Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 30 september 2013

Op maat gemaakte kattenmitrailleurs

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Wie, wat?' vroeg Jan in paniek.
'Kwetter,' legde mama uit. 'Dat oranje meisje dat daarnet door Korneel op de grond is gezet. Het meisje dat u over uw andere schouder moest nemen, weet u wel? Het meisje dat stiller kan sluipen dan een kat van de geheime dienst, als ze bij de geheime dienst katten zouden aannemen. Wat ze volgens mij niet doen, maar dat is dan hun eigen stomme fout. Stel je toch eens voor: een leger van getrainde spionagekatten. Wat zouden die wel niet bij elkaar kunnen spioneren! Katten komen overal, iedereen vertrouwt ze omdat ze zo schattig zijn...'
Ze ratelde maar door over katten, terwijl Jan haar verbijsterd aankeek en radeloos probeerde te volgen waar ze het over had.
Kwetter kan wel sluipen, maar zo stil als een kat – nee, dat nou ook weer niet. Vooral niet als ze haast heeft. Ik hoorde duidelijk haar rennende voetjes galmen door de ijzeren gangen. Mama hoorde het ook, denk ik, en om te voorkomen dat Jan het óók zou horen bleef ze maar verder kletsen over de katten van de geheime dienst. Ze had het intussen over op maat gemaakte kattenmitrailleurs, en die arme Jan begreep helemaal nérgens meer iets van.
De derde matroos, wiens naam ik nog steeds niet wist, onderbrak mama's verhaal: 'Ze is die kant opgegaan, Jan. Als jij even op deze dame past, ga ik dat oranje grietje zoeken.'
'Nee nee nee,' riep Jan, 'straks zijn ze allemáál zoek! We blijven bij mekaar en we brengen deze twee naar de kapitein.'
'Dat zullen we nog wel eens zien,' siste ik, en ik wriemelde me los.
Bijna los.
Echt: bijna.
Als Jan mijn linker grote teen niet te pakken had gekregen – en echt, het scheelde maar een haartje – dan was ik ontsnapt.
Maar hij greep me bij mijn grote teen en sloeg me tegen mijn hoofd en daarna werd alles donker om me heen.
Toen ik bijkwam, hing ik weer over Jan's rug, met mijn neus tegen zijn ruwe zeemanstrui, en de wind woei vochtig door mijn haren. Het rook naar de zoute zee. En naar motorolie. En rotte vis.
'Waar zijn we?' vroeg ik.
'Aan dek van de Engel des Doods, lieve schat. En dat daar is het huis van de kapitein, denk ik.'
'Wat? Waar?' Ik zag alleen maar de rug van de zeemanstrui.
Mama beschreef wat ze bedoelde: 'Midden op het dek staat een soort huis, een heel groot huis of een heel klein paleis, spierwit, met zuilen en balkons en een torentje en boven de deur een soort beeldhouwwerk. Ik denk dat het de Engel des Doods moet voorstellen, want het is een mevrouw met vleugels en blote borsten en een bloot hoofd. En als ik zeg 'bloot hoofd' dan bedoel ik ook héél erg bloot want er zit geen haar op en geen vlees, het is gewoon een doodskop eigenlijk. En ze heeft een zeis in de hand.'
'Klinkt als een engel des dooda,' zei ik.
'Gek,' zei de onbekende matroos, 'ik werk nou al drie jaar op dit schip maar dat beeld is me nog nooit opgevallen. Omdat er nooit iets aan te repareren viel, denk ik. Maar nu u het zegt, denk ik wel dat u gelijk heeft. Dat zij de Engel des Doods is.'
'Reken maar,' zei Jan. 'Ik heb het altijd al een eng beeld gevonden, soms kan ik er niet van slapen 's nachts. Dat beeld is één van de redenen dat ik liever niet naar de kapiteinshut ga.'
'Eén van de vele redenen,' knikte de onbekende matroos duister. 'Maar nu moeten we wel.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 27 september 2013

Korneel gebroken

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Korneel ging voorop. Kwetter had mooi mazzel: Korneel wist de weg door het schip met zijn ogen dicht. Dus hij botste niet één keer tegen de muur of een deur of wat dan ook. Dat was bij Jan wel anders. Die botste voortdurend. En ik lag over zijn schouder, dus de helft van de keren werd ik geplet tussen Jan en het ding waar hij mee botste.
Aan de au- en oempfgeluidjes achter mij te horen, was het niet veel anders met mama en haar matroos.
Gelukkig kwamen we na een kwartiertje aan in een ander deel van het schip. Een stuk dat geen last had van onze kortsluiting. Jan zuchtte opgelucht 'Haaaa, licht! Nou kan ik weer zien waar ik loop. Lekker hoor.'
'Ik weet niet,' zei Korneel ongelukkig. 'Het voelt niet goed, om zo maar weg te lopen van een technisch mankement. Zonder dat het gerepareerd is, bedoel ik.'
'Nou,' zei mama, 'dan zet je ons toch lekker op de grond? Kun jij terug naar je mankement.'
'Dat zou u wel willen, hè dame? '
'Het gaat er niet om wat ík wil. Het gaat erom wat jij wilt. Diep in je hart wil je die kortsluiting repareren, geef maar toe. Elektrische draden, die aan elkaar vastgesmolten zijn... een lopende band die niet meer loopt... koelingen waarin het langzaam warmer wordt... duizenden kilo's vis, die bederven... Allemaal omdat jij je werk niet netjes doet. Omdat de afdeling reparatie tekort is geschoten.'
Het effect van mama's woorden was duidelijk te zien. Korneel spande zijn kaken en snoof als een stier. Zweet druppels liepen over zijn gezicht, en hij zette geen stap meer vooruit. Hij wilde ons naar de kapitein brengen, maar hij wilde ook terug. Hij wilde repareren.
Genadeloos ging mama door: 'Oh, wat zal de kapitein boos zijn! En wat zulle alle andere afdelingen lachen! Om die prutsers van Reparatie, die niet eens een simpel kortsluitinkje...'
Dat werd teveel voor Korneel. Met een hese brul kwakte hij Kwetter op de grond, riep haastig tegen Jan: 'Jij neemt haar erbij, en je laat ze niet lopen anders weet ik je te vinden. Al biedt dat mens je tien miljoen, begrepen?' en rende terug het duister in. Naar zijn technische mankement.
'Pfff,' zei Jan. 'Wat een dienstklopper.'
'Ach ja, je hebt van die mensen,' zei mama. 'En zullen we het nu dan maar over geld hebben? Tien miljoen heb ik niet bij me, vrees ik, maar...'
'Vergeet het maar, dame,' zei Jan somber. 'Ik verdien graan een centje bij hoor, daar niet van, maar wat heb ik aan geld als Korneel me te pakken krijgt? Hij is in staat me in de vleeshakker te gooien, als me niet houd aan mijn plicht als reparateur. Nee dame, als ik jullie laat lopen dan kost het me mijn kop!'
'En als je één van ons drieën laat lopen?' vroeg mama poeslief.
'Zelfde verhaal, dame.'
'Goh, meneer Jan,' zei ik, 'dan zult u het wel erg vervelend vinden dat u Kwetter hebt laten ontsnappen.'



BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 25 september 2013

Een man met een missie

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Maar de vierde stem, dat was Korneel. En Korneel snapte precies wat mama bedoelde. 'Dame,' zei hij, 'als u denkt dat u de mannen van de afdeling Reparatie om kunt kopen, dan hebt u het mis. Hoeveel u ook biedt: de afdeling Reparatie blijft standvastig.'
'Oh, is dat zo? ' vroeg Joris. 'Ik wil eigenlijk eerst wel even horen voor hoeveel geld deze dame wil proberen ons om te kopen. Ik bedoel, stel nou dat het heel veel is? Dan is het toch jammer als we...'
Met een verbijsterende snelheid zette Korneel mij op de grond. 'Niet weglopen,' gromde hij streng. Daarna draaide hij zich vliegensvlug om en plantte zijn vuist in Joris' gezicht. Joris, die Kwetter over zijn schouders had, wankelde achteruit en sloeg met een galmende klap tegen de muur.
Arme Kwetter, dacht ik. Geplet tussen een dikke zeeman en een ijzeren muur!
Toen zag ik dat ze niet meer over Joris' schouders hing.
Met dezelfde hand waarmee hij Joris een dreun verkocht had, had Korneel Kwetter vastgegrepen, haar net op tijd van Joris' schouder vandaan gesleurd en haar over zijn eigen schouder gegooid.
Dat alles in minder tijd dan ik nodig had gehad om één keer adem te halen.
'Tsss,' deed mama. 'Indrukwekkend hoor. U zou vechtkampioen moeten worden. U verdoet uw tijd hier bij de afdeling Reparatie. Roem en rijkdom liggen op u te wachten!'
'Slijmen helpt niet,' bromde Korneel. 'En roem of rijkdom interesseren mij niet. Ik heb gezworen mijn leven te wijden aan het bestrijden en voorkomen van technische mankementen. Ik heb het gezworen op het sterfbed van mijn enige ware liefde.'
'Tjonge,' zei mama. 'Daar zit vast een lang en droevig verhaal achter.'
'Klopt,' zei Korneel.
'Wilt u daar niet iets over vertellen?'
'Nee,' zei Korneel. 'Ik heb namelijk niet gezworen mijn leven te wijden aan het vertellen van verhalen. Technische mankementen, en verder niets.'
'En jullie zijn een technisch mankement,' zei de derde zeeman. 'Dus we gaan jullie bestrijden. Hè boots?'
'Mwoa,' deed Korneel. 'Dat weet ik zo niet. Ik zie het meer als het voorkómen van technische mankementen in de toekomst. Ik heb zo het vermoeden dat deze dames, als we ze laten lopen, wel eens grote hoeveelheden technische mankementen zouden kunnen veroorzaken.'
'Daar hebt jij mooi gelijk in,' zei Kwetter. 'Brengt ons maar gauw naar jouw kapitein.'
'Doen we,' zei Korneel. 'Jan, neem jij dat grietje op je rug?'
Jan knikte en hoeps, daar ging ik. 'Wat doen we met Joris?' vroeg hij.
Joris lag bewusteloos op de vloer.
'Laten liggen,' zei Korneel. 'Als hij bijkomt, mag hij de kortsluiting repareren. Dus de gereedschapskoffer laten we ook hier. En de zaklamp.'
'Maar... hoe vinden wij de weg dan terug?'
Korneel snoof laatdunkend. 'Als jij in het donker de weg niet kunt vinden op je eigen schip, ben je het uniform van de afdeling Reparatie niet waard.'
'We hebben geeneens een uniform.'
'Je begrijpt wel wat ik bedoel. En nou gaan we op weg.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 23 september 2013

Wij zijn een technisch mankement

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ik zei niks terug. Ik had het te druk. Mijn benen zaten in de knoop met mama's armen en Kwetter's teen zat in mijn oor, en er waren nog een heleboel vingers en ellebogen en haren en bibsen en andere stukjes. We lagen op de grond in zo'n verschrikkelijke warboel dat ik niet eens meer wist welke stukjes van mij waren en welke van mama of Kwetter.
Moeizaam lagen we onszelf uit te zoeken. Daar waren we best een tijdje mee bezig, en toen we eindelijk helemaal uit de knoop waren, zodat we konden opstaan om verder te rennen, toen hoefde het al niet meer. Er viel niks meer te rennen. Een grote, sterke zaklamp scheen van heel dichtbij in ons gezicht, en drie paar grote, sterke handen tilden ons op en gooiden ons over drie grote, sterke schouders.
'Oempf,' zei ik, want de schouder kwam precies in mijn maag. Mijn gezicht hing tegen iemands rug aan. Mijn neus schaafde langs een trui van ruwe, stugge wol die stonk naar smeerolie en rotte vis.
'Wat doen we d'r mee?' vroeg een stem in het donker.
'Naar de kapitein brengen,' antwoordde de man over wiens rug ik hing.
'Naar de kapitein? Maar... we gaan nooit naar de kapitein. Ik heb die man nog nooit gesproken. Kunnen we ze niet gewoon naar de Chef Reparatie brengen?'
'Ja, Korneel,' zei een derde stem. 'Als deze dames de kortsluiting hebben gemaakt, dan zijn ze eigenlijk een soort van technisch mankement, toch? En met technische mankementen ga je naar de Chef Reparatie, niet naar de kapitein. Toch?'
'Dat zouden jullie wel willen,' zei Korneel. 'Dit vrouwvolk is een bende insluipers. En insluipers brengen we naar de kapitein.'
'Puh,' zei een vierde stem. 'Ik weet heus wel wat jij wil. Jij wil dat de kapitein zegt: goed werk, bootsman Korneel, ik bevorder je tot Onderchef Reparatie.'
'Kop dicht, Joris,' snauwde de bootsman. 'Naar de kapitein met ze.'
'Hoef ik dan niet mee?' vroeg stem nummer één. Hij klonk een beetje benauwd.
De schouders van bootsman Korneel schudden van het lachen. Ik stuiterde ademloos mee. 'Ben je bang, Jan? Bang van je eigen kapitein? Haha!'
'Och, bang, bang... Soms word ik een beetje nerveus van hem. Maar dat hebben we allemaal.'
'Ja, dat hebben we allemaal,' beaamde Joris.
'Ik heb het ook hoor,' zei de vierde stem. 'Heel zenuwachtig, word ik van de kapitein.'
'Ik niet,' zei Korneel.
'Ik wel,' zei mama, 'en ik ken die man geeneens. Gek he? Ik heb he-le-maal geen zin in een ontmoeting met jullie kapitein. Dus ik weet het goed gemaakt. We gaan gezellig met z'n allen niet naar de kapitein. In plaats daarvan gaan jullie fijn de elektriek repareren en wij gaan een wandelingetje maken op het schip, gewoon een beetje rondkijken, onschuldige toeristen zijn wij eigenlijk, zo moet je het zien. Toerisme is altijd goed, nietwaar. Toerisme brengt geld op, voor de lokale bevolking. En de lokale bevolking, dat zijn jullie. Snappen jullie een beetje wat ik bedoel?'
'Nee,' zeiden drie stemmen tegelijk.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 20 september 2013

Glibbertje

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Hier ben ik!' riep ik.
'Blijf waar je bent! We komen naar je toehoeoe!'
'Niet nooodig! Ik kom wel naar juuullieieie!'
'Oookee!' riep mama. 'Houd je rechterhand tegen de muur, dan kun je niet verdwaaalen!'
'Past ooohooop!' hielp Kwetter. 'Na vijf stappen ligt er een glibberig ietsje op de vloer, daar kunt jij over vaaaalleeen!'
'Woeps! Dat was al na vier stappen!'
'Dan neemt jij grotere passen dan ik!'
Daarna riepen ze iets over een deur aan mijn rechterkant, waar ik niet in moest, en daarna was er een stopcontact waar ik met mijn vingers vanaf moest blijven, en daarna kon ik eindelijk Kwetters hand vastpakken. We waren allemaal hees van het roepen, maar we waren elkaar niet kwijtgeraakt en dat was het belangrijkste.
'Zo,' zei mama. 'En vanaf nu doen we heel stilletjes. Je weet nooit wie ons kan horen.'
We deden heel stilletjes.
Daardoor konden we heel duidelijk horen dat een zware stem zei: 'Wat was dat voor lawaai?'
'Een bende gillende keukenmeiden, zo te horen,' antwoordde een nog zwaardere stem.
'Da's gek. Er is hier beneden heel geen keuken.'
'Da's méér dan gek. Da's verdacht, dat is het!'
'Héél stilletjes,' fluisterde mama nadrukkelijk. Het was werkelijk een indrukwekkende prestatie – wat ze deed was nog zachter dan fluisteren, eigenlijk. Het was een soort voorzichtig uitademen, maar dan zo dat haar adem een beetje naar woorden klonk. En die woorden – 'Heel stilletjes' – wist ze toch nog met nadruk uit te spreken, dat was het knappe.
Maar het was een beetje laat om nu nog 'stilletjes' te zeggen, ook al deed je het op zo'n prachtig knappe manier.
Want ver weg, aan het andere eind van de gang, verscheen een lichtje. Het lichtje van een zaklamp. Een sterke zaklamp, die tot op vijftig meter helder kon schijnen.
Nu wil je natuurlijk weten hoever die lamp bij ons vandaan was.
Ik zou zeggen – je raadt het misschien al – een metertje of negenenveertig.
In het blauwwitte licht van de zaklamp zag mama zo bleek als een spook.
Zelf zag ik er waarschijnlijk ook zo uit.
Ik was wel benieuwd wat die lamp zou doen met Kwetter's oranje velletje, maar ik kreeg niet de tijd om erachter te komen want mama draaide zich om en siste: 'Rennen!'
Daar viel verder weinig aan uit te leggen, dus ik draaide me om en zette het op een lopen.
Mama en Kwetter kwamen achter me aan.
In de verte zette de zaklamp met dreunende passen de achtervolging in.
Alles galmde nogal, dus het was niet precies te horen, maar volgens mij had die zaklamp tenminste vier paar voeten tot zijn beschikking. Grote, zware voeten.
Wij renden zo hard als we konden en dat was best hard. Het was helaas niet erg lang. Want plotseling deed ik 'woeps' en ik lag languit op de ijzeren vloer. Ergens over uitgegleden.
En ik liep voorop, dus al snel hoorde ik 'woeps' en nog een keer 'woeps' en klabats-kleng-wham, daar tuimelden mama en Kwetter bovenop mij.
'Volgens mij,' kreunde Kwetter, 'hebt jij niet goed op het glibbertje gelet.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 18 september 2013

Inzichten in het duister

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Wij ook niet,' mompelde ik, en Kwetter vroeg: 'Dat is allemaal mooi en aardig, dat wij nu alle drie wat verstandiger is, maar wat gaat wij nu doen?'
'We zoeken onze weg op de tast,' zei mama.
Oh ja. Heel slim. Ja, nee, dat slaat echt ergens op hoor. Tuuurlijk. Als je de weg niet kunt vinden met je ogen open, dan probeer je het toch met je ogen dicht? Zou iedereen doen.
Mijn moeder is geniaal als het ging om het maken van bommen, en van moleculen en zo, daar weet ze heel erg veel van, maar in sommige andere dingen is ze toch echt niet slim. Dat was mij nog nooit zo opgevallen nu zag ik het heel duidelijk. En verder zag ik niks; daar kwam het misschien wel door. Ik bedoel dat je misschien wel beter kunt nadenken als je ogen niet de hele tijd worden afgeleid door andere dingen, zoals bijvoorbeeld bordjes met 'Uitgang'. Natuurlijk zou ik liever een bordje met 'uitgang' vinden dan een nieuw inzicht over het verstand van mijn moeder, maar je hebt het niet voor het kiezen en wie het kleine niet eert is het grote niet weerd.
Dat zegt papa vaak, dat laatste. Bijvoorbeeld wanneer hij je vertelt dat hij een cadeautje voor je heeft, en dat het dan een spekkie is, en dat je dan niet hard genoeg roept van 'oh wauw een spekkie wat geweldig'.
Plotseling miste ik papa heel erg verschrikkelijk. Ik zou er zo een miljoen voor geven, om nu een van zijn flauwe grapjes te horen.
Niet dat ik een miljoen had, natuurlijk. Niet in mijn broekzak, in elk geval. Maar als papa er was geweest, had hij me zonder moeite een miljoen kunnen geven.
Hij geeft je net zo makkelijk een miljoen als een spekkie, eigenlijk, en hij vindt dat je voor allebei even dankbaar moet zijn. Best wel raar.
En nog raarder was het, dat ik op dit moment veel blijer was geweest met een spekkie uit papa's hand, dan met een miljoen uit mama's handtas.
Heel in de verte, ergens in het donker, hoorde ik mamas stem door de ijzeren gang galmen: 'Even voor de zekerheid, Kwetter: jij hebt Gaby's hand toch wel vastgepakt, toen we begonnen te lopen?'
'Ik denkte dat jij haar had,' galmde Kwetter zachtjes terug, en mama deed van 'Oh jee,' en daarna begonnen ze allebei mijn naam te roepen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

dinsdag 17 september 2013

De taak van elke wetenschapper

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We liepen dieper het schip in. Door ijzeren gangen, langs gigantische ruimen vol bevroren vis en kamers vol machines en nog meer ijzeren gangen. Nog steeds op zoek naar een deur met 'gevaar', maar die vonden we nergens.
Overal was het donker.
'Jij hebt de boel goed gesloopt,' zei Kwetter. 'Alle lampen doet het niet meer.'
'Ik ben de meest gezochte terrorist ter wereld,' grinnikte mama. 'Dingen slopen is zeg maar mijn specialiteit. En als de afdeling Onderhoud de boel niet snel repareert, dan heeft dit schip een serieus probleem. Al die bevroren vis die we hebben gezien, weet je nog? Die gaat ontdooien, want de koeling doet het niet zonder elektriciteit. Dat gaat rotten, jongens, en dat gaat me toch stinken! Ik hoop maar voor de afdeling Onderhoud dat ze gasmaskers aan boord hebben, want want zonder gasmasker zul je het hier niet uit kunnen houden!'
'Eh, mama... wij hebt geen gasmaskers. Dat weet jij toch, he?'
'Jaja,' antwoordde mama vaagjes, 'jaja. Maar wij gaan hier ook weg, nietwaar?'
'Dat is dan misschien de bedoeling,' zei ik, 'maar volgens mij zijn we hartstikke verdwaald.'
En dat waren we ook.
Alle gangen leken op elkaar, en alle vrieshokken en machinekamers ook. Tenminste, daar ging ik van uit. Of ze echt op elkaar leken, dat kon ik niet zien want het was hartstikke donker. En in het donker lijkt alles op elkaar.
Ik weet niet hoe lang we daar in die gangen ronddwaalden, maar het begon al aardig naar vis te ruiken toen onze laatste kartonnen fakkel helemaal opgebrand was.
Zei ik dat het donker was, daarnet? Haha. Domme ik. Onze fakkels hadden licht gegeven, natuurlijk. Zó ontzettend veel licht zelfs, dat ik bijna mijn voeten kon zien. We konden wel anderhalve meter voor ons uit kijken! Ik dacht – toen – dat dat heel weinig was, anderhalve meter zicht. Nu wist ik beter. Weet je wat weinig is? Nul meter zicht.
'Mooi is dat,' mopperde Kwetter. 'Hoe kunt wij nou zien waar we heen gaat?'
'Dat kunnen we niet,' zei mama opgewekt. 'Maar we hadden toch al geen idee waar we waren, dus dat maakt helemaal niks uit. Het is zelfs een voordeel, als je er goed over nadenkt!'
Dat mocht ze van mij even uitleggen.
'Nou,' zei mama, 'toen we die fakkels nog hadden, toen dachten we dat we hier de weg wel zouden vinden. Maar die gedachte was fout. Het was een misverstand.'
'En wat is nou precies dat voordeel, waar je het over had?
'Tssss,' deed mama. 'Misverstanden zijn slecht. Misverstanden moet je uit de weg ruimen, dat is de taak van elke wetenschapper. En dat is uitstekend gelukt, want het misverstand dat we hier de weg kunnen vinden, daar heb ík in elk geval geen last meer van.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 13 september 2013

IJzer en karton

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Welnee, schat,' zei mama. 'Doe niet zo mal. Alles is hier van ijzer, en ijzer kan niet branden. Ik moet toch echt eens beginnen met jouw wetenschappelijke opvoeding. Gaan we nu onmiddellijk doen. Verbranding is het proces dat plaats vindt als een stof reageert met zuurstof. Dat wil zeggen dat de moleculen...'
Kwetter viel haar in de rede: 'Mama, ik vindt moleculen prachtig mooi, maar wij hebt nu geen tijd voor moleculen. Moleculen kan wel drie uur duren, weet ik toevallig, en wij moet een boot opblazen en alles - drukke boel, drukke boel - en papa en Michael terugvinden. Wie weet in welke problemen die arme Michael verzeilt als ik niet bij hem bent om op hem te passen.'
'Tja,' zei mama, 'daar heb je gelijk in. En zijn vader is van hetzelfde laken een pak. De verbranding kan wachten.' Ze trok een doos uit de kast, kiepte de mjamburgers eruit en begon het karton in stukken te scheuren.
'Jullie ook, jongens! Aan het werk!'
Enthousiast begonnen we te scheuren. Dingen kapotmaken is altijd leuk.
'Gaat wij een boem maken van kartonnen dozen? Ik weette niet eens dat dat kunt!'
'Dat kan ook niet,' zei mama. 'Dat wil zeggen, het kan bijna niet. Ik kan dat wel, als ik een goed laboratorium bij de hand heb, maar verder zo ongeveer niemand. Dit karton hebben we nodig voor iets heel anders.'
'Wat dan?' vroeg ik terwijl ik naar mijn doos tuurde. De vonken uit de elektrieke kast werden minder en minder, het ruim werd donkerder en donkerder. Als ik het karton niet in mijn handen had gehad, had ik het nu al niet meer terug kunnen vinden.
Plotseling werd het licht weer sterker, en het veranderde van kleur. De blauwwitte vonken dansten nu in een flakkerende, rode gloed.
En het ruim begon naar rook te ruiken.
Naar brand.
'Eh, mama?' piepte ik. 'Weet je dat heel zeker, dat ijzer niet kan branden?'
'Heel zeker,' knikte mama tevreden. 'Daarom heb ik ook een stuk doos in de fik gestoken. Kunnen we tenminste zien waar we lopen. Vooruit!'
Kwetter en ik verzamelden al het karton dat we dragen konden en wankelden achter mama aan.
Karton brandt, in tegenstelling tot ijzer, tamelijk goed. Dat was jammer, want daardoor was het ook snel op. Al voordat we het magazijn uit waren moesten we een paar nieuwe dozen slopen.
Dit keer gingen we niet zo maar in het wilde weg staan scheuren; we hielden de stukken zo goed mogelijk heel en rolden ze op tot grote fakkels.
'Waarom hebt jij eigenlijk het ligt uitgedaan?' vroeg Kwetter.
'Het ging mij niet om het licht,' zei mama. 'Ik wilde gewoon de stroom uitschakelen, zodat niemand alarm kan slaan. Bovendien dacht ik: in het donker kunnen we lekker onopvallend rondsluipen.'
'Oh ja,' zei ik. Héél onopvallend. In het aardedonker, met een fakkel, zodat we héél zeker weten dat wij het enige, maar dan ook echt het enige zijn dat door iedereen gezien wordt. Heel sluw, mam!'
'Moeders maken ook wel eens fouten,' zei mama.
Die opmerking ging ik onthouden. Die ging ik heel goed onthouden.
'En nu op weg,' zei mama.




BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 11 september 2013

De deur van het gevaar

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het duurde even voordat ik ze gevonden had. Ten eerste was het nogal een groot magazijn, en al die kasten met dozen leken op elkaar. Drie kasten terug, hoekje om? Of vijf kasten vooruit en twéé hoekjes om? Ik had werkelijk geen flauw idee waar ze op me stonden te wachten.
En het werd nog moeilijker, want ze stonden helemaal niet te wachten. Ze waren aan de wandel gegaan, op zoek naar een deur met 'Gevaar'.
We zwierven alledrie door de kastendoolhof, zij samen en ik in mijn eentje. Soms hoorde ik hun voetstappen, maar ik durfde niet te roepen van 'mama wacht op mij' want dat roept de Afdeling Reparatie niet naar elkaar.
Uiteindelijk was het gewoon een kwestie van slim nadenken, natuurlijk.
Mama was op zoek naar een deur, dat wist ik, en deuren zitten altijd in de muur. Ze staan nooit zomaar los in een magazijn.
Ja, in een deurenmagazijn, daar wel. Maar dit was een mjamburgermagazijn.
Ik hoefde dus niet door de doolhof te zwerven; als ik langs de muren liep, zou ik mama vanzelf tegenkomen.
En inderdaad.
Kwetter en mama stonden fluisterend te overleggen voor een deur met 'Gevaar' en doodshoofden en zo.
'Hebt jij echt niet een klein boemetje? Ergens onderin jouw tas?'
'Als ik een bom had, hoefden we niet op zoek naar spullen om een bom van te maken, of wel? Breek nou maar gewoon een stang uit die kast, dan kunnen we die als breekijzer gebruiken.'
'Die stangen is van ijzer. Ik bent wel stekrk, maar ijzer breken kunt ik heus niet, hoor.'
'Hallo,' zei ik. 'Maak je maar geen zorgen hoor, hier ben ik al.'
'Hm-hm,' knikte mama.'Nu even meedenken graag, ja? We moeten een manier verzinnen om deze deur open te breken.'
'Dan moet je niet bij mij wezen,' zei ik. 'Ik ben niet zo goed in openbreken. Aan de andere kant...' Ik pakte de deurknop vast en draaide er voorzichtig aan.
Klik. Open.
'Het kan ook een vóórdeel zijn, als je slecht bent in openbreken. Dan word je gedwongen om je fantasie te gebruiken en wilde plannen te maken, krankzinnige dingen die een normaal mens nooit zou proberen, zoals bijvoorbeeld de deur open doen met de klink in plaats van gewoon met een bom.'
Kwetter en mama maakten sippe, chagrijnige bromgeluidjes.
'En dan nu,' zei ik, 'de chemische troep. Tadaaaah!'
Maar achter de deur zat geen chemische troep, er zat een kast vol elektrieke draden en lampjes en een bordje met 'hoogspanning'.
Tja. Kun je ook dood aan gaan. Maar je kunt er niet zo makkelijk een bom van bouwen.
Mama pakte een handjevol draden vast en trok.
Er klonk een knal, een fontein van vonken spoot de kast uit en alle lampen doofden.
Kortsluiting.
Het was daar in de buik van het schip plotseling zo donker als in de maag van een walvis.
Alleen de vonken gaven nog een beetje licht.
'Heee!' riep het mannetje van tussen de kasten, 'wat is er aan de hand?'
'Niks hoor,' riep mama terug. 'Dit hoort zo! Juffrouw Snakeltak, geeft u mij de waterpomptang even aan?'
'Komt-ie!' riep ik terug, en daarna fluisterde ik: 'Mam, is dat niet gevaarlijk, die vonken? Gaat het schip nu niet in de fik?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 9 september 2013

Geheime regels

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ik keek goed naar de kast, maar er was niets aan te zien. Het leek gewoon een kast als alle andere, vol dozen die keurig netjes naast elkaar stonden.
'Meer dan een centimeter,' foeterde het mannetje van de administratie. 'En op ooghoogte nog wel! Ik kijk er recht tegenaan, de hele dag, helemaal gek word ik ervan.'
Aha. Blijkbaar was er iets dat een centimeter verkeerd lag, of stond, ongeveer ter hoogte van het mannetje z'n hoofd.
Ik keek nog eens nauwkeurig naar de kast. En ja hoor: één van de kastplanken hing een ietsiepietsie te laag.
'Oeiiii,' zei ik. 'Die hangt behoorlijk laag, meneer. Dat is niet zo best.'
Dolgelukkig keek het mannetje mij aan. Tranen van ontroering sprongen in zijn ogen.
'Wat fijn,' riep hij, 'wat héérlijk dat u het ook ziet! Ik heb me zo eenzaam gevoeld, al die jaren. Niemand anders vond het belangrijk. Terwijl, nou ja, u ziet het wel, er kunnen nu nét geen twee dozen onder, dus mijn hele systeem raakt door de war.'
Verhip. Nu hij het zei, zag ik het pas: op de plank eronder stond maar één rij dozen, terwijl alle andere planken twee rijen hadden, boven op elkaar.
Ik besloot er nog een schepje bovenop te doen: 'Ja, en die dozen zijn het ergste niet.'
'Oh nee?' Het mannetje kon zich niets ergers voorstellen.
'Nee, door de verkeerde verdeling van het gewicht raakt de structuur van de moleculen uit balans.' Ik probeerde zoveel mogelijk als mijn moeder te klinken. Ik geloof niet dat het helemaal lukte, want het mannetje keek me weifelend aan en vroeg: 'Wat bedoelt u?'
'Ik bedoel dat de boel ieder moment in kan storten. Ik ga onmiddellijk mijn gereedschappen halen. Haalt u intussen even de dozen eruit?'
'Echt waar?' schrok het mannetje. 'Maar... ik... Alle dozen van de hele plank?'
'Van de hele kast,' zei ik vastbesloten.
'Maar... ik... Ik dacht dat u dat zou doen...'
'Tegen de regels,' verzon ik vrolijk.
Het mannetje keek mij wantrouwig aan. 'Die regel ken ik niet. En ik ken alle regels uit mijn hoofd.'
'Maar niet de regels van de Afdeling Reparatie,' zei ik. 'Die regels zijn geheim, die kennen alleen de mensen van de afdeling zelf. En daar staat het duidelijk in. Degene die de reparatie meldt, moet zorgen dat het ding dat gerepareerd moet worden klaar staat om gerepareerd te worden. Doet u die doosjes even? Ik ben over een half uurtje terug.'
Diep ongelukkig begon het mannetje aan de dozen te sjorren. Zijn armen waren nog schrieler dan die van mij - met dit klusje was hij de rest van de dag wel zoet, dacht ik, en ik ging terug naar mama en Kwetter. Kijken of zij al een soort plan bedacht hadden.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 6 september 2013

Snakeltak en Knusp, voor al uw reparaties

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Oh, gewoon,' zei mama. 'We kijken een beetje rond.'
'Beetje rond?' vroeg het mannetje, 'beetje rond? U komt uit een gele deur, ja? Bent u soms van de afdeling Reparatie?'
'Inderdaad,' knikte mama. 'De afdeling Reparatie. Daar zijn wij van. De afdeling Reparatie, voor al uw reparaties.'
'Maar... maar... sinds wanneer hebben jullie kleine oranje meisjes in dienst? En er wás hier net al iemand van jullie, die grote sterke zeeman - waar is die gebleven?'
'Die is nog aan het repareren, natuurlijk. En wij gaan alvast rapport opmaken. In drievoud.'
'Ah,' knikte het mannetje begrijpend, 'in drievoud. Ja ja. Nou, dat zal dan wel goed zijn. Trouwens, nou jullie hier toch zijn: hebben jullie mijn briefjes gehad?'
'Eh... briefjes?'
Plotseling barstte het mannetje in huilen uit. 'Zie je wel,' jammerde hij, 'jullie hebben ze niet gehad! Nooit! Niks! Ik heb wel dertig briefjes gestuurd naar de afdeling Reparatie, en ik heb nooit antwoord gekregen.'
'Oh díe briefjes,' zei ik snel. 'Ja hoor, daar weten we van. Daar komen wij juist voor, hè mama? Eh, Chef bedoel ik natuurlijk, hè chef?'
'Jazeker,' speelde mama het spelletje mee, 'jazeker, eh juffrouw eh... Snakeltak.'
Kwetter proestte het uit toen mama die eigenaardige naam voor mij verzon, maar dat merkte het mannetje niet. Het staarde ons aan, vol ontroering, bijna huilend, en vroeg: 'Echt waar? Komt u voor... voor de reparatie? Ik vraag al negen jaar om die reparatie, het is verschrikkelijk, ik kan er al jaren lang niet meer tegen. Stapelgek word ik ervan, wilt u dat wel geloven?'
'Ik geloof u op uw woord,' zei mama plechtig. 'Nou, laat maar eens aan juffrouw Snakeltak zien wat het probleem is. Dan blijven ikzelf en juffrouw, eh, Knusp...' Daarmee bedoelde ze Kwetter, die in een keihard gelach uitbarstte - zó hard dat het mannetje vragend naar mama begon te kijken. 'Ikzelf en de altijd vrolijke juffrouw Knusp,' herhaalde mama, 'zullen hier blijven om de algehele situatie in het oog te houden. Met dit soort dingen kun je niet voorzichtig genoeg zijn!'
Het mannetje knikte dankbaar, en sleurde mij aan mijn schouder mee tussen de kasten.
'Auw,' zei ik, want hij sleurde nogal hard en bovendien kneep hij in een schaafwond.
'Sorry,' schrok het mannetje. 'Ik ben zó blij dat u er bent – daar komt het door. Wat ziet u er verschrikkelijk uit, trouwens! Overal gewond! En nat! En al die scheuren in uw kleren!'
'Tja,' zei ik. 'We komen net uit de vleeshakker...'
'Wat!?' Het mannetje keek me panisch aan.
'Die hebben we gerepareerd, natuurlijk. Maar de messen zijn scherp, hoor!'
'Oh ja, natuurlijk, natuurlijk. Jullie hebben toch maar een gevaarlijk beroep. Ik ben blij dat ik bij Administratie zit, in plaats van Reparatie! En kijk eens aan, we zijn er.' Hij wees op een kast met dozen. 'Ziet u het?' vroeg hij. 'Is het niet afschuwelijk?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 4 september 2013

De burger voor lekkere trek

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Onderaan de trap lag een ijzeren gang, en precies op het moment dat mama 'nu' zei stapte ze die gang in en begon te rennen. Wij haastten ons achter haar aan.
'Waar gaan we heen?' hijgde ik.
'Die kant op.' Mama wees recht vooruit. 'En goed opletten of je ergens een deur ziet met bordjes erop.'
'Bordjes?'
'Ja, bordjes, je weet wel. “Verboden toegang”, “Niet betreden – levensgevaarlijk”, dat soort dingen. Daar moeten we naar binnen.'
'Oh ja,' zei ik. 'Klinkt logisch.'
'Is logisch,' zei mama. 'Want ik ben óók levensgevaarlijk. Achter die deurtjes, daar hoor ik thuis!'
Ze had gelijk, besefte ik opeens. We waren al eens eerder in een mjamburgermachine terechtgekomen. Dat was in de fabriek van meneer Smek, bijna een jaar geleden. We hadden sindsdien al zoveel meegemaakt, dat ik het allemaal haast weer vergeten ben. Behalve dan de mjamburgermachine zelf. Als je eenmaal die draaiende messen hebt gezien, van dertig centimeter afstand... dat vergeet je nooit meer.
Maar wat ik wel vergeten was, was het kamertje waarin we opgesloten hadden gezeten. Een voorraadkamertje, diep in de fabriek, waar alle gevaarlijke chemische troep werd bewaard.
Mjamburgers zitten namelijk vol met gevaarlijke chemische troep, tegen het bederf en voor een mooi kleurtje en zo. Wist ik vroeger niet. Vroeger, toen ik nog mjamburgers lustte.
Nu dacht ik weer terug aan dat kamertje, en aan de bom die we van de chemische troep gemaakt hadden.
Ja, chemische troep, daar wist de Donderkat wel raad mee!
En aangezien we net wéér aan een vleeshakker ontsnapt waren, dacht mama waarschijnlijk: hier is ook vast zo'n kamertje met chemische rommel.
'Ik snap het,' hijgde ik. 'Ik snap wat je van plan bent!'
'Nou, dan weet je meer dan ik,' antwoordde mama. 'Hola!'
We waren aan het einde van de gang gekomen. Daar zagen we iets, wat we nooit van z'n leven hadden verwacht.
We zagen iets doodgewoons.
Een magazijn. Een gigantische hal, helemaal vol met enorme stalen kasten in eindeloos lange rijen. In de kasten lagen stapels grote dozen, en op de zijkant van elke doos stond: “SmikSmek, de burger voor lekkere trek”.
Tussen de kasten liep een mannetje in een stofjas, met een pen achter zijn oor en een stapeltje papieren in zijn hand. De papieren waren vastgeklikt op een plankje, en het mannetje stond er ingespannen naar te staren.
Daarna liep hij naar één van de kasten en begon fanatiek de dozen te tellen.
'Nou jaaaa,' mompelde hij. 'Er is een doos te weinig! Dat kán helemaal niet. Dat kan alleen als de computer een fout heeft gemaakt, en de computer maakt geen fouten, dus dat kán helemaal niet. Het móét aan mij liggen...' En hij begon weer te tellen.
'Warm hier,' fluisterde Kwetter.
'We zitten vlak bij de machine-kamer, denk ik,' antwoordde mama.
'Nee, ik bedoelt: als in die dozen majmburgers zit, waarom gaat die mjamburgers dan niet rotten? Mjmaburgers is vlees, en vlees gaat rotten als het warm is.'
'Mjamburgers niet,' legde mama uit. 'Vanwege alle chemische...'
'Heeee! 'riep het mannetje. 'wie bent u? En waar komt u zo ineens vandaan?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 2 september 2013

Een kwartiertje voor jaren

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


De man knikte zonder iets te zeggen. Met ogen zo groot als tennisballen keek hij naar de stapel bankbiljetten. Het was niet veel geld, niet meer dan twintig- of dertigduizend. Een schijntje, vergeleken bij wat papa in een uur bij elkaar computerde. Dertigduizend? Kwartiertje werk! Maar dat kwartiertje werk leverde ons drieën nu een hoop extra tijd op; wie weet hoe lang wij hierna nog zouden leven? Jaren en jaren en jaren, hopelijk. Al die jaren gekocht met één kwartiertje – da's geen slechte handel!
'Meneer?' zei mama.
De zeeman mompelde iets onverstaanbaars.
'Meneer, ik begrijp dat u graag naar die stapel geld wilt blijven kijken. Sommige dingen wil je niet uit het oog verliezen, nietwaar? Omdat ze zo mooi zijn, en zo ongelooflijk en bijzonder, dat je niet kunt geloven dat ze echt bestaan. Dan ben je bang dat ze zomaar – poef – zullen verdwijnen als je even met je ogen knippert. Maar u zult toch echt even uw ogen dicht moeten doen en ons erlangs laten. Anders...' Ze duwde met haar teen zachtjes tegen de stapel bankbiljetten, die zachtjes wiebelde op de rand van de stortkoker.
De zeeman piepte als een bange kleuter.
'Oogjes dicht,' zei mama streng.
De zeeman deed zijn oogjes dicht. Hij deed zijn grote sterke handen ervoor, om te laten zien dat hij echt, echt, echt niks zag.
'Stapje opzij,' beval mama. De zeeman deed een stapje opzij.
Haastig krabbelden wij door het deurtje de gang uit.
We kwamen uit op een metalen trappetje, dat steil naar beneden liep. Net zo steil als de stortkoker waar we net uit ontsnapt waren, hoewel die stortkoker geen treden had natuurlijk, en dat maakte een heleboel verschil. Onderaan de trap lag trouwens ook geen vleeshakker, en dat was een nog veel belangrijker verschil. Het trappetje was niet alleen steil maar ook smal. Ik kon me nauwelijks voorstellen dat die grote brede zeeman tussen de nauwe ijzeren muren door had gepast.
Het was, kortom, een erg ongemakkelijk trappetje.
Maar beter dan een stortkoker, natuurlijk. Veel beter.
Ik keek even over mijn schouder en zag de zeeman in het luikje verdwijnen, op weg naar zijn geliefde geld.
'Ik ben benieuwd hoe lang we nog hebben, voordat hij alarm slaat,' zei ik.
'Tja,' zei mama, 'dat is inderdaad de vraag. We kunnen maar beter opschieten.'
Kwetter vroeg: 'Opschieten? Opschieten met wat? Weet wij al wat wij gaat doen, eigenlijk? Gaat wij ontsnappen? Gaat wij ons verstoppen? Hebt wij een plan? Dat is de vraag, denkt ik, en niet die vraag van het alarm.'
'Je hebt helemaal gelijk, Kwettertje-lief. We weten absoluut nog niet wat we gaan doen. Het doet er ook niet toe wat we gaan doen. Wanneer we het gaan doen – daar gaat het om.'
'Ja maar,' protesteerde ik, 'Hoe kunnen we nou iets gaan doen, als we niet weten wat het is?'
'We komen er vanzelf achter wat het is, als we er mee bezig zijn. Reden te meer om een beetje vaart achter te zetten, nietwaar? Dan weten jullie tenminste wat het wordt. Dus we beginnen nu.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE