Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 17 juli 2013

Blijf met je vingers van mijn stipje af

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Behalve natuurlijk het eerste deel van mama's plan: ons binnen laten halen in het net. Dat was zelfs zo gemakkelijk, dat het bijna onmogelijk om het niet te doen. Dat was nu juist het probleem, vond ik, maar mama sloeg een paar keer op de zijkant van de boot, alsof het een dier was dat aangespoord moest worden, en ze riep dingen als 'kom op!' en 'we hebben niet de hele dag de tijd' en 'ik wil die boot graag opblazen vóórdat-ie wegroest, ja?' maar daar gingen we natuurlijk niet sneller van.
Ik was de eerste die het zag, na een kwartiertje of zo.
'Een stipje! Een stipje aan de horizon!'
'Ik zie niks,' zei mama, 'maar ik ben al bijna veertig, dus jouw ogen zijn waarschijnlijk beter dan de mijne.'
'Nou,' zei Kwetter, 'ik ziet ook niks, in ik bent nog lang geen veertig dus mijn ogen is prima.'
Maar kennelijk waren mijn ogen toch beter dan de hare, want even later zei ze: 'Kijk, nu is er een stipje! Zó ziet stipjes eruit!' Ze wees voor de duidelijkheid met haar vinger naar haar stipje, dat precies hetzelfde ding was als mijn stipje, behalve dan dat ík het inmiddels een hele behoorlijke stip vond. Echt een stip die je niet kunt missen.
Behalve dan als je mama bent, want bij haar duurde het nog een kwartier langer.
Ik voelde mij diep, diep gelukkig.
Dit was voor het eerst dat ik ergens beter in was dan Kwetter.
Nou ja: in rekenen en taal en geschiedenis en aardrijkskunde en zo, daarin was ik natuurlijk altijd al beter geweest. Nogal makkelijk, als je jezelf vergelijkt met iemand die is opgegroeid in Boegoe-Boegoe, waar ze geen scholen hebben en geen boeken en, nou ja, bijna niks anders dan bomen en enge beesten en noko-nootjes.
Ik bedoel: ik wist dan wel een hoop schooldingetjes die Kwetter niet wist, maar zij kon meer dan ik: ze was sterker en sneller en leniger en – laten we zeggen – ongeveer net zo slim als ik.
Nu zeg je misschien: ja, maar de hele dag in bomen klimmen en aan enge beesten ontsnappen ontsnappen, daar wordt een mens vanzelf snel en sterk en lenig van.
Maar ik had een hoop andere Boegoenezen ontmoet, en geen van hen kon de vergelijking met Kwetter doorstaan.
Ik wel, vanaf nu! Voortaan zou Kwetter het klimmen en klauteren en springen en duiken doen, maar als er in de verte getuurd moest worden, dan zou ik naar voren stappen en met kalme trots zeggen: 'Laat mij maar even.'
En dan zou het waarschijnlijk ruzie worden, want Kwetter wilde niet geloven dat er iets was wat ik beter kon dan zij. Ze bleef maar zaniken van: 'Kijk, dát is een stipje. Ziet jij het nu?'
'Ik zag het de hele tijd al,' antwoordde ik tandenknarsend.
'Nee, suffie, jij dénkte alleen maar dat jij een stipje zag. Nú is er écht een stipje. Kijk, daar!' Ze wees voor de duidelijkheid nog maar eens.
'Blijf met je vinger van mijn stip af,' gromde ik.
'Jouw stip? Ik zag 'm het eerst!'
Ik schopte woedend tegen de zijkant van de boot. Niet dat de boot iets verkeerd gedaan had, maar Kwetter is nu eenmaal te lief om te schoppen, ook al deed ze nu een beetje vervelend.
Trouwens, je raakt haar toch nooit, daar is ze veel te snel voor.
We bleven kibbelen tot de stip een schip was geworden (wat bij mij iets eerder gebeurde dan bij Kwetter, natuurlijk).


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 15 juli 2013

Van ansjovis tot zeilmeisje

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Eh... mama...' zei ik, ´kijk eens naar je middelvinger? Nee, die van je rechterhand. Die daar, ja. En? Wat zie je?'
'Gewoon, mijn middelvinger.'
'Nee, je ziet het grootste deel van je middelvinger. Het topje zie je niet. Want waar is dat topje gebleven?'
'Daar word ik liever niet aan herinnerd,' zei mama koeltjes.
Dat kon ik mij wel voorstellen, want die vingertop was eraf gegaan in het meest angstaanjagende avontuur dat we tot nu toe beleefd hadden. We zijn in ons leven al verschillende keren opgejaagd, beschoten, gevangen genomen, door gigantische krokodillen aangevallen en noem het allemaal maar op, maar als je mij vraagt wat ik het ergste vond, dan antwoord ik zonder aarzelen: de vreselijke vleeshakker van meneer Smek. Op een lopende band staan, en onontkoombaar meegesleept worden in de richting van de draaiende, gekartelde messen, die je levend aan stukken zullen scheuren – ja, als ik 's nachts plotseling wakker schrik uit een akelige droom, dan was dat negen van de tien keer een droom over de Vleeshakker.
Misschien dacht mama er ook zo over. Dat kon ik me best voorstellen, want haar vingertopje was eraf gegaan. Zo dicht bij de messen was ze gekomen, destijds.
Toch zei ik bikkelhard: 'Denk er nog maar eens goed aan, mama. Denk aan de vleeshakker! Want weet je niet meer wat Willem vertelde? De Engel des Doods heeft precies zo'n ding aan boord. En alles wat die schurken te pakken krijgen gaat volautomatisch de vleeshakker. Alles, van ansjovis tot zeilmeisje! Denk maar niet dat ze ons zullen sparen! Als je in staat bent om zulke schattige dieren als dolfijnen en zeehonden en zeilmeisjes te vermalen, dan...'
'Hoho,' zei mama. 'Laten we één ding niet vergeten: wij zijn geen zeilmeisjes!'
'Welles,' zei Kwetter, 'want wij is alledrie meisjes en wij zit in een zeilboot.'
'Wij zaten in een zeilboot,' zei mama scherp. 'Totdat één van ons het zeil liet wegwaaien. Weet je nog wel, Kwetter?' Kwetter keek naar haar tenen en mompelde iets wat klonk als 'sorry'.
'Geeft niks, lieve Kwetter,' zei mama gul. 'Ik probeer alleen maar te zeggen: wij zijn geen zeilmeisjes. Die laten nooit of te nimmer hun zeil wegwaaien, namelijk. Als een zeilmeisje haar zeil kwijtraakt, dan is ze alleen nog maar een gewoon meisje en dat is wel het laatste wat ze wil. En er is wel meer, wat ze nooit of te nimmer doen. Dingen opblazen met bommen, bijvoorbeeld. Doen zeilmeisjes niet. Het komt domweg niet in ze op. Dat is het belangrijkste verschil. En daar gaan de zeelui van de Engel des Doods ook nog wel achter komen.'
'We hebben geen bommen,' herinnerde ik haar. 'Die liggen bij papa in de boot.'
'Ja,' zei mama, 'natuurlijk liggen ze bij papa in de boot. Dat heb ik expres zo geregeld, precies voor gevallen zoals dit. Want hij kan zelf geen bommen maken. Ik wel. Ik kan weer geen banken beroven. Dus hij heeft de bommen bij zich, voor noodgevallen, en ik heb, eens kijken...' Ze haalde een dik pak bankbiljetten uit haar handtas, die op de bodem van de boot lag. 'Oh, ongeveer honderdduizend,' zei ze. 'Je hebt midden op zee niet veel aan papiergeld, maar je weet nooit. In het uiterste geval kan ik het misschien gebruiken om een bom van te maken. Maar zo ver zal het niet komen, hoor. Op die boot ligt vast en zeker méér dan genoeg materiaal om een paar flinke bommen van te maken. Het enige wat we hoeven te doen is: ons binnen laten halen in het net, ontsnappen, spullen vinden om een bom van te maken, bommetje maken en boem. Makkelijk zat.'
Kwetter en ik keken elkaar aan. Het klonk niet makkelijk.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 12 juli 2013

Blijf nou maar gewoon van dat touwtje af

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Kwetter was de eerste die het zag.
'Wat is die touwtje?' vroeg ze.
'Ik zie niet precies welk touwtje je bedoelt,' reageerde mama, 'want we hebben er vrij veel hier aan boord – dat heb je met zeilboten – hoewel jij de zaken heel wat eenvoudiger gemaakt hebt toen je het zeil liet wegwaaien. Daar zaten nog aardig wat touwtjes aan vast. Dat doet me er trouwens aan denken dat ik je nadrukkelijk wil vragen om dat touwtje niet los te knopen. Welk touwtje het ook is. Gewoon afblijven, goed? Anders valt de boot waarschijnlijk in twee stukken uit elkaar. Of zo iets.'
'Ik bedoelt niet een touwtje in de boot,' zei Kwetter een beetje gekwetst, 'ik bedoelt deze touwtje buiten de boot.'
'Maakt me niet uit,' zei mama. 'Gewoon afblijven met je vingers.'
'Laat eens kijken, Kwetter?' zei ik.
Samen bogen we ons over de rand van de boot. Ik zag al snel wat Kwetter bedoelde: vlak onder de waterlijn liep, langs de zijkant van ons bootje, een dikke plastic kabel. Het ding stond vrij strak, en het liep door naar de achterkant van onze boot. Aan de voorkant en de andere zijkant was geen spoortje van de kabel te bekennen.
'Ik geloof niet dat dat ding bij onze boot hoort,' zei ik.
'Blijf er toch maar vanaf,' herhaalde mama met het gezicht van iemand die heel tevreden is met haar eigen engelen-geduld.
'Oooh,' zei Kwetter, 'nou ziet ik het! Het is geen touwtje, het is een net! Kijkt maar, er zit allemaal andere touwtjes aan vast!'
Mama en ik leunden over de rand.
'Grutjes,' zei mama, 'je hebt gelijk! Weet je wat dat betekent?'
'Ik ben bang van wel,' knikte ik. 'Volgens mij betekent het, dat we niet langer hoeven te zoeken naar de Engel des Doods. We hebben ze gevonden, of liever gezegd, zij hebben ons gevonden.'
'Bijna goed,' zei mama, 'behalve dan dat ze ons niet gevonden hebben. Ze hebben ons gevángen. En “gevangen” klinkt een stuk erger dan “gevonden”, vinden jullie niet?'
Kwetter en ik knikten, met zure gezichten.
'Kunt wij dat net niet eventjes opblazen?' vroeg Kwetter hoopvol.
'Dat gaan we niet doen,' sprak mama op een toon die geen tegenspraak duldde. 'Ten eerste omdat de bommen bij papa aan boord liggen, en ten tweede omdat “gevangen” wel erg klinkt, maar het niet is. Want de bemanning van de Engel wéét niet dat ze ons gevangen hebben. En wij weten het wel. Wij hebben dus meer kennis van de situatie dan de tegenstander. En elke wetenschapper weet: kennis is macht, dus méér kennis is méér macht. Haha! We hebben ze al zo goed als te pakken!'
Kwetter en ik keken elkaar aan. Helemaal overtuigd waren we niet.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 10 juli 2013

Een aap in de golven

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Weet je het zeker?' vroeg mama.
'Ja,' zei ik, 'want...' Toen hield ik stil. Want wát, eigenlijk?
Je kunt het je als landrot niet voorstellen hoe het is om in een klein bootje op zee rond te dobberen. Wij landrotten staan altijd met onze benen op de grond. Of, als je in een auto zit of een trein, we rijden rond op wielen – maar als je dat doet, dan rijd je rond tussen andere dingen die op de grond staan. Bomen bijvoorbeeld.
Wij weten dus altijd of we in beweging zijn. Als we met twee voeten op de grond staan, bewegen we niet. Simpel. En als we met twee billen op een stoel zitten die op de grond staat, ook niet. Als we in een trein of een auto zitten, da kijken we naar buiten en we zien de bomen en de huizen langs ons raampje zoeven. Aha, denken we dan, zoevende bomen? Ik dacht het niet! Bomen zoeven niet! Nee hoor, ik zoef zelf, dat snap ik best.
Allee heel soms, als je in de trein zit op het station, en ze ziet een trein naast je héél langzaam in beweging komen, dan denk je wel eens: Wacht eens even, ben ik nu degene die rijdt, of is het die meneer die ik door het raampje van de andere trein zie?
Zo'n soort gevoel heb je op zee de hele tijd. Zelfs als je het zeil bol ziet staan, de wind om je oren hoort gieren en het water ziet opspatten rond de boeg. Als je dat allemaal ziet en hoort en voelt, dan denk je: oeh, wat ga ik hard!
Maar als je dan kijkt naar de horizon, die volkomen leeg is (en blijft) dan denk je: waarom zoeft er niks voorbij? Waarom verandert er niks? Help! We liggen stil, we kunnen nergens heen, we komen hier nooit meer weg!
Dan moet je weer even goed naar de zeilen kijken, en naar de golven waar je met veel geplons en gespatter doorheen ploegt, om weer te kunnen geloven dat je beweegt.
Maar stel je nou eens voor dat je in een zeilboot zit zonder zeil. Het is belachelijk, ik weet het, want een zeilboot zonder zeil daar heb je niks aan. Maar goed, een ongelukje kan de beste overkomen. Dus stel het je toch maar even voor.
Dan staat het zeil niet bol, dan giert de wind niet om je oren en dan spat het water niet op rond de boeg. Dan heb je alleen maar de horizon, de lege horizon waaraan helemaal niets verandert, laat staan dat er iets voorbij zoeft.
Als je in een trein zit, en je weet niet of jij nu degene bent die beweegt of dat het je buur-trein is, dan kun je je ogen dichtdoen en proberen te voelen of je beweegt. Daar heb je een evenwichts-orgaan voor, heeft mama mij ooit uitgelegd. Om heel eerlijk te zijn: ze legde me nog veel meer uit over hoe dat allemaal werkt, maar dat ben ik per ongeluk expres een beetje vergeten. Het zit ergens bij je oor, dat weet ik nog. Dus ergens in je hoofd kun je voelen of je nou beweegt of niet.
Dat is voor een aap heel handig om te weten, en mensen zijn gewoon apen, en daarom is dat bij ons zo gegroeid. Zegt mama. Papa wordt dan altijd een beetje verdrietig, want hij gelooft iets anders, maar dat doet er nu even niet toe. Want mama heeft gelijk.
Nou, ik kan je zeggen: een aap is niet geboren voor de golven. Daar raakt ons evenwichts-orgaan van in de war, van al dat geschommel. Voelen of je beweegt, terwijl je op zee ronddobbert? Vergeet het maar! Voor mensen is dat vol-ko-men onmogelijk.
En tóch had ik het idee dat we bewogen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 8 juli 2013

Zeilen is best ingewikkeld

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE



'Waar we heen gaan? Hoe moet ik dat weten?' vroeg ik geprikkeld.
'Jij hebt het roer in handen, lieverd,' zei mama. 'Als jij het niet weet, wie dan wel?'
'Zal wij het zeil maar neerhalen?' vroeg Kwetter. 'Dan blijft wij stil liggen, en als wij geluk hebt, dan vindt Michael en papa ons vanzelf. Dat oude mannetje steekt gewoon zijn vinger in het water en dan proeft hij waar wij heen gegaan is, en dan vindt zij ons.'
'Briljant,' zei mama. 'Haal jij even het zeil neer, Kwetter? Ik weet niet zo goed hoe dat moet, namelijk.'
'Doet ik!' riep Kwetter vrolijk.
Mama zuchtte en schudde haar hoofd.
Kwetter knoopte op goed geluk een touw los. Dat maakte geen enkel verschil. Het zeil bleef hangen waar het hing, hoewel hangen niet het goede woord is want het zeil stond zo strak en zo bol als een ballon. We verloren geen centimeter snelheid.
'Ik denk dat mama dát bedoelde, toen ze zei: “ik weet niet hoe dat moet”' legde ik uit. 'Zeilen is best eén ingewikkeld iets, namelijk.'
'Nee hoor, dat bedoelde ik niet,' zei mama terwijl Kwetter opgewekt een tweede touw losknoopte. Het was een tamelijk ingewikkelde knoop, die bijna niet los ging. En daar was een goede reden voor, zo bleek, want toen Kwetter het uiteindelijk voor mekaar had, zat het zeil opeens nergens meer aan vast. Met grote kracht vloog het overboord.
Weg.
'Dát bedoelde ik,' zei mama. 'Nou ja, we gaan in ieder geval niet meer zo hard vooruit. Dat zal het voor papa makkelijker maken om ons te vinden. Hoewel het hem waarschijnlijk niet zal lukken hoor, want de oceaan is ontzettend groot en ons bootje is maar klein. Dus waarschijnlijk gaan we binnenkort allemaal dood van de honger en dorst.'
'Mama,' zei ik streng, 'stel je niet aan. 'Papa kan ons makkelijk vinden. Ten eerste heeft hij Jimmi bij zich, en dat is een soort zee-speurhond als ik het goed begrepen heb. Ten tweede: zelfs als het Jimmi niet lukt, hebben we nog wel een manier om papa te laten weten waar we zitten. We steken gewoon een paar bommen af. Daar komt hij op af als een eend op een lokfluitje.'
'Dat is een goed plan,' zei mama. 'Althans, het zou een goed plan zijn als de bommen niet bij papa aan boord lagen. Maar daar liggen ze wel. Dus we zullen moeten terugvallen op mijn plan: gewoon stil hier blijven liggen en wachten tot we doodgaan of door puur toeval gered worden.'
'Stil blijven liggen hoeft wij niet, hoor,' zei Kwetter vanaf de bodem van de boot. 'Ik hebt hier een paar peddels gevind. Nu kunt wij peddelen. Wij weet dan wel niet waarheen maar dat is weer een ander probleem. Stilliggen hoeft ik ieder geval niet.'
'En peddelen hoeft óók niet,' zei ik bleekjes. 'We bewegen vanzelf!'


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

vrijdag 5 juli 2013

Een belangrijk touwtje

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Jimmi begon papa aan zijn kraag te trekken. Het was duidelijk dat hij het stuur van hem wilde overnemen, en gelukkig was papa zo verstandig om plaats te maken. Daarna ging het varen een stuk beter. Tenminste, in die boot.
In mijn boot ging het nog steeds niet erg vlot. Ik probeerde zo goed mogelijk na te doen wat Jimmi zoal deed, maar ik zat er niet bepaald met mijn neus bovenop dus de helft van de tijd gokte ik maar wat. Bovendien: de andere helft van de tijd kon ik wel zien wat hij deed, maar 'zien' is nog iets heel anders dan 'precies na kunnen doen'. Als je met je neus vijf centimeter boven de vingers van een pianist gaat hangen, kun niet opeens zelf pianospelen.
Kortom, binnen een paar minuten was Jimmi's boot honderden meters bij de mijne vandaan, en toen had ik helemaal geen flauw idee meer wat ik moest doen.
Al snel kwam Jimmi terug. Hij zeilde doodleuk achteruit tegen de wind in, wat volgens mij niet eens zou moeten kunnen, en bleef daarna doodstil naast onze boot liggen dobberen.
Op één plek blijven liggen terwijl de wind vol in je zeilen blaast, dat kan volgens mij ook niet. Dat kunnen alleen hele goeie top-zeelui.
En oh ja, ikzelf kan het ook. Maar dan per ongeluk, terwijl ik van plan ben als een speer rechtuit te varen, en per ongeluk telt niet. Jimmi riep van alles en wees op mijn zeil.
Ja, daar had ik dus niks aan.
Met een buitengewoon sjaggerijnig gezicht deed Jimmi bij zijn eigen boot voor wat hij bedoelde. Hij maakte een paar touwen los en het zeil zakte naar beneden. Daarna hield hij een paar peddels omhoog.
Aha. We gingen roeien in plaats van zeilen. Ik werd niet erg enthousiast van dat idee – roeien leek mij zwaar werk – maar het was waarschijnlijk de beste oplossing.
'Mama,' riep ik, 'wil jij even het zeil neerlaten, zoals Jimmi zegt?'
'Nee,' mokte mama. 'Ik weet niet hoe dat moet. Laat meneer de super-zeeman maar hierheen zwemmen om het voor te doen.'
'Kwetter?' vroeg ik.
'Ja hoor,' riep Kwetter vrolijk, 'ik doet het wel even. Deze touwtje knoopt ik los, geloof ik, toch?'
Ze wees op een touw dat aan het zeil vastzat.
Het was bij lange na niet het enige touw, maar ik riep op goed geluk: 'Doe maar!'
En dat was fout.
Het was nogal een belangrijk touw, kennelijk.
Want toen Kwetter het had losgeknoopt, sprong met een luide knal de wind in onze zeilen en plotseling scheerden we als een grote meeuw over de golven. Het ging zo duizelingwekkend hard dat ik me uit alle macht vastklemde aan het roer, omdat ik bang was overboord te vallen.
'Tja,' zei mama, 'ik zei nog: ik weet niet hoe dat moet. Dacht je soms dat ik dat zei, omdat ik net een ruzietje met Jimmi had gehad? Dat ik zat te mokken als een klein kind? Dan ken je me slecht, lieverd! Ik zei dat omdat zeilen een ingewikkeld soort van iets is.'
'Nou ja,' zei ik, 'we gaan nu in elk geval vooruit.'
'Ja,' zei mama droog, 'wij wel. Maar Jimmi had net zijn zeil neergelaten, dus die kon ons zio gauw niet volgen. Ik zie hem nergens meer.'
Kwetter hield haar hand boven haar ogen en tuurde. 'Ik ziet hem ook niet. Ik ziet helemaal niks meer. Geen land, geen boot. Alleen maar zee. Waar gaat wij eigenlijk heen?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 3 juli 2013

Dat heet aaaargh

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Mijn stuur is stuk!' riep ik.
'Dat heer een roer, als je op een boot zit,' riep papa terug.
'Wat kan het mij schelen, hoe het heet,' antwoordde ik een beetje kattig. 'Ik wil ermee naar links, en hij gaat niet naar links.'
'Dat heet bakboord, als je op een boot zit,' merkte papa op.
'Ik wil niet weten hoe het heet!' gilde ik. 'Ik wil weten hoe ik erheen moet gaa- aaaaargh!' Dat laatste, dat 'aaaargh' dus, zei ik omdat ik plotseling tóch naar links ging.
Nou, okee, naar bakboord dan. Het was een hele plotselinge, scherpe bocht maar dat was het ergste niet. Het ergste was een soort dwarsbalk die aan de mast zat, en die razendsnel over de boot heen zwiepte. Vlak voor mijn neus langs. Als Kwetter niet net op tijd was weggedoken, had dat akelige ding haar hersens eruit gebeukt.
'Pas op voor de mast!' gilde ik naar papa en Michael. 'Die kan plotseling omklappen!'
'Dat heet een giek, zo'n balk,' moest papa zo nodig uitleggen. 'En dat omklappen heet aaaargh!'
'Hihi,' deed Kwetter. 'Daar gelooft ik niks van, dat dat aargh heet.'
'Waarom niet,' zei ik. 'Aargh is duidelijk het geluidje dat hoort bij het omklappen van de giek. En terecht, want dat kreng klapt zo snel voor je aaaaargh!'
'Och,' glimlachte Kwetter, die weer net op tijd was weggedoken, 'het is maar wat je snel noemt. Weet je wát er snel en onverwacht op je hoofd afduikt? De...'
'Boegoenese Springschorpioen,' zeiden we in koor. Want dat wist ik best. Daarna riep ik naar papa: 'Zeg, wij zijn per ongeluk van koers veranderd, jij moet ook even aarghen, anders krijgen we een botsing.'
'Dat heet een aanvari- aaaargh!' riep papa terug.
'Hoe is het met Michael?' riep Kwetter bezorgd. 'Ik ziet hem nergens! Duikt hij wel op tijd weg als jullie aarght?'
'Hij hooft niet weg te duiken,' zei papa. 'Hij ligt op de bodem van de boot, en hij is een beetje groen. Ik denk dat hij zeeziek is.' Even later zei hij: 'Ja, ik weet wel bijna helemaal zeker dat hij zeeziek is.'
'Ik ook,' antwoordde ik, want de kotsgeluiden waren tot in onze boot te horen, boven het ruisen van de zee uit.
Zo langzamerhand kon Jimmi ons gestoethaspel niet langer aanzien. Hij beende naar achteren, naar waar papa zat. Onze bootjes schommelden dolgedraaide wipkippen, maar Jimmi liep erdoorheen alsof het rostvaste grond was. Sterker nog, zijn passen waren zekerder dan ze aan land geweet waren. Halverwege ging papa weer per ongeluk aargh, maar Jimmi zag het aankomen, dook op zijn hurken, stond weer op en liep verder zonder ook maar iets van zijn snelheid verloren te zijn.
Hij ging vlak voor papa's neus staan en begon hem uitgebreid uit te leggen hoe hij zo'n boot moest besturen. In het Zuid-Mallotisch, helaas, dus papa kon weinig anders doen vriendelijk knikken en met handgebaren duidelijk proberen te maken dat hij er geen bal van begreep.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 1 juli 2013

De ruisende rust van de zee

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Welja,' zei mama, 'meneer steekt zijn vinger in het water en hij weet zogenaamd welke kant we op moeten. Dat slaat dus helemaal nergens op. Zo werkt het niet. De zee bestaat uit water, en vanwege de manier waarop stoffen zich in water verspreiden...'
Wij staken duidelijk zichtbaar onze vingers in onze oren. Het was duidelijk dat mama weer een of andere oersaai wetenschappelijk verhaal ging houden met moeilijke woorden waar we toch niks van begrepen.
Hoewel mama best zag dat we het niet wilden horen, ging ze toch gewoon verder met haar uitleg. Aan haar gezicht kon ik zien dat ze behoorlijk hard moest praten om boven Jimmi uit te komen. Ik haalde heel even mijn vinger uit mijn linkeroor, net lang genoeg om mama het woord '...verzadigingspunt...' boven Jimmi's gesjaggerijn uit te horen schreeuwen. Zie je wel, dacht ik, saai verhaal met moeilijke woorden.
Jimmi vond het maar niks, dat mama zo hard door hem heen zat te schreeuwen. Ik zag hem diep adem halen en daarna zette hij het, aan zijn gezicht te zien, op een bulderen. Nadrukkelijk wees hij nog een paar keer naar links.
Mama liet zich niet kennen en krijste nog harder. Haar gezicht werd rood. Aderen in haar nek zwollen op.
Jimmi verdubbelde zijn inspanning. Woedend sloeg hij met zijn gerimpelde vuisten op de rand van de boot.
Mama gebaarde woest met haar handen. Ze gilde nu zo hard dat ik haar duidelijk kon verstaan, hoe hard ik mijn handen ook tegen mijn oren drukte.
Verstaan wel, maar begrijpen niet. Het ging over suspensies en waterstofverbindingen en oppervlaktespanning.
Jimmi's gebrul hoorde ik trouwens ook, maar daar kon ik natuurlijk helemaal geen touw aan vastknopen.
Een minuut of vijf hielden ze het vol. Daarna vielen ze als bij toverslag allebei stil. Uitgeput lieten ze zich terugzakken in de boten (de laatste twee minuten hadden ze rechtop gestaan, zich vastgehouden aan de masten en zo ver mogelijk naar elkaar toe geleund over het water, tot hun voorhoofden elkaar bijna raakten; het was duidelijk dat ze allang niet meer probeerden ons iets uit te leggen).
Voorzichtig haalde papa zijn handen van zijn oren.
Al snel volgden wij zijn voorbeeld. Eventjes genoten wij met z'n allen van de ruisende rust van de zee.
Daarna opperde papa: 'Zullen we maar naar links gaan, dan? Zoals Jimmi zei? Of tenminste: zoals ik denk dat hij zei?'
'Tuurlijk,' zei Kwetter gul. 'Die meneer is niet gek, hoor. Die weet heus wel wat hij zegt. Mama denkt soms dat iets niet kunt, als zij het niet snapt. Maar mensen kunt soms meer dan je snapt, zelfs als je zo super-veel snapt als mama.'
'Goed,' zei papa. 'Naar links, dan!' Hij stuurde zijn boot naar links, wat nogal een riskante manoeuvre was want links van zijn boot lag onze boot en we hadden makkelijk een aanvaring kunnen krijgen als ik niet ook snel mijn stuur naar links had gedraaid.
Bij wijze van spreken dan. Want ook al stuurden we allebei naar links, onze boten gingen gewoon rechtdoor.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE