Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 30 november 2012

In Zuid-Mallotië weet men niet beter

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We keken elkaar aan. Zouden we dooreten of niet? We hadden machtig veel zin om weer op ontploffen te gaan, maar we beseften ook dat we daarvoor een lange reis in het helse busje zouden moeten maken. Een moeilijke keuze!
Op dat moment werd er aangebeld. Willem ging opendoen en kwam even later terug met een bezoeker. Een tenger mannetje met glad, achterovergekamd haar en een heel dun snorretje. Op zijn neus stond een zonnenbril met grote, spiegelende glazen.
'Goedemorgen,' zei hij vriendelijk, 'en sorry dat ik stoor. Eet u vooral rustig verder. Prettige voortzetting.'
Willem schoof en extra stoel bij de tafel en gaf de man een kop koffie. Aan ons vroeg hij: 'Weten jullie iets van auto's? Deze meneer heeft motorpech, namelijk.'
Inderdaad,' zei het mannetje. 'Een gloednieuwe wagen, ruim en comfortabel, maar rijden? Ho maar!'
'Wat vervelend voor u,' zei mama.
'Ja, nou en of, want ik moet nog een heel eind. Helemaal naar Jalsk namelijk. De hoofdstad, weet u wel? Ik ben journalist voor De Zuid-Mallotische Beschouwer, de grootste krant hier, en ik heb onderzoek gedaan voor een artikel over de olie-problemen hier. Wist u dat die vervuiling echt verschrikkelijk is?'
Wij knikten. Wisten we.
'Er zijn veel mensen die dat niet weten,' zei de journalist. 'Daarom heb ik er een stuk over geschreven. Zodat iedereen boos wordt, en de regering er iets aan doet. Ik weet alleen niet of mijn baas het stuk in de krant zal willen zetten. Onze krant krijgt veel geld van meneer Cockel. Voor advertenties en zo. Weten jullie wie meneer Cockel is?'
Wij knikten. Wisten we.
'Dan weten jullie ook wel, dat hij niet blij zal zijn als ik iedereen vertel over de smerige troep, die hij maakt. En mijn baas wil graag dat Cockel blij is, want dan geeft-ie meer geld. Ik zal enorm moeten slijmen en zeuren bij mijn baas, om dat stuk in de krant te krijgen. Maar ik kan er niet heen, want de auto is dus stuk. Weet u iets van auto's, meneer?'
'Ik weet heel veel van auto's,' antwoordde papa. 'Ik weet niet alleen hoe duur ze zijn, ik weet zelfs hoe duur de fabrieken zijn, waarin ze gemaakt worden! Maar hoe ze gemaakt worden, of hoe de motor precies werkt – nee, dat weet ik helaas niet.'
'Och toch, wat jammer,' zuchtte de journalist. 'Ik ook niet, en meneer Willem ook niet. Het is ook allemaal zo technisch en wetenschappelijk en zo! Nou ja, dan zal ik moeten lopen...'
Om mama's mond verscheen een dun, strak glimlachje. 'U kunt er natuurlijk niets aan doen,' zei ze kalm, 'want hier in Zuid-Mallotië weet men niet beter, maar er is geen enkele reden om te denken dat dames niet minstens even zo goed zijn in wetenschap en techniek als heren. Ik zou zeggen, laat u mij dat autootje van u maar eens zien.'
'Ach,' zei de journalist, 'wat dom van mij! Mijn excuses, mevrouw, u heeft helemaal gelijk.'
Na het ontbijt liepen we met z'n allen naar de wagen van de journalist, die een klein eindje buiten het dorp stond.
De journalist deed de motorkap open en mama, die een gereedschapskist van Willem had geleend, ging aan het werk. Ze trok draadjes los, draaide moertjes van hun plek, peuterde onderdeeltjes uit elkaar en stalde alles uit op de grond. Ze neuriede een vrolijk liedje, af en toe onderbroken door gemompel van 'Ahaaa!' of 'Eigenaardig' of 'Wat is dit nu weer voor een ding?'
'Eh... mevrouw?' vroeg de journalist na drie kwartier. 'Hoeveel weet u eigenlijk precies van, eh... van auto's?'
'Helemaal niet,' antwoordde mama opgewekt. 'Maar ik dacht: ach zo'n auto, hoe ingewikkeld kan dat nou helemaal zijn? Nou, best ingewikkeld eigenlijk, ontdek ik nu! Maar geen zorgen, hoor, ik heb nu wel zo'n beetje door hoe het allemaal werkt, dus ik denk wel dat ik de boel weer netjes in mekaar gezet krijg.'
En zo was het ook. Na een half uur zat de motor weer in elkaar, en mama had maar drie schroefjes en een rubber slangetje over.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 28 november 2012

Mindless Violence IV

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Hè, schat,' zei papa teleurgesteld, 'ik vond het nou juist zo verstandig van je, dat je geen dingen op wilde blazen.'
Mama trok haar wenkbrauwen hoog op. 'Soms, lieverd,' zei ze ernstig, 'ga ik bijna denken dat je het niet leuk vindt om dingen op te blazen.'
Papa mompelde iets onverstaanbaars. Mama antwoordde: 'Dat verstond ik niet, maar hoe dan ook: Het gaat niet om leuk of niet leuk. Daar mág het niet eens om gaan; andermans spullen opblazen voor je plezier is verkeerd. Zo simpel is dat. Je moet het doen omdat het je plicht is, en anders niet. Maar als het dan je plicht is, dan kun je er maar beter van genieten. Vind ik.'
'En ik vindt,' verklaarde Kwetter, 'dat wij de aller-, allerleukste plicht heeft. Boemen is prachtig!'
Michael knikte enthousiast, maar ik vroeg aan mama: 'Je vond het toch juist heel dom om zo'n pijpleiding op te blazen? Omdat de olie er dan uit liep?'
'Ik ben blij, dat er nog iemand iets verstandigs zegt,' zei mama. 'Inderdaad. De pijpleidingen en boortorens laten we met rust. En vanavond overleg ik met Willem over wat we dan wel de lucht in laten vliegen. Maar eerst gaan jullie naar bed, want het is weer een druk dagje geweest.'
Dat vonden wij niet eerlijk, lieten we luidkeels weten, maar mama zei verveeld 'de wereld is nou eenmaal niet eerlijk, jongens,' en toen gingen we maar naar boven.
Nauwelijks lagen we in bed of Michael sprong er al weer uit. 'Ik weet niet wat jullie gaan doen,' grijnsde hij, 'maar ik ga naar beneden. Aan de deur luisteren.'
'Dat hoorde ik nou eens net,' riep mama door het sleutelgat van de slaapkamerdeur.
Moedeloos ging Michael weer liggen. 'Nooit,' zuchtte hij. 'Nooit, nooit, nooit zullen we het van haar winnen.'
'Als je dat maar weet,' klonk het uit het sleutelgat.
De volgende ochtend waren mama en Willem in een opperbest humeur, maar papa zat zeer sikkeneurig met zijn vork in zijn ontbijt te prikken.
'En,' vroegen wij, 'wat gaat er de lucht in?'
'Het hoofdkantoor,' glunderde Willem.
'Van de Cockel Olie Maatschappij,' legde mama uit. 'Niet het internationale hoofdkantoor, hoor, alleen het Zuid-Mallotische.'
Papa leunde zuchtend met zijn gezicht op zijn handpalmen. 'Cockel,' mompelde hij. 'Van alle schurken waar je ruzie mee kunt zoeken, kiest ze uitgerekend Cockel. De gevaarlijkste.'
'Dat is juist slim, pap,' legde Michael uit. 'De gevaarlijkste moet je altijd als eerste doen. Als je een computerspelletje doet, Mindless Violence IV bijvoorbeeld, dan...'
Papa sloeg met zijn vuist op tafel. 'Bazel niet over computerspelletjes!' bulderde hij. 'Ben ik dan de enige hier die onze toestand serieus neemt? De werkelijkheid is geen computerspelletje! Dat zijn twee compleet verschillende dingen! Die lijken niet eens op elkaar!'
'Precies wat ik wilde zeggen,' zei Michael onverstoorbaar. 'Daarom moet je in het echte leven juist het tegenovergestelde doen als in een computerspelletje. En bij computerspelletjes doe je de gevaarlijkste slechterik altijd als laatste. Dus... ja...'
Mama aaide Michael over zijn bol. 'Wat is-ie slim he,' zei ze tegen de wereld in het algemeen. Kwetter knikte heftig.
'Nou,' zei mama, 'eten jullie eens een beetje door. Na het eten gaan we op pad.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 26 november 2012

Kwetter is gezond zat

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

'Zo zien we maar weer,' grijnsde Willem, 'Hoogmoed komt voor de val. Laat ik dus maar niet gaan lopen roepen van "haha, eigen schuld, had je maar moeten doen wat ik vroeg," of zelfs maar "u kunt veilig bij mij logeren als u mij mijn zin geeft". Nee,dat zou hoogmoedig zijn van mij. Ik kijk wel mooi uit. U kunt gewoon bij overnachten hoor. Zo lang als het nodig is.'
We reden terug naar het dorp en Willem begon meteen met spulletjes te rommelen. Hij had een enorm groot huis, dat naast de kerk stond; veel te groot voor een man alleen. In de meeste kamers lagen er lakens over de meubel, tegen het stof, omdat er nooit iemand kwam. Maar nu gingen de lakens eraf, de ramen werden opengezet en de matrassen opgeklopt.
Papa en mama gingen in de keuken aan de slag.
'Die man kan onmogelijk alles zelf doen,' zeiden ze. 'Én de slaapkamers én het eten, nee hoor, dat gaat niet.'
'Gaat wel,' galmde Willem vanaf de bovenverdieping. 'Gaat prima, hoor! Duurt alleen even, dus de kinderen liggen er vrij laat in, maar dat is niet erg, of wel jongens?'
'Neeee!' riepen wij, maar dat was eigenlijk vooral beleefdheid, want we waren best moe en die Willem had geeneens televisie. Dat hadden we al lang gezien. Dus laat opblijven betekende vandaag: heel lang wakker blijven en je mond houden terwijl de grote mensen praten.
Nou, dan ga ik net zo lief naar bed.
Gelukkig kwam papa een uurtje later met een grote, dampende stapel pannenkoeken de keuken uit.
'Pannenkoeken,' zei Willem, die net op dat moment de trap af kwam, 'dát is lang geleden, zeg! Vroeger was dat mijn lievelings-eten. Gek eigenlijk, dat ik ze niet meer gegeten heb sinds ik een groot mens ben.'
'Waarom eet jij niet elke dag pannenkoeken?' vroeg Kwetter verwonderd. 'Als ik een groot mens was, dan weette ik het wel! Dan eette ik elke dag pannenkoeken, en niemand die zegde van: dat is ongezond voor je.'
'Eh, Kwetter,' zei ik, 'je eet nu ook elke dag pannenkoeken.'
'Ja, maar papa en mama zegt steeds van: dat is ongezond voor je. Daar luistert ik wel niet naar, maar het is tóch niet leuk.'
'Je moet altijd naar je vader en moeder luisteren, meisje,' zei Willem ernstig.
'Kunt jij dit?' vroeg Kwetter. Ze ging op haar handen staan en wandelde door de kamer met haar voeten in de lucht. Daarna sprong ze, nog steeds met alleen haar handen, naar een hoge boekenkast en ze greep mat haar tenen de bovenste plank vast. Zo bleef ze tevreden hangen. 'Ik kunt dit wel, namelijk. Dus ik is gezond zat, vindt ik.'
Mama kwam uit de keuken met een grote schaal, waarop een soort pakketjes van bananenbladeren lagen.
'Zijn jullie nog niet aan de pannenkoeken begonnen?' vroeg ze verwonderd. 'Ze koelen af, hoor!' Daar had ze gelijk in; we gingen snel aan tafel. Een half uur later was er geen pannenkoek meer te bekennen.
'Haaa,' zuchtte Willem vergenoegd, terwijl hij achterover leunde en over zijn buik wreef. 'Dat was ouderwets lekker. Je hebt gelijk, Kwetter. Waarom eet ik dit niet elke dag? Maar nou ben ik toch zó benieuwd, mevrouw Laarmans, met wat voor een toetje u ons gaat verrassen. Wat zit er in die bananenbladeren?'
'Oh, dat is geen toetje,' zei mama. 'Maar het is wél een verrassing.'
Wij kennen mama langer dan vandaag, dus wij hadden meteen door wat de verrassing was.
'Joewieieie,' riep Kwetter. 'Boemmm!



BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 23 november 2012

Een onaangename verrassing

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


De Tsaar Peter was weg.
'Schat,' zei mama geërgerd, 'ik zei nog zo: doe de duikboot op slot. Je weet maar nooit, zei ik.'
'Maar ik heb 'm op slot gedaan,' riep papa klaaglijk.
'Misschien is-ie even onder water?' vroeg ik. Dat-ie, als je 'm een tijdje niet gebruikt, vanzelf uit het zicht gaat? Net als een computerscherm, weet je wel, dat op zwart gaat als je even een kwartiertje pauze neemt of zo.'
'Natuurlijk niet,' zei papa. 'Dat zou echt belachelijk zijn. Als-ie onder water gaat terwijl er niemand in zit, hoe moet je er dan ooit weer binnen komen? Nee, dat kan het niet wezen.'
'Ik weet het zo net nog niet,' zei Michael duister. 'Van de idioten die die handleiding hebben verzonnen, kun je alles verwachten.'
'Misschien is hij gewoon weggedrijfd,' dacht Kwetter. 'Dat kan best. Hij ligde in het water, en in het water drijf je weg.'
'Kwetter,' zei mama, 'dat is helemaal niet dom opgemerkt. Natúúrlijk is het ding weggedreven. En we kunnen hem ook makkelijk terugvinden. We springen gewoon op de Jet Ski's en we skoeteren met de stroom mee tot we de Tsaar Peter inhalen.
'Behalve dan,' zei papa, 'dat de Jet Ski's óók weg zijn. En die lagen op het strand, dus die zijn zéker niet weggedreven. Hier is duidelijk opzet in het spel.'
'En nou?' vroeg ik. 'Wat moeten we nou?'
'Nou gaat wij op avontuuuuur!' joelde Kwetter en ze ging op haar handen staan. 'Wij hoeft eindelijk niet meer in kleine ijzeren kamertjes opgesloten te zitten! Wij gaat weer eens wat beleeeeven! Joewieieie!' Ze begon aan een lange reeks radslagen, salto's en flikflaks en bleef maar 'Joewie' roepen.
'Kwetter,' zei papa streng, 'we zitten serieus in de problemen. Dit lijkt me geen moment om vrolijk...'
'Ach schat,' zei mama, 'laat haar toch. Boegoeneesjes horen niet in onderzeeërs, daar worden ze heel ongelukkig van. En trouwens: ze heeft groot gelijk. Met ernstig kijken krijgen we onze duikboot niet terug. We kunnen maar beter proberen er het beste van te maken.' Ze wendde zich tot Willem, die ons naar het strand had gebracht en die nog altijd naast ons stond. 'Meneer Willem,' zei ze, 'het spijt me dat ik daarstraks wat kortaf ben geweest. Dat was dom van mij, onvergeeflijk dom. Niet omdat ik ongelijk had – want dat had ik niet – maar omdat ik onbeleefd was. Gelijk hebben is nooit een excuus voor onbeleefdheid, en ik bied u dan ook nederig mijn verontschuldigingen aan. Nu denkt u misschien: dat zegt ze alleen maar omdat ze in de nesten zit. Omdat ze mijn hulp nodig heeft. Nou, daar heeft u dan gelijk in. Maar zoals ik al zei: gelijk hebben is nooit een excuus voor onbeleefdheid, en ik hoop dan ook dat u de beleefdheid zult hebben om ons een onderdak voor de nacht aan te bieden.'
Daar moest Willem heel hard om lachen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 21 november 2012

Mama is geen hond

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Mama keek heel erg tevreden. Niet alleen omdat ze iets heel fijns mocht doen, maar vooral omdat het iets fijns was waar ze recht op had. En ze had er recht op, niet omdat ze het verdiend had, maar omdat ze was wie ze was; omdat ze zo bijzonder was, en zo geweldig, dat ze automatisch recht had op alle leuke dingen ter wereld. Zo moet een poes zich voelen, die voor de open haard een schoteltje room leeg mag likken terwijl zijn favoriete mens op zijn knieën naast haar blijft zitten om haar de hele tijd te aaien.
'En wat,' zo spinde mama, 'zou je willen dat ik opblies?'
'Oh,' zei Willem gul, 'doe maar wat. Een olieleiding, een paar boortorens, net wat je leuk vindt.'
Mama keek nog steeds als een tevreden poes. Maar wie haar goed kende, zag een kleine maar belangrijke verandering in haar ogen. Dit was niet langer een poes die voor de haard zat te spinnen. Dit was een poes die een hele dikke, domme muis had gevonden om langzaam en op een vermakelijke manier dood te maken.
'Olieleiding, boortorens, staat genoteerd,' antwoordde ze. Willem knikte blij. 'Trouwens,' ging mijn moeder verder, 'als ik even tussendoor een vraagje mag stellen: wat denk je precies dat er gebeurt, als ik een olieleiding opblaas? Denk je dat de vervuiling dan plotseling ophoudt? Of denk je dat er opeens duizenden en duizenden liters ruwe olie over jullie veldjes zullen stromen?'
'Eh,' zei Willem, 'eh, dat laatste, denk ik. Nu je het zo zegt.'
'Zo zo, denk je dat, nu ik het zeg? Dus uit jezelf had je het nog niet bedacht?'
Willem's hoofd werd rood.
'En nu ik toch vragen aan het stellen ben: jullie hebben toch dynamiet? Waarom blazen jullie de boel niet zelf op? Begrijp me goed: ik ben blij dat jullie het niet doen, hoor, want daar moet je goed bij nadenken en dat is duidelijk niet jouw sterkste punt. Maar in zijn algemeenheid zou ik zeggen: als je flink genoeg bent om een koraalrif op te blazen, wees dan een vent en blaas ook wat van Cockel's spulletjes op.'
'Ik?' schrok Willem. 'Maar ik... ik... ik ben een man van de kerk! Wij mogen dat niet doen.'
'En ik,' zei mama, 'ik wil het niet doen. Ten eerste heb ik geen zin om iedereen z'n problemen op te lossen, en ten tweede lossen bommen niks op. Maar ze luchten wel enorm op, als je kwaad bent bijvoorbeeld. Wees maar blij dat ik niet kwaad genoeg ben om dingen op te blazen, meneertje man-van-de-kerk die te beroerd is om zelf een vinger uit te steken, en die denkt dat-ie mij kan commanderen als een valse hond, want als ik op dit moment iets op zou blazen, dan zou het jouw mooie kerkgebouw zijn. Dan zou niks je meer tegenhouden om zelf eens aan de slag te gaan. Maar je hebt geluk, mijn man is dol op kerken en hij wil niet dat ik ze opblaas. Kom, lieverds, we gaan terug naar de Tsaar Peter.'
'Niet boem?' vroeg Kwetter teleurgesteld.
'Ander keertje weer boem,' troostte mama. 'Weet je wat? We halen een paar torpedo's en we knallen die Engel des Doods uit het water. Vinden we dat leuk?'
'Jeueuh!' deden wij.
Maar er wachtte ons een onaangename verrassing


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 19 november 2012

Ik babbel er op los

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ja, jongedame,' zei Michael, 'gebruik jij je hersentjes maar eens.' Kwetter giechelde alsof hij iets leuks had gezegd of zo. Ik zweer je dat ik nooit verliefd ga worden. Ze zeggen dat het iets heel moois moet wezen, maar als je uit verliefdheid de flauwe pesterijtjes van mijn broer leuk gaat vinden dan kán het niet goed voor je zijn.
'Puh,' deed ik. 'Ik heb toevallig meer hersentjes in mijn kleine teen dan jij in je hele hoofd.'
'Oh ja? Wie heeft deze vuiligheid dan...'
'Makkelijk zat. Het is olie, ja? En wie, van alle gewetenloze schurken die papa kent, is de grote olie-baas?'
'Meneer Cockel,' zei Michael.
'Inderdaad. Dus die is het. Simpel zat.'
'Dat snapt ik niet,' zei Kwetter. 'Olie is toch heel duur spul? Waarom gooit meneer Cockel het dan op de grond? Zo kunt hij het toch niet meer verkopen?'
'Ja inderdaad,' knikte Michael. 'Goeie vraag Kwetter! Zo zie je maar weer, Gaby, het leven is helaas nooit 'simpel zat'. Bedankt voor het meedoen, tot nooit meer ziens, we gaan naar onze volgende kandidaat. En de volgende kandidaat is de heer Papa. Zeg het maar pap, wie heeft dit gedaan?'
'Meneer Cockel, natuurlijk,' glimlachte papa.
'Ja maar... waarom ligt het dan op de grond?'
'Leg jij hem dat maar eens uit, Gaby. Dan ziet hij dat zijn kleine zusje het ook snapt, als ze maar eventjes nadenkt.'
'Dat is niet eerlijk,' protesteerde Kwetter. 'Gaby is wel kleiner, maar ze is veel slimmer dan Michael!' Daar keek ik van op. Ik bedoel, ik wist natuurlijk wel dat het zo was, maar dat Kwetter het ondanks haar verliefdheid ook had gemerkt, dat had ik niet verwacht. Puntje voor Kwetter.
Helaas moest ik nu wel iets uitleggen waar ik geen flauw benul van had. Ik begon maar gewoon een beetje te babbelen, in de hoop dat het uiteindelijk ergens op zou slaan. Soms werkt dat, soms niet; het is in elk geval beter dan niets.
'Nou kijk, dat zit zo namelijk, eh, olie is wel duur, maar het is heel moeilijk op te ruimen, dus laten liggen is goedkoper dan opruimen. Ja toch?' Papa knikte. Dat gaf mij goede moed, en ik ging vrolijk verder: 'En er komt hier nogal wat olie op de grond terecht. Dat komt doordat... eh... de Zuid- Mallotiërs heel bijgelovig zijn en eh.. ze offeren het aan... hun... god...' Ik viel stil omdat aan papa's gezicht duidelijk te zien was dat ik pure onzin stond te verkondigen. 'Mmmmmmaar het komt vooral door meneer Cockel,' verbeterde ik snel. 'Die is zo gierig dat eh, eh, als er ergens een lek is in de olieleiding, dan repareert hij het niet.'
'Bijna goed,' zei papa. 'Hij repareert de boel natuurlijk wel, als er echt veel olie weglekt. Hij kijkt gewoon wat er duurder is: repareren of weg laten lekken. Lekken zou altijd duurder zijn, als hij zijn rommel netjes op zou ruimen. Maar dat doet hij dus niet.'
'Inderdaad,' zei Willem. 'De mensen hier kunnen geen eten meer verbouwen, en ze worden ziek van de giftige olie. Kortom, die Cockel is een boef, en het wordt hoog tijd dat er hiert eens het een en ander wordt opgeblazen. Ik zou zeggen, mevrouw de Donderkat: zet hem op!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 16 november 2012

De Tegenboog

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Voorzichtig stapten we uit.
'Lieve help,' zei papa, 'wat is hier gebeurd? Waar zijn we?'
'We zijn,' vertelde Willem, 'op het vruchtbare boerenland van Zuid-Mallotië.'
'Is het werkelijk?' vroeg mama. 'Ik geloof niet dat ik iets zou willen eten wat hier groeit.'
'Maakt u zich maar geen zorgen, mevrouw. Er groeit hier niks.'
Inderdaad. Het landschap om ons heen zag er akelig en spookachtig uit. Zover je kon zien was de grond overdekt met een dikke laag drab. Zwarte prut, die vreselijk stonk, een beetje zoals benzine ruikt maar dan veel viezer. De smurrie glansde vettig; waar de zon erop scheen leek het spul alle kleuren van de regenboog te hebben. Of nou ja, niet van de regenboog, want regenbogen zijn mooi en goed. Maar als je een regenboog zou maken van lelijke kleuren - snot-groen, puist-geel, verrotte-aubergine-bruin enzovoort - dan kreeg je de glans van de zwarte smurrie die hier de grond bedekte. Een soort anti-regenboog: een tegenboog.
Niet alleen was de drab lelijk en vies-ruikend, hij was blijkbaar ook giftig. Er waren maar weinig planten hier, en bijna geen dieren. Her en der zag je een dode boom uit de gore modder steken, of een polletje zieltogend onkruid aan de rand van een glanzende poel staan. Af en toe zoemde of kroop er een insect voorbij; in de verte was een onvoorzichtig eendje geland op een van de plassen, die als zwerende wonden in het verwoeste landschap lagen. Het eendje was overdekt geraakt met de plakkerige, zwarte troep en worstelde om los te komen.
'Gezellige boel hier,' merkte Michael op.
'Wat is er aan de hand?' vroeg ik. 'Wat is dat zwarte spul?'
'Olie,' zei mama. Ze snoof. 'Ruwe aardolie. Waar benzine van gemaakt wordt. En plastic en nog duizend andere nuttige dingen. In onbewerkte vorm, zoals hier, is het gevaarlijk spul. Giftig en zo. Het zat ook op het koraalrif, weten jullie nog? Eén van de redenen waarom dat koraal dood is, denk ik.'
'Ga daar maar van uit,' zei Willem. 'Alles gaat dood door dat spul.'
Ik keek nog even, vol medelijden, naar het eendje. Maar dat was nergens meer te zien.
'Wat ik niet snap, ' zei mama, 'is wat dat spul hier doet. Meestal zit het diep onder de aarde, en het kost een hoop geld en moeite om het eruit te halen. Waarom zou iemand die moeite doen, om vervolgens de troep hier op de grond te laten lopen?'
'Dat kan papa je wel vertellen,' mompelde ik.
'Hoezo?' vroeg papa fronsend.
'Nou,' zei ik. 'Dit is iet heel naars, iets afschuwelijks, iets wat alleen een echte schurk zou doen. En als het over schurkenstreken gaat, is papa de expert. Want hij heeft bij de bank gewerkt.'
Papa knikte traag. 'Ik geloof niet dat ik het helemaal eens ben met je redenering,' zei hij. 'Maar toevallig weet ik inderdaad wel zo'n beetje wie dit gedaan heeft, en waarom.'
Mama keek me streng aan. 'En jij, jongedame, zou dat ook weten als je die hersentjes van je een beetje gebruikte.'




BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 14 november 2012

De volautomatische haper-machine

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Oh nee,' kreunden wij, maar oh ja: daar kwam het helse bestelbusje weer aan ge... ge... wat eigenlijk? Als het bestelbusje een oud mannetje was geweest, had je kunnen zeggen dat het eraan kwam gestommeld. Of gestrompeld. Maar het was geen oud mannetje, het was een oud autootje en daar is dus helaas geen woord voor.
Het juiste woord zou moeten beginnen met een S en een T, vind ik, en moeten eindigen op – elen. Net als strompelen en stommelen.
Ik stel Stokkelen voor. Dat lijkt een beetje op Stokken, wat 'plotseling stilstaan' betekent. En plotseling stilstaan, dat deed het busje nogal vaak.
Of Stortelen, van Instorten, dat deed het busje steeds bijna. Stortelen lijkt trouwens ook een beetje op Horten, oftewel haperen, en oh jongens, wat kon dit busje haperen.
Auto's, dat weet iedereen, zijn machines om mee te rijden.
Dit busje niet. Dit was een volautomatische en zeer succesvolle haper-machine.
En deze volautomatische, zeer succesvolle haper-machine kwam op ons af gestorteld en bleef zacht rochelend voor ons staan.
'Stap maar in,' zei Willem.
'Liever niet,' zeiden wij, maar we deden het toch want mama was nieuwsgierig.
Gelukkig hadden de vissers de ijskoude kratten met vis uit de wagen gehaald. Dus onze konten bevroren niet, deze keer.
In plaats daarvan verschroeiden ze. Het busje had een tijdje in de zon gestaan, dus de blikken buitenkant was schroeiend heet geworden.
En er waren geen stoelen, of zelfs maar iets van bekleding: de blikken binnenkant was eigenlijk precies hetzelfde ding als de blikken buitenkant.
Dus: koud? Nee. Maar: prettig? Dubbel nee.
Bovendien hadden de vissers wel de vis uit de wagen gehaald, maar niet de geur van de vis. Of de geur van de vis van twee jaar geleden.
Daar kwamen de geuren van gemorste benzine en aangebrande smeerolie nog bij. En dat in zo'n veel te warme auto...
Je zou er kotsmisselijk van worden.
Sterker nog: we werden er kotsmisselijk van. En Michael was al geweest, maar Kwetter en ik nog niet. Er kwam een moment dat we ons niet meer konden inhouden.
Bwargh! Daar had je de pannenkoeken weer. Ze zagen er niet meer zo lekker uit als drie uur geleden.
En ze roken ook niet fijn.
Tot mijn verbazing was de geur van olie en benzine sterker dan die van de vis en de ex-pannenkoeken.
Het leek zelfs wel of de olie-walm steeds erger werd.
'Ruiken jullie dat?' vroeg Willem, die naast de bestuurder zat.
'Wij ruiken van alles,' zei mama. 'Dus het antwoord is waarschijnlijk “ja”, tenzij jij iets lekkers ruikt.'
'Die olie-geur,' legde Willem uit.
'Ja,' zei papa, 'je zou bijna gaan denken dat er iets mis is met de motor.'
'Was het maar waar,' zei Willem. 'We zijn er.'
Met remmen die krijsten als een stervend dier kwam de bus tot stilstand.
Willem stapte uit en gooide de deur voor ons open.
'Dit,' zei hij duister, 'is de reden dat we hier geen voedsel verbouwen.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 12 november 2012

Wat de mensen niet lusten (maar wel eten)

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Michael, die ook al zo'n beetje snapte waar het verhaal heen ging, kreunde. Zijn gezicht werd een beetje groenig.
'Wat is er dan?' vroeg Kwetter. 'Wat denkt jij dan?'
'Nou,' zei ik, 'de mensen willen niet zomaar alles eten. Tonijn en haring en zo, dat wel, maar niemand gaat naar de winkel voor een blikje met zeehonden- of dolfijnenvlees. Of een knapperig stukje monster uit de diepzee. En zeilmseisjes eten we al helemáál niet. Dus de Engel des Doods vangt veel spul dat ze niet kunnen verkopen. Tenzij...'
'Tenzij,' ging papa verder, 'je ze fijnmaalt en er heel veel kleur-, geur- en smaakstoffen bijdoet. Dan kun je er platte, ronde schijfjes van stampen, die je kunt verkopen als...'
Nu snapte Kwetter het ook. 'Mjamburger!' riep ze.
Papa knikte.
Michael kotste.
'Sorry,' zei hij terwijl hij zijn mond afveegde. 'Ik kán er maar niet aan wennen.'
Kwetter sprong uit de hangmat. Wij buitelden achter haar aan. Ze greep mama bij de mouw, en zei: 'Kom mee, naar de boot, wij moet bommen maken en dan gaat wij die Engel opblazen. Ik heeft er nou onderhand genoeg van. Wat is dat toch, met jullie? In Boegoe-Boegoe maakt wij nooit ergens mjamburger van, maar jullie maakt mjamburger van alles wat beweegt. Moet de hele wereld soms dood en kapotgemaakt en verdwijnen in de keelgat van dikke rot-kindertjes?'
'Och, Kwettertje,' zei mama. 'Die Engel des Doods komt heus nog wel eens aan de beurt, hoor.' Tegen Willem zei ze: 'Kwetter reageert nogal emotioneel op verhalen over Mjamburgers, net als Michael trouwens. Meneer Smek, de mjamburger-fabrikant, heeft ooit geprobeerd om mjamburgers van ons te maken; vandaar. Maar ik ben een wetenschapper, en wij wetenschappers worden nooit emotioneel. Dat zou namelijk de resultaten beïnvloeden. Bijvoorbeeld nu. Ik vroeg u naar de drie boeven die het koraalrif opblazen. Kennissen van u, voor zover ik begrijp. En u begint, heel slim, te vertellen over een nog grotere schurk, in de hoop dat wij daar woedend achteraan zullen rennen. Als een kip zonder kop.
Maar ik ben geenkip, en ik heb wel een kop. Dus zo makkelijk komt u er niet vanaf. Ik vraag u nog eens: waarom blazen die kerels het koraal op?'
Willem haalde zijn schouders op.
'Dat is de enige manier om nog vissen te vangen. De rest van de zee is leeg, alleen bij het rif zit nog wat. Want de netten van de Engel des Doods zouden door het koraal kapot worden gescheurd. De netten van mijn vrienden ook, trouwens. Daarom doen ze het met dynamiet.'
'Waarom moeten ze dan per se vissen?' vroeg mama streng. 'Ze kunnen toch boer worden?'
Willem glimlachte bitter. 'Leuk dat u dat vraagt,' zei hij. 'Ik wil u graag iets laten zien.' Hij klapte in zijn handen en riep iets tegen een meneer die aan de overkant van het plein in een hangmat lag. De meneer sprong handig uit zijn hangmat en even later hoorden we een afschuwelijk gekuch en gepruttel.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 9 november 2012

De Engel des Doods

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'De M.S. Engel des Doods is een schip. Een vissersboot, zou je kunnen zeggen. Maar dan groter. Veel groter. Het is de grootste boot ter wereld.'
'Behalve vliegdekschepen natuurlijk,' zei Micheal. 'Dat zijn een soort drijvende vliegvelden,' legde hij uit aan Kwetter en mij. Alsof wij dat niet wisten, omdat we meisjes zijn of zo.
'Och jochie toch,' glimlachte papa vertederd. 'Meneer Leeghwater, de eigenaar van de Engel des Doods, die lacht om vliegdekschepen. Roeibootjes, noemt hij die. Drijvende vliegvelden? Ha! De Engel des Doods is een drijvende stad. En niet eens een kleine stad. Laat ik het zo zeggen: de Engel des Doods heeft óók een vliegveld aan boord, en het is het enige schip ter wereld waarop je het vliegveld moet zoeken. Je zou er zelfs kunnen verdwalen, op weg naar het vliegveld. En dat terwijl het vliegveld veel groter is dan dat ven een vliegdekschip. Want vliegdekschepen hebben helikopters aan boord, en straaljagers waarin maar een of twee mensen hoeven te zitten. Maar vanaf de Engel des Doods stijgen vrachtvliegtuigen op. Vrachtvliegtuigen vol ingeblikte vis. Want de Engel des Doods is in de eerste plaats een fabriek. Een drijvende fabriek, waar vis-in-blik wordt gemaakt. En diepvriesvis. En vissticks.
Al die vis moet natuurlijk ook gevangen worden, en daar heeft de Engel des Doods netten voor. Nou moet ik jullie even uitleggen dat die netten...'
'Heel erg groot zijn?' vulde ik aan. 'Hoef je niet uit te leggen, hoor, we snappen het wel zo'n beetje.'
'Neenee, jullie snappen het helemaal niet. Jullie denken: oh, die netten zullen wel enorm groot zijn. Maar wat jullie onmogelijk kunnen begrijpen is dat ze echt...' Hij graaide met zijn handen in de lucht, alsof hij zo de woorden kon grijpen om te zeggen wat hij bedoelde. '...echt... enorm... groot zijn. Stel je maar eens voor dat de kapitein zegt: he, verdorie, nou zit er alweer een walvis in het net, en dat de bootsman zegt: waar dan, ik zie 'm niet. Links achter, zegt de kapitein, bij die school haring in de buurt. Oooh, doet de stuurman dan, nou zie ik 'm ook, jeetje wat een grote zeg.
Dit soort gesprekjes is heel gewoon aan boord van de Engel des Doods. Omdat de netten zo... zo...'
'Enorm groot zijn?' hielp ik.
'Juist, zei papa.
'Wacht even,' zei Michael opgewonden. 'Begrijp ik het goed? Vangt die boot walvissen?' Hij probeerde heel verontwaardigd te kijken maar het was maar al te duidelijk dat hij dacht: dan is dat ene walvisje van mij zo erg nog niet.
'Natuurlijk vangen ze walvissen,' zei papa. 'Ze vangen alles. Walvissen, zeeschildpadden, dolfijnen, zeilmeisjes, zeehonden reuzeninktvissen en naamloze monsters uit de diepzee. Waar de Engel des Doods is langsgeweest, vind je geen enkel levend wezen meer in het water.'
Ik voelde me niet lekker, want een vreselijk vermoeden was bij me opgekomen. Ik hoopte maar dat ik mijn vader verkeerd verstaan had.
'Zeilmeisjes?' vroeg ik met een beverig stemmetje. 'Zei je nou: zeilmeisjes?'
'Ja,' zei mama, 'dat zijn van die frisse, dappere, ondernemende meiden die in hun eentje de wereld rond proberen te zeilen. Om record te breken en zo.'
'Ik weet wel wat een zeilmeisje is,' piepte ik. 'Maar... papa... ik begin opeens te denken dat...'
Papa sloot zijn ogen en knikte. 'Je hebt gelijk,' zei hij.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 7 november 2012

Wij komen op alle journaals

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Hij nam een grote slok van zijn bier en leunde achterover. 'Kijk,' zei hij. 'Het zit zo.' Hij liet een best wel harde boer. 'Sorry. Het zit zo: ik ben de baas van deze kerk. Er zijn bepaalde dingen die je niet mag doen als je de baas van een kerk bent, en één van die dingen is: spullen opblazen. En dat is jammer, want er is hier in Zuid-Mallotië een hoop mis. Misschien dat een paar goed geplaatste staafjes dynamiet daar verandering in zou kunnen brengen. Ik geloof niet dat het zo makkelijk is, trouwens, maar het zou kunnen. Het zou in elk geval een behoorlijke opluchting zijn om eens het een en ander de lucht in te laten vliegen. Alsof je even kunt krabben aan een plekje waar je heel veel jeuk hebt, snap je?'
'Ik begrijp precies wat u bedoelt,' zei mama. Ze keek helemaal niet blij. Ze keek een beetje streng. Niet alsof ze boor was op Willem, maar alsof ze vond dat de wereld in het algemeen er een potje van maakte. 'Maar daar gaat het nu niet over. Het gaat nu over de drie meneren die het koraalrif kapot maken. Waarom doen ze dat?'
Willem haalde zijn schouders op. 'Ze moeten eten,' zei hij. 'Vroeger gingen ze een heel eidn de zee op, om met netten te vissen. Dat was beter. Maar in de zee zit niks meer, sinds de komst van...'
'De Engel des Doods,' viel papa hem in de rede.
Willem keek verbaasd op. 'Kent u die?'
Papa lachte bitter. 'Of ik de Engel des Doods ken? Ik heb hem helpen bouwen! Niet met mijn eigen handen, natuurlijk, maar ik ben degene die het geld heeft geleend aan meneer Leeghwater.'
Ik kreeg het gevoel dat ik wist waar dit verhaal heen ging. 'Dat is zeker weer een vriendje van meneer Dogger?'
'Inderdaad,' zuchtte papa. 'U moet weten, meneer Willem, dat ik vroeger...'
Nu was het Willems beurt om een zin af te maken. 'Werkte voor de Doggersbank,' grijnsde hij. Toen papa hem verbaasd aankeek, lachte hij weer zijn vrolijke, aanstekelijke, veel te harde rot-lach. 'Jullie begrijpen nog steeds niet hoe beroemd je bent, geloof ik. Er hoeft maar ergens ter wereld iets te exploderen of op alle journaals gaat het over de vraag: zit de Donderkat hierachter? En dan komen er weer interviews met oude collega's en klasgenootjes en zo.'
Het was grappig om te zien hoe mijn ouders op dit nieuws reageerden. Papa keek heel ongelukkig. Hij vond het niet leuk dat iedereen bij terrorisme meteen aan hem dacht. Mama daarentegen keek zo tevreden als een poes op een schoot bij de open haard.
Ik wilde iets aardigs tegen papa zeggen. Iets wat niet ging over het opblazen van dingen. En ook niet over de schurkenstreken waar hij aan had meegeholpen toen hij nog bij de Doggersbank werkte. Maar ik kon niks bedenken.
'Nou,' zei Michael, 'dan moeten we die Engel des Doods maar eens gaan opblazen, dacht ik zo. Vertel er eens wat meer over, pap? Jij weet er het meeste van, want jij was vroeger een schurk.'
Ik schopte Michael tegen zijn been, zó hard dat we met ons drieën uit de hangmat donderden. Willem lachte zó hard dat ik even dacht dat hij zou ontploffen. Maar nee. Hij stond op en tilde ons terug in de mat.
Daarna zei papa met een zuur gezicht: 'Goed. Ik zal jullie vertellen over de Engel des Doods.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 5 november 2012

Goed en slecht

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ik?' vroeg mama ijzig. 'Hoe zou ik nou kunnen bepalen wie er een schurk is? Nee hoor, dat doen die schurken helemaal zelf. Zij kiezen ervoor om schurkenstreken uit te halen, daar hebben ze mij niet bij nodig.'
'Hij bedoelt,' kreunde papa terwijl hij met een pijnlijk gezicht over zijn been wreef, 'dat het allemaal heel ingewikkeld ligt. Wat is goed en wat is slecht? Dat soort vragen.'
'Nou,' zei Michael, 'dat lijkt me nogal duidelijk. Goede dingen zijn goed en slechte dingen zijn slecht. Dus... Ja...'
Ik schaamde me dood. Michael is twaalf, die hoort niet met grote mensen over zulke dingen te praten. Dan staat-ie voor gek. Ik bedoel, goed en slecht en politiek en zo, dat is allemaal heel ingewikkeld. Daar worden kranten en boeken over volgeschreven. Daar moeten heel geleerde mensen hun leven lang op studeren. Dus hoe kan een jongetje van twaalf nou denken dat-ie snapt hoe het zit?
Willem en papa glimlachten vertederd naar hem. Och ja, zag je ze denken, als je twaalf bent denk je dat alles heel eenvoudig is.
'Groot gelijk, jongen,' zei mama. 'Het is allemaal heel eenvoudig, eigenlijk.'
Nu keken papa en Willem naar mama. Ze glimlachten niet vertederd. Oh nee. Ze vonden het ongelooflijk dat een groot mens, een heel intelligent groot mens nog wel, net zo kon denken als een jongetje van twaalf.
En ze keken ook een beetje paniekerig, omdat dit grote mens zoveel bommen kon maken als ze maar wilde. En laten we heel eerlijk zijn: jongetjes van twaalf moeten eigenlijk niet met bommen spelen. Daar komen ongelukken van.
Ik ken mama langer dan vandaag. Ik kan wel zo'n beetje zien wanneer ze pret heeft en wanneer ze boos is, dat soort dingen. En nu had ze duidelijk enorme lol, omdat papa en Willem niet meer wisten wat ze van haar moesten denken.
'Kom kom, heren,' zei ze, 'Slechte dingen zijn slecht, ja of nee?'
Willem zei: 'Zo eenvoudig is het niet. Wat u 'slecht' noemt, kan iemand anders wel 'goed' vinden.'
'Dan heeft-ie ongelijk,' besliste mama. 'Dat is heel goed mogelijk. Mensen hebben zo vaak ongelijk.'
'U zou dus ook ongelijk kunnen hebben,' zei Willem met een gezicht van nou-heb-ik-je.
Daar moest mama even over nadenken. 'Nee,' zei ze tenslotte. 'Ongelijk hebben, daar begin ik niet aan. Dat vind ik zonde van mijn tijd. Het is een omslachtig iets hoor, de ongelijkhebberij, daar komt een hoop gedoe bij kijken. Dat vergeten mensen nog wel eens. En mijn tijd is beperkt. Ik wil mijn aandacht dus graag even bij het terrorisme houden, als jullie het niet erg vinden. En als ik terrorisme zeg, bedoel ik niet dat ik af en toe eens iets opblaas. Ik bedoel dat er slechteriken zijn, die dingen opblazen. Die drie vriendelijke heren bijvoorbeeld, die ons hierheen hebben gebracht. Weet u dat die het koraalrif opblazen? Dat hoort een goeierik niet te doen. Iedereen kan wel eens een foutje maken...'
Plotseling moest ik hoesten. Misschien zou je kunnen zeggen dat mijn hoest een beetje klonk als het woord 'walvis'. In ieder geval gaf Michael me weer een stomp.
'… maar het rif zit vol gaten. Dat is niet “een foutje”, dat is boze opzet. Dus ik ben wel benieuwd wat er hier aan de hand is. Ik zou nkiet graag de verkeerde opblazen namelijk.'
Willem keek mijn moeder tevreden aan. 'Ik hoopte al dat u zoiets zou zeggen,' glimlachte hij.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

zaterdag 3 november 2012

Spullen van schurken

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Michael en ik keken elkaar aan. Waren wij genoemd naar twee engelen? Dat wisten we helemaal niet.
Mama trouwens ook niet, begreep ik toen ik haar naar papa zag kijken. Ze keek half boos en half bewonderend. Boos omdat papa haar voor de gek had willen houden, en bewonderend omdat het gelukt was.
Willem tilde Michael, Kwetter en mij in één keer op en zette ons in de hangmat.
'Ik ga die limonade halen,' zei hij. 'Niet wiebelen, jongens!'
Michael wiebelde.
Boink.
In de vijf minuten die volgden, ontdekten wij hoe moeilijk het is om met drie kinderen tegelijk in een hangmat te klimmen. Toen Willem terugkwam, zag hij mij en Michael in een ordeloze hoop op de grond liggen, terwijl Kwetter zich met handen en tenen vasthield aan de onderkant van de hangmat.
Daar moest Willem weer om lachen. Hij had een schallende, vrolijke lach die uit het diepst van zijn gemoed kwam en die me nu al vreselijk irriteerde. Moest dat nou echt zo hard?
Even later zaten we allemaal te drinken in de schaduw Wij drieën zaten op de hangmat en dronken limo met een rietje. Ma dronk thee in een ligstoel, wat eigenlijk een hele prestatie is, en papa en Willem zaten op twee keukenstoelen. Papa dronk koffie en Willem bier.
'Vertel eens,' zei Willem. 'Wat brengt jullie hierheen?'
'Terrorisme,' zei mama.
Met een verbaasde grijns keek Willem haar aan. 'Wat zegt u me daar?'
'Toerisme,' gilde papa in paniek, 'toerisme zei ze, we zijn toeristen namelijk, en helemaal geen terroristen of zo. Haha, mijn vrouw zegt soms rare dingen, hoor! Terrorisme, haha, alsof wij ooit bankgebouwen en wapenfabrieken opblazen. Zien wij er soms uit als terroristen?'
'Jazeker,' zei Willem kalm. 'Jullie zien er precies uit als terroristen. Als de Donderkat en haar gezin, om precies te zijn.' Wij keken hem stomverbaasd aan, en hij liet zijn lach weer schallen. 'Ik had jullie allang herkend,' bulderde hij. 'Vind je het gek? Jullie gezichten zijn bekender dan de president van Amerika! Is het jullie werkelijk nog niet opgevallen dat jullie overal worden aangestaard? Dan ben ik benieuwd in welke uithoek van de wereld jullie ondergedoken hebben gezeten, de afgelopen maanden.'
'Grappig dat u “ondergedoken” zegt,' stamelde papa. 'Wij wonen namelijk in een AAAUW!'
Mama had haar hete thee over zijn been gegooid.
'Sorry, schat,' zei ze koeltjes. 'Nou knoei ik toch per ongeluk mijn thee over je heen. Ik had mezelf even niet onder controle, ben ik bang. Dat komt: ik schrok toch zó toen jij bijna zei waar wij ons verborgen houden. Dat mag natuurlijk niemand weten, dus...'
'Auw je hebt gelijk liefje, auw auw, en dat van die thee geeft auw auw niks, ongelukjes gebeuren soms.'
'Reken maar,' zei mama, 'hoewel ik hoop dat het niet te vaak nodig zal zijn dat dit soort ongelukjes gebeurt.' Ze wendde zich tot Willem. 'Toen ik terrorisme zei, bedoelde ik niet wat wij doen. Wij zijn helemaal geen terroristen, namelijk. We blazen af en toe wat dingen op, dat wel natuurlijk. Vooral gebouwen. Maar we blazen alleen spullen van schurken op. Geen spullen van gewone mensen. En wat we nooit doen is levende wezens opblazen.'
Ik fluisterde in Michaels oor: 'Behalve af en toe een walvis.' Hij gaf mij een stiekeme stomp, maar dat was het wel waard.
'Alleen spullen van schurken?' herhaalde Willem met een vreemd glimlachje. 'En wie bepaalt wie er een schurk is? U?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE