 'Wat?' brieste hij. 'Amateur? Noemt u mij een amateur, mevrouw?'
'Nou en of. Een prutser van jewelste, dat bent u. U zou aan de greep van Dogger kunnen ontsnappen, maar u doet het niet. Omdat u zo nodig moet doen of u gek bent. Uw rol gaat met u op de loop, en dat loopt altijd slecht af.'
Leeghwater zette grote ogen op, alsof hij verbaasd was en verdrietig tegelijk. 'Had ik kunnen ontsnappen?' vroeg hij met trillende stem. 'Maar doe ik het niet?' Even leek het of hij in tranen uit zou barsten. Toen brandde het duistere vuur weer los en hij bulderde: 'Mwoehahaha! Niets weet u, niets! Ik zal ontsnappen. Kijk maar!'
Zijn wijsvinger wees priemend naar de grijze hemel.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 11 november 2013

Slecht nieuws omtrent Kwetter

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ze prutste nog even aan de bom en daarna gingen we terug naar kapitein Leeghwater. En wij waren de enigen niet. In de verte zagen we een groepje matrozen, dat over het dek holde in de richting van de kapiteinshut.
Al snel zagen we een tweede groepje, en hier en daar liep een eenzame matroos, of een tweetal, en ze gingen allemaal dezelfde kant op.
Het werd een hele menigte, maar hoe ik ook tuurde en zocht, nergens zag ik een glimpsje oranje.
Geen Kwetter.
Wel zag ik de vier mannen van de afdeling Reparatie: Jan, Joris, Korneel en die ene waarvan ik de naam niet wist. Korneel hinkte een beetje en hij had een bloedneus. Waarschijnlijk, bedacht ik, had hij geprobeerd om Kwetter te achtervolgen en daarbij geprobeerd om ergens overheen te springen. Wat niet gelukt was, natuurlijk, want niemand kan zulke sprongen maken als Kwetter.
Even later zagen we nog iemand van Reparatie: de man die ons in de vleeshakker had willen duwen, en die een dik pak bankbiljetten van mama gekregen had. Hij gaf ons een dikke knipoog en legde zijn vinger tegen zijn lippen.
Toen we bij Leeghwater's huis aankwamen stond er een menigte van honderden matrozen voor de deur. Leeghwater zelf stond op een balkon op de eerste verdieping en rookte een pijp.
'Wat is er aan de hand?' schreeuwden de matrozen. 'Waarom gooien we alle lading overboord? Het heeft ons maanden gekost om dat allemaal bij elkaar te vissen!'
De kapitein glimlachte minzaam en rookte zijn pijp.
'Zijn we er allemaal?' vroeg hij. 'Want ik heb geen zin om het twéé keer uit te leggen.'
'We zijn er niet allemaal,' fluisterde ik tegen mama. 'Waar is Kwetter? Ik hoop maar dat je een slim plan hebt om haar van de boot af te krijgen, voordat we de boel opblazen.'
'Wat!?' riep mama ontzet. 'Ik, een slim plan? Hoe durf je het te vragen! Jij zou de plannen maken, en ik zou de bommen maken. En dan kom je me nu opeens vertellen dat je het allerbelangrijkste vergeten bent.'
Ik kon wel huilen, toen mama dat zei.
'We moeten snel iets verzinnen,' zei ik. 'Je mag de boel pas opblazen als Kwetter veilig is, hoor!'
Mama keek alsof ze opeens heel erg misselijk was.
'Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, lieve schat,' zei ze. 'Jij denkt misschien: oh, geen probleem, we duwen het knopje van de afstandsbediening pas in als we Kwetter gevonden hebben.
Maar dan heb ik slecht nieuws voor je, vrees ik. Deze bom heeft geen afstandsbediening. Hij heeft een tijdschakelaar. Over twee uur ontploft hij, en zelfs ik kan dat niet meer tegenhouden.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 8 november 2013

Mama lacht om ruimtefilms

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Leeghwater ging terug naar zijn hut om op het knopje te drukken, en ik bleef bij mama. Misschien had ze hulp nodig met iets.
'Kan ik iets doen?' vroeg ik.
'Nee lieverd, dit doet mama even zelf. Ten eerste mogen kleine meisjes niet met zeemijnen spelen, dat is veel te gevaarlijk, en ten tweede vind ik het zelf gewoon veel te leuk.'
Ik ging zitten op een oude reddingsboot en keek hoe mama haar bom in mekaar knutselde.
Ze had een hele grote kneedbom gemaakt, die ze nu weer verdeelde in een stuk of twintig kleinere plofklontjes. Ieder klontje werd aan een mijn vastgeplakt en daarna haalde mama een kluwen elektriciteitsdraad tevoorschijn. Ze verdeelde de draad in twintig stukken die precies even lang waren – dat was heel belangrijk, vertelde ze. 'Want als alle mijnen precies tegelijk ontploffen krijg je één gigantisch grote knal, en anders krijg je twintig kleintjes. Nou ja, kleintjes – stuk voor stuk nog groot genoeg om een oorlogsfregat tot zinken te brengen, natuurlijk. Maar toch.'
'En een grote is beter?' vroeg ik. Mama weet alles over de diktes van staal, en hoe hard de knal moet zijn om een boot van vijf centimeter dik staal op te blazen, of tien, of zeveneneenhalf. Normaal heb ik niet zoveel zin in haar wetenschappelijke praatjes, maar nu zat ik me een beetje te vervelen dus ik dacht: kom maar op met je staal-moleculen en je ontploffings-kracht.
Mama keek me aan alsof ik heel dom was en zei, alsof ze het tegen een kleuter had: 'Beter? Een grote is mooier.' Hoofdschuddend ging ze verder met haar werk.
Na een kwartiertje kwam ze naast me zitten en keek naar de hijskranen.
'Ik hoop maar dat die Leeghwater een beetje opschiet,' zei ze. Ze wreef vergenoegd in haar handen. 'Dit wordt de grootste knal die ik ooit gemaakt heb.'
'Nou...' zei ik. 'Weet je nog die keer dat we honderdvijftig bommen tegelijk lieten afgaan?'
'Honderdtweeënzestig,' verbeterde mama. 'Nou en of ik dat nog weet. Dat was ook heel mooi, maar die lagen verspreid over het hele land. Dit zijn er maar twintig, maar die liggen op een stapel. Zo veel op één plek, en precies tegelijk – dat is iets unieks, hoor. Die kans krijg je maar één keer. Ik hoop maar dat er genoeg zuurstof is...'
'Zuurstof?'
'Frisse lucht. Je kunt geen ontploffing hebben zonder frisse lucht Daarom moet ik ook altijd zo lachen om ruimtefilms. In de ruimte is geen lucht, snap je? Geen zuurstof. Dus er kan ook niks ontploffen. Maar in bijna iedere ruimtefilm is het van piew-piew met de laserstraal en dan boem daar gaat de slechterik. Dat kan dus niet. Daar is ook een hele wetenschappelijke reden voor...'
Zo kreeg ik toch nog mijn wetenschappelijke verhandeling.
Ik had er al na twintig seconden spijt van, maar mama hield pas op toen de hijskranen in de grote hal in beweging kwamen om de eerste reddingsboten naar buiten te takelen.
'Het gaat beginnen, lieve meid!' riep mama enthousiast.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 6 november 2013

Dat is geen probleem, dat is een oplossing!

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Reddingsboten?' riep ik ongelovig. 'En u zei dat u die niet had!'
Schaapachtig keek de kapitein naar de huizenhoge stapel reddingsboten in het midden van de hal. 'Vergeten,' mompelde hij. 'Deze zijn voor de verkoop, niet voor de heb. Vandaar.'
'Nou ja,' zei mama. 'Het zal in elk geval ons plan een stuk simpeler maken. Er hoeven geen mannen in vrachtvliegtuigen te worden geladen. Alleen... hoe krijgen we die reddingsboten aan dek? En de Tsaar Peter, hoe krijgen we die van boord? '
De kapitein keek moeilijk. 'Er zijn wel hijskranen, natuurlijk, maar ik weet niet precies hoe die werken.'
'Tja,' zei mama, 'hijskranen, daar ben ik ook geen held in.'
'Ik dacht dat alles hier automatisch ging,' mopperde ik.
Peinzend keek de kapitein mij aan. 'Daar zeg je zo wat. Het kán automatisch, natuurlijk... Er is een knopje in de kapiteinshut, het knopje 'uitladen', en als ik daarop druk begint het schip automatisch alle lading overboord te zetten. 't Is eigenlijk bedoeld voor als je in de haven bent, maar het zou op volle zee net zo goed moeten werken. Maar het zou zonde zijn om...'
'Om wat?' vroeg ik.
'Als ik op dat knopje druk, legde de kapitein uit, 'dan gaat ook echt álle lading overboord. Dus ook de honderdduizend kilo vis die we gevangen hebben, en alle mjamburgers... Dat is allemaal goed eten, hoor, zonde om weg te gooien. Zo ben ik niet opgevoed.'
'Beste kapitein Leeghwater,' zuchtte mama, 'ik besef wel dat u geen expert bent in ontploffingen en dergelijke. Maar kom op, zeg. Wat dacht u dat er met al die visjes en mjamburgertjes zou gebeuren als we de hele boot opbliezen?'
De kapitein trok een nogal suf 'oh ja'- gezicht. Hij dacht even na en zei toen: 'Maar er is nog een ander probleem. En dat is écht een probleem. Als we gaan uitladen op volle zee, dan zullen de matrozen dat onmiddellijk merken. Dus dan gaan ze uitzoeken wat er aan de hand is. Dan komen ze met z'n allen naar de kapiteinshut. Het wordt lastig om dan nog te ontsnappen!'
Daar moest ik behoorlijk hard om lachen. 'Dat is geen probleem, dat is een oplossing! We hadden geen manier om de matrozen te waarschuwen, weet u nog? Geen radio, geen alarm... Haha! Wie heeft er een alarm nodig, als je ook een knopje 'uitladen' hebt?'
'Jjjjjja...' zei Leeghwater aarzelend.
'Lieve schat,' straalde mama, 'dat heb je heel slim bedacht. Je lijkt meer op je vader dan op mij, maar sóms kun je verrassend slim uit de hoek komen. Niet dat je vader dom is, hoor, hij is ook best slim, maar dan... ánders. Ik zou zeggen, kapitein: aan de slag! Ik ga eens lekker met die zeemijnen spelen!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 4 november 2013

De Dienst Onderhoud is opgeheven

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We moesten wel drie uur oefenen voordat Leeghwater tevreden was. Eerst moesten we ademhalings-oefeningen doen, daarna moesten we spelen dat we konijntjes waren, daarna dat we gebakken eieren waren, daarna moesten we op de grond gaan liggen met onze ogen dicht en denken aan de ergste pijn die we ooit gehad hadden, en weet ik veel wat me nog meer moesten doen.
Ik vond het allemaal wel grappig, maar mama vond het verschrikkelijk.
Uiteindelijk was de kapitein tevreden, en we strompelden kreunend achter hem aan naar de hal met gevonden voorwerpen. Dat was een klein half uurtje lopen, volgens de kapitein, maar het werd een nogal groot half uurtje want als je strompelt ga je minder snel.
Onderweg keek ik goed om me heen.
Het schip zag er verlaten en troosteloos uit.
Het hele schip was zwart geverfd, om te beginnen, en dan nog niet eens glanzend zwart. Een dof, verweerd zwart was het, als een zwart t-shirt dat net een keer te vaak gewassen is. De lucht was grijs en somber en daar werd het allemaal ook niet gezelliger van. Een regen zo fijn als nevel trok in vlagen over het dek.
Af en toe zagen we in de verte een matroos die haastig over het dek ging, met zijn schouders hoog opgetrokken en zijn hoofd gebogen. Nooit waren er eens twéé matrozen, of drie, die gezellig met elkaar liepen te kletsen.
'Alles aan boord gaat zoveel mogelijk automatisch,' legde de kapitein uit. 'Machines zijn duur, maar matrozen zijn duurder. Ik heb alleen matrozen nodig om de machines te bedienen.'
'En te onderhouden,' zei mama. 'Aan de dienst Onderhoud heb ik geen goede herinneringen.'
'De dienst Reparatie, bedoel je,' verbeterde Leeghwater haar. 'Ik mag het geen Onderhoud noemen. Dat staat ergens in het contract als je die machines koopt, in hele kleine lettertjes. Heeft geloof ik te maken met de reclame die ze maken: Onze Machines Gaan Nooit Stuk, Uw Dienst Onderhoud Kunt U Wel Opheffen.'
'Dan staak zeker ook in het contract dat je een machine nooit 'stuk' mag noemen?'
'Klopt. Je moet zeggen: die machine draait niet op zijn optimale capaciteit. U heeft er kijk op, hoor.'
'Mijn man heeft bij een bank gewerkt.'
Terwijl mama met de kapitein babbelde, keek ik goed om me heen. Tussen het kreunen en strompelen door. Maar ik zag niet wat ik zocht. Nergens een glimpsje oranje.

De hal met gevonden voorwerpen was immens groot. Dat had ik ook wel verwacht. Er moest immers een hele onderzeeër in passen. Maar wat ik niet had verwacht, was dat de Tsaar Peter in een hoekje lag. Een hoek van de hal waar met grote letters 'Onderzeeërs' boven stond. Er lag er nog eentje naast, een kleinere.
In een andere hoek lagen zeemijnen (Mama's ogen begonnen te glanzen) en in weer een andere vissersbootjes. Er was een grote stapel containers, een kleine stapel schatkisten.
En in het midden van de hal...
'Dit méén je niet!' riep mama verontwaardigd.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 1 november 2013

Laat het uit je buik komen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ik zal jullie erheen brengen,' zei de kapitein. 'Maar zodra we buiten mijn hut komen, kunnen alle matrozen ons zien. Ze denken dat ik jullie al een hele dag aan het pijnigen ben. Als ze jullie dan zo fris als een hoentje zien rondwandelen, krijgen ze argwaan. Dus het zou mooi zijn als jullie een beetje konden strompelen en kreunen.'
'Moeten we niet een paar blauwe ogen schminken? En nep-bloed en zo?'
'Helemaal niet nodig. Als jullie gewoon doen alsof je pijn hebt, dan verzinnen zij de rest er wel bij. Het wordt daar zelfs enger van, want ze zullen denken: lieve help, onze kapitein heeft ze afschuwelijk mishandeld en je ziet het niet eens. Wat voor verfijnde martelingen heeft die man bedacht? Met koffiekopjes en lucifers en walvisvet?
Laat ze dat maar denken! Laat hun fantasie het werk maar doen! Laat ze maar tegen elkaar mompelen en fluisteren, zodat ze samen steeds ergere dingen verzinnen en elkaar helemaal gek maken van angst. Laat ze buikpijn krijgen als ze me zien! Elke avond huilend in slaap vallen! Of beter nog: laat ze niet meer naar bed durven, omdat ze vrezen voor de nachtmerries die ze zullen krijgen over hun verschrikkelijke kapitein en de onvoorstelbare gruwelen die hij hen aan kan doen...'
'Kapitein Leeghwater,' onderbrak mama hem, 'bewaart u alstublieft uw kalmte. En pak een zakdoek; er zit een beetje spuug in uw baard.'
Dat was waar, behalve dan dat het beduidend meer was dan een béétje. Bovendien was in zijn ogen weer even een schittering van het duistere vuur te zien.
'Mama,' fluister ik terwijl de kapitein zijn baard droog veegt, 'weet je echt heel zeker dat deze meneer geen maniak is?'
Mama peinst even en fluistert achter haar hand: 'Het ligt iets ingewikkelder dan ik aanvankelijk dacht, vrees ik. We zullen moeten hopen dat het allemaal goed komt; een andere keus hebben we niet.'
'Goed,' mompelt de kapitein beschaamd. 'Laten we even oefenen. Het strompelen en kreunen moet er wel een beetje geloofwaardig uitzien, natuurlijk. Gelukkig heb ik een beetje ervaring in het theater. Laat maar eens zien wat jullie kunnen.'
Mama en ik kreunen en strompelen.
'Nee nee nee nee!' roept Leeghwater met veel misbaar. 'Meer gevoel wil ik zien! Ik mis overtuiging! Laat dat gekreun vanuit je buik komen. Probeer de pijn in je lijf werkelijk te voelen, snappen jullie wel?'
'Nee,' zei mama. 'Daar snap ik niks van. Welke pijn? Ik héb helemaal geen pijn. Hoe kan ik een pijn voelen die ik niet heb.'
'Doe gewoon alsof, verdorie!' De kapitein zwaait woest met zijn armen, om zijn woorden kracht bij te zetten.
'Ik doe nóóit alsof,' zegt mama met strakke mond. 'Ik ben een wetenschapper, meneer, en wetenschappers mogen dat niet. Dat heeft invloed op de resultaten, namelijk.'
'Zo kan ik niet werken, hoor,' verzucht Leeghwater. 'Hoe kan ik zo nou werken?' Hij laat zich in een stoel zakken en steunt met zijn hoofd op zijn handen. Even blijft het stil. Dan slaakt hij een diepe zucht, wuift vaagjes met zijn rechterhand en zegt. 'Nog een keer. Nog een keer, vanaf het begin.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 30 oktober 2013

Het blijft onbeleefd

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Jullie onderzeeboot ligt bij de gevonden voorwerpen, natuurlijk. Waar anders?'
'Gevonden voorwerpen? Hebben jullie een afdeling gevonden voorwerpen?'
'Ja, natuurlijk. Je kunt op zee een hoop voorwerpen vinden hoor. Voornamelijk boten, meestal met de bemanning er nog op. Maar ook andere dingen: ouwe schatkisten van piraten, zee-mijnen, boeien, drijfhout... Alles wat geld op zou kunnen brengen bewaren we, om het later te verkopen.'
'Behalve de boten met bemanning,' zei ik. Ik zei het eigenlijk voor de grap, maar de kapitein begon te blozen en antwoordde: 'Dat hangt er een beetje vanaf. Als ze via de radio een bericht hebben verstuurd, dat ze in onze netten terecht zijn gekomen, dan laten we ze natuurlijk gaan. Maar als niemand weet dat wij er iets mee te maken hebben, dan gaan ze bij de gevonden voorwerpen.'
'Ja maar... de bemanning...' begon ik, en ik had al meteen spijt dat ik erover begonnen was. Want ik wist eigenlijk al wat het antwoord zou zijn.
De kapitein werd nog roder en mompelde: 'Ja hoor eens, we hebben die dure vleeshakker niet voor niets aan boord, natuurlijk.'
'U gooit die mensen gewoon in de vleeshakker? Maar.. dat is...'
'Lieve schat,' zei mama, 'gisteren lagen we zélf nog in de vleeshakker. Ben je dat nu alweer vergeten?'
'Ja maar,' protesteerde ik, 'dat is iets ánders. Wij zijn vijanden van meneer Dogger. Hij en zijn vrienden proberen altijd om ons in vleeshakkers te gooien. Dat is... Dat ís nou eenmaal zo. Maar onschuldige zeelui...'
'Nou, ze zijn niet allemaal even onschuldig hoor,' zei de kapitein vlug. 'Soms vangen we wel eens piraten. Dan mag het, vind ik. En we vangen ook vaak vissers die precies hetzelfde doen als wij, maar dan met een kleinere boot. Als we die niet in de hakker gooien, worden ze over een paar jaar net als ik, met een boot zo groot als de Engel des Doods.'
'Dat kan allemaal wel zijn,' mengde mama zich in het gesprek, 'maar het blijft onbeleefd om mensen in vleeshakkers te gooien. Aan de andere kant: we wisten al lang, dat u dat deed, dus we hoeven daar verder niet al te lang over te praten. Datr zou óók onbeleefd zijn. Kunnen we niet eens gaan kijken bij die gevonden voorwerpen?' Die laatste vraag sprak ze uit met een onverwachte gretigheid. Heeft ze de Tsaar Peter zó ontzettend gemist, vroeg ik me af – maar toen ik wat beter naar haar gezicht keek, zag ik in haar ogen de Donderkat. En ik begreep plotseling welk woord van de kapitein haar aandacht getrokken had. Zee-mijnen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 28 oktober 2013

We verven ze wit!

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Maar dat was buiten mama gerekend.
'Ik moet mij verkleden?' vroeg ze vol afschuw. 'Als wat?'
'Zeelui zijn heel bijgelovig,' legde ik uit. 'Ze zullen denken dat de onschuldige dieren, die ze hebben doodgemaakt, als spook zijn teruggekomen om wraak te nemen.'
'En de enige dierenhuiden die ik heb liggen, zijn nu eenmaal walrushuiden,' vulde de kapitein aan. 'We verven ze wit en...'
'Ab-so-luut niet,' zei mijn moeder ferm. 'Geen sprake van. Ik ga niet als een witgeverfde walrus door de ruimen rondhopsen. Er zijn grenzen. We sturen gewoon alle matrozen naar de reddingsboten...'
'Die zijn er niet, mam.'
'Nou jaaa, zeg! Dit schip heeft een orgel, een vleeshakker, opgezette hamsters, zelfs een vliegveld, maar geen reddingsboten? Welke idioot heeft dit ontworpen?'
Beschaamd stak de kapitein zijn vinger op.
'Oh sorry,' zei mama. 'Ik wilde u niet beledigen. U bent tenslotte mijn gastheer, en die beledig je niet. Dat hóórt niet. En, eh, eh, eigenlijk is dit schip zo slecht nog niet, hoor. Wie heeft er nou behoefte aan een reddingsboot, als je ook gebruik kunt maken van...'
'...opgezette hamsters!' vulde de kapitein enthousiast aan. 'We verven ze wit en...'
'...een vliegveld,' verbeterde mama. 'Dat is het! We sturen de matrozen gewoon met het vliegtuig naar huis.'
De kapitein schudde zijn hoofd. 'We hebben maar één vliegtuig,' zei hij, 'en dat hebben we zelf nodig. Ik wil namelijk wel graag van de boot af zijn, als-ie zinkt. En we kunnen moeilijk met de matrozen in één vliegtuig gaan zitten, als we net de boot hebben opgeblazen. Dat wordt heibel; er zitten akelige kerels bij.'
'Maakt u zich daar maar geen zorgen over,' glimlachte mijn moeder. 'Wij gaan niet met het vliegtuig. Wij gaan met de onderzeeboot.'
'Met de... wat? Heeft u hier ergens een onderzeeboot?' De kapitein keek een beetje warrig om zich heen, alsof hij verwachtte dat mama de Tsaar Peter ergens onder een kleedje had weggemoffeld, of achter een stoel of zo.
'Nee, meneer Leeghwater. Wij hebben hier nergens een onderzeeboot. U heeft hier een onderzeeboot. Die is van ons, maar u heeft 'm. Ik heb zo'n vermoeden dat u, een paar weken geleden, een onderzeeboot vond in uw netten. Een onderzeeboot zonder bemanning.'
'Nee hoor,' zei de kapitein. 'Geen onderzeeboot. Niets wat ook maar enigszins lijkt op een...'
'Kanariegele onderzeeboot,' hielp ik hem. 'Hij was kanariegeel.'
'Oh, dát malle ding! Ja hoor, die hebben we gevangen. Maar ja, da's geen serieuze onderzeeër natuurlijk.'
'Je kunt er anders uit-ste-kend mee varen,' zei mama. 'Onder zee. Als dat niet genoeg is om onderzeeboot te heten...'
'Jaja, u heeft helemaal gelijk,' zei de kapitein haastig. 'Nee, ik bedoel: we dachten dat-ie van één of andere ouwe popster zou zijn. Er is een popmuziek-liedje over een gele onderzeeboot namelijk, dat is heel beroemd, en...'
'Beroemd onder bejaarden, ja,' mompelde ik.
De kapitein wreef even door zijn witte baard en zuchtte. 'Bejaarden,' zei hij schamper. 'Wel ja. Die jeugd van tegenwoordig heeft geen respect meer.'
'Dat zeggen bejaarden altijd,' zei mama luchtig. 'Ikzelf zeg dat dus nooit. Maar daar gaat het nu niet om. Waar het om gaat is: onze onderzeeër. Wat hebt u daarmee gedaan?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 25 oktober 2013

De nadelen van het onzinkbaar zijn

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Om zoveel mogelijk visjes te kunnen vangen en verwerken, moest de Engel des Doods dag en nacht doorgaan. De machines mochten geen seconde stilstaan; elke seconde betekende honderden euro's verlies. En omdat het hele schip vol machines zat, en die machines allemaal gecontroleerd moesten worden, liepen er dag en nacht mensen rond. Het waren er niet véél, maar ze waren verspreid over het hele schip. Je kon geen enkel stukje van het schip opblazen zonder een matroos méé te ploffen.
'Kunnen we ze niet allemaal weglokken? Bijvoorbeeld door het alarm?'
'Het alarm? Welk alarm?' vroeg de kapitein.
'Nou ja, ik neem aan dat er een alarm is voor als je gaat zinken of zo? Iedereen naar de reddingsboten, zoiets?'
'Lastig,' fronste de kapitein. 'We hebben geen reddingsboten. Die kosten geld namelijk. En de Engel is toch onzinkbaar, dus...'
'Maar wat doen jullie dan, als het alarm gaat?'
'Nou niks, want we hebben dus geen alarm. Een alarm kost geld, begrijp je, en omdat er toch geen reddingsboten zijn om heen te gaan, heeft een alarm ook geen nut.'
'Kunt u de manschappen dan bij mekaar roepen via de radio of zoiets?'
'Eh nee. Ik kan de manschappen niet bij elkaar roepen. Dat leek iedereen beter, omdat ze allemaal denken dat ik een gevaarlijke maniak ben, snap je?'
Hoe langer ik met hem sprak, hoe duidelijker werd dat kapitein Leeghwater eigenlijk niks te vertellen had aan boord. Hij had de hele dag niks anders te doen dan orgel spelen. 'En u bent nog steeds net verder gekomen dan de Vlooienmars?' vroeg ik verbijsterd.
'Tja,' zuchtte de kapitein. 'Ik heb nou eenmaal een hekel aan dat ding. Dus ik doe niet heel erg mijn best, snap je.'
Pfff... de hele dag op een orgel spelen waar je een hekel aan hebt, en verder niks anders te doen hebben dan piekeren over je schulden, en manieren verzinnen om nóg meer geld uit de zee te persen... 'Dat u daar niet hartstikke krankzinnig van wordt!' riep ik.
Leeghwater bloosde. 'Het is ook niet alléén maar toneelspel, dat ik mij soms als een maniak gedraag. Ik ben geen gevaarlijke gek, hoor, heus niet, maar... soms moet ik erg mijn best doen om er geen te wórden.
'Gelukkig zijn wij er nu,' zei ik troostend.
De rest van de dag besteedden we aan de plannenmakerij.
We werden wel steeds afgeleid door de kwalijke geuren en de kleurige lichtflitsen die mama steeds produceerde bij het aanrechtje, maar uiteindelijk hadden we toch wel een idee. Ik vond het een tamelijk stom en ingewikkeld plan, maar Leeghwater was er erg mee in zijn nopjes.
'Geloof me maar, meisje, ik weet hoe zeelui denken... dat weet ik maar al te goed! Nee, dit plan wordt een knaller, een absolute top-show! Reken daar maar op!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE