Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 31 maart 2014

Zou hij het merken?

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Fitz, die klaar was met het repareren van de leuning, nam nu de leiding over het programmeren van de stoelen. Dat wil zeggen, hij praatte een beetje tegen zijn bril en begon zich daarna met iedereen te bemoeien. Hij maakte onbegrijpelijke opmerkingen zoals: 'Pas op Marianne, geen lussen!' en 'Dat is geen valide subset, Hendricx!'
De mensen leken het niet vervelend te vinden dat hij voortdurend hun werk zat af te kraken. Integendeel, ze zeiden dingen als: 'Dankjewel voor de tip' en en 'Verhip, je hebt gelijk'. Maar toen er vijf minuten voorbij waren kreeg iedereen zoveel haast, dat ze alleen nog maar reageerden met een hoofdknik of een beetje gebrom.
'Het kan nog lukken, mensen,' riep Fitz toen er nog maar twee minuten over waren.
De zombies typten nu zo snel dat je hun vingers bijna niet meer zag. Sommigen vergaten adem te halen, zó hard waren ze aan het werk.
'Nog zeven seconden!' riep Fitz. 'Nog drie! Nog... Ja! Ja! We hebben het gehaald. Nét op tijd! Hoera!!'
'Hoera!!' antwoordde iedereen. Tranen van opluchting stroomden langs hun wangen.
Ik keek even om me heen. Meneer Clusjes was nergens te zien.
'Sorry hoor,' zei ik tegen Fitz, 'maar wat maakt het uit of jullie een paar seconden eerder of later klaar zijn? Denk je dat Clusjes het zou merken als je twee seconden langer dan een half uur bezig was geweest?'
'Het gaat er niet om, of hij het merkt,' legde Fitz uit. 'Het gaat erom dat... dat... dat je altijd precies moet doen wat hij zegt, snap je wel? Dat willen we zelf gewoon graag. Meneer Clusjes verwacht elke dag weer het onmogelijke van ons. En dat vinden wij fijn. Want dan weten we dat wij het soort mensen zijn, dat onmogelijke dingen kan doen. En dat maakt ons bijzonder. Ja, dat is het. Meneer Clusjes maakt ons bijzonder!'
'Ik weet wat u bedoelt,' knikte mama. 'Ik mag morgen een BOF-praatje houden, en...'
Ontroerd nam Fitz haar handen in de zijne. 'Wij begrijpen elkaar,' sprak hij met een brok in zijn keel.
Om ons heen was het zombieleger nog bezig met elkaar op de schouders te kloppen en te omhelzen. Degenen die vergeten waren te ademen, deden nu hun best om de afgelopen twee minuten in te halen.
'Dit is Josephine Laarmans!' riep Fitz tegen zijn collega's. 'Ze mag morgen een BOF-praatje houden! Ze begrijpt ons, ze is één van ons!'
'Hoera,' riep iedereen weer, en ze kwamen naar mama toe om haar handen te schudden en haar te omhelzen.
'Hm,' zei papa.
'En dan nu,' zei Fitz, 'zal ik jullie je hotelkamers laten zien.' Hij vroeg aan zijn bril in welke kamers wij sliepen. Kennelijk gaf zijn bril hem een indrukwekkend antwoord, want Fitz floot zachtjes tussen zijn tanden en zei: 'Nou nou, jullie boffen maar!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 28 maart 2014

Hulp van een Zombie-leger

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Maar dat kwam later pas. Op een heel andere plek, met een heel andere man en een heel andere baas. Voorlopig stonden we nog met z'n allen in het Swinefeller Auditorium, en Fitz ging aan het werk om die stoel te repareren. Met een koortsachtige haast haalde hij schroevendraaiers, lijm, naald en draad, een las-apparaat, plakband en koperdraad te voorschijn en toog aan het werk. Hij bleek heel erg handig te zijn; zijn vlugge vingers dansten over de leuning van de stoel, van naald naar draad naar lijm naar schroef en weer terug. Binnen een kwartier was de stoel zo goed gerepareerd, dat je nergens aan kon merken dat hij ooit kapot was geweest.
Wij stonden er vol bewondering naar te kijken. Of, in mijn geval, halfvol bewondering. Fitz was en bleef tenslotte een suffe, snotterige slijmbal.
Meneer Clusjes vond het nog minder interessant dan ik. Al na een halve minuut keek hij op zijn horloge en zei: 'Over negenentwintig en een halve minuut ben jij hier klaar, Fitz. Dan doet alles het weer. Daarna mag je deze mensen de weg wijzen. En als het niet klaar is roep je een collega. Die leidt dan de gasten rond. Daarna ga je naar juffrouw Ellen. Die zorgt voor je ontslag-papieren.' Hij wendde zich tot ons. 'Ik heb het druk. Ik spreek jullie later op de avond weer.' Haastig beende hij de deur uit.
Zodra hij vertrokken was doken er honderden mensen op uit de duisternis van de vergaderzaal. Ze waren allemaal bleek, en allemaal hadden ze donkere kringen rondom hun ogen, zodat ik heel eventjes dacht dat de grote zombieplaag, die ik in zoveel computerspelletjes had bestreden, werkelijkheid geworden was. Had ik nu maar een kettingzaag, dacht ik.
Maar het viel mee. Het waren gewoon de collega's van Fitz, bleek geworden van het altijd binnen zitten en met wallen onder hun ogen van zorgen en slaapgebrek.
Waarschijnlijk lagen ze de hele nacht wakker, piekerend over nieuwe manieren om zich te vernederen voor meneer Clusjes.
'We hebben alles gehoord, meneer Fitzpedro!' riepen ze. 'We vinden het heel erg voor u! We zullen u helpen, net zoals u ons altijd helpt. We gaan alles op alles zetten om die stoelen weer aan de praat te krijgen, ook al moeten we er een heel nieuw computerprogramma voor schrijven!'
'Daar is het te laat voor,' gromde Fitz (die blijkbaar Fitzpedro heette. Dat is een beetje een rare naam, dus ik kon me wel voorstellen dat meneer Clusjes er Fitz van maakte). 'Over het eerste programma hebben we met z'n allen drie weken gedaan!'
'We zullen het doen, meneer Fitzpedro! Ook al kan het niet! Want het moet. Meneer Clusjes wil het!' Met die woorden haalden ze overal computers vandaan en ze gingen aan het werk.
De meesten werkten gewoon op kleine, draagbare computers, maar er waren er ook veel die op hun telefoons werkten. Sommigen begonnen op hun horloges te typen, of op de stoelen, op hun brillen en een enkeling zelfs op zijn schoen of zijn broekriem.
Eén van de zombies, een dikke mevrouw die een soort knot op haar hoofd had waar drie balpennen uit staken, riep na twintig minuten: 'Ik denk dat we het gaan halen, meneer Fitzpedro! Ik wete het niet zeker, maar ik denk dat we het gaan halen!'

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 26 maart 2014

Een verachtelijke peer

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Hij barstte in lachen uit. Hij gooide zijn hoofd in de nek en lachte zo hard dat hij er buikpijn van kreeg.
'Pijn doen!' hinnikte hij. 'Ik, iemand pijn doen! Wat een idee! Dat zou ik nooit doen! Ik weet niet eens hoe dat moet.'
De dikke bleke peer die Fitz heette lacht voorzichtig mee.
Een tijdje lang hoorde je alleen het gebulder van Clusjes en het slijmerige gegrinnik van de peer.
Daarna zei meneer Clusjes op serieuze toon: 'Ik ben een vreedzaam mens. Ik ben tegen geweld. Heel erg tegen. Ik verafschuw oorlog. Zal ik je eens wat vertellen? Daar doe ik het allemaal voor. Voor de vrede! Al mijn uitvindingen. Al mijn oplossingen. Die zijn er voor de vrede. Want ze maken de mensen gelukkiger. En rijker. En rijke, gelukkige mensen voeren geen oorlog. Daar gaat het om! Dat is mijn doel!'
Mama klapte enthousiast in haar handen. 'Bravo!' riep ze. 'Leve meneer Clusjes!'
'Bravo!' riep Fitz.
'Bravo,' riepen tientallen stemmen uit de duisternis van het Swinefeller Auditorium.
'Laat dat een les voor jullie zijn, kinderen,' zei Fitz. 'Meneer Clusjes zou nooit iemand pijn doen!'
'Maar waar bende jij dan zo bang voor?'
'Ik was bang, dat meneer Clusjes mij zou ontslaan,' antwoordde Fitz. 'Dan... dan werk je niet meer voor de hipste uitvinder aller tijden. Dan... dan... dan hoor je er niet meer bij!' Bij de gedachte alleen al brak het zweet hem uit. Dikke druppels kropen over zijn voorhoofd naar beneden. Zijn gezicht bleef bleek, maar zijn nek en zijn oren werden rood. Met een kruiperige blik keek hij naar meneer Clusjes. Als een hond die een schop van zijn baas heeft gehad, maar toch nog hoopt op een hondenkoekje.
Wat een slapjanus ben jij, dacht ik. Als je baas je bedreigt met een stoomwals – ja, dan snap ik wel dat je smeekt om je leven. Maar als je baas tegen je schreeuwt en je ontslaat vanwege een stoel, die hij zelf kapot heeft getrapt, dan zou je blij moeten zijn dat je van hem af was.
Mijn ouders konden echter wel begrijpen wat er in die waardeloze Fitz omging, blijkbaar, want ze kregen medelijden en zeiden: 'Ach, meneer Clusjes, geeft u hem nog één kans.'
'Vooruit dan maar,' zei meneer Clusjes. 'Je hebt geluk, Fitz. Je hebt nog één kans. Over een half uur is deze stoel gerepareerd. En niet alleen deze stoel. Alle stoelen doen het dan weer. En daar ga jij voor zorgen. Dat is je kans. Begrepen?'
'Jawel meneer. Dank u wel meneer,' zei Fitz met trillende wangen. Even dacht ik dat hij op zijn knieën zou zinken, om de voeten van meneer Clusjes te kussen. Maar het viel mee.
Eigenlijk wel jammer. Ik had dat wel eens willen zien, een volwassen man die letterlijk de voeten van zijn baas kust. Ik had zo het gevoel dat dit mijn enige kans was: als die slijmerige worm van een Fitz de voeten van meneer Clusjes, die door iedereen zozeer aanbeden werd, niet zou kussen, dan kust niemand de voeten van niemand.
Dacht ik.
Jongens jongens, had ik even ongelijk.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 24 maart 2014

De stemming slaat om

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Meneer Clusjes wendde zich tot ons. 'Jullie hebben maar geluk. Een moeder die computerspelletjes maakt! Mochten jullie die testen? Nou, dat hebben jullie dan goed gedaan. Het is een fantastich spel geworden! Iedereen vindt dat. Iedereen! Gefeliciteerd, hoor!' Hij pakte onze handen en schudde ze tot onze armen er bijna af vielen.
Daarna ging hij ons voor, de duistere zaal in. 'Ik vind uw spelletje echt leuk,' zei hij tegen mama. 'Ik ben onder de indruk! En heel benieuwd naar uw BOF-praatje! Dat begrijpt u zeker wel, he?'
Even keek hij om zich heen. 'Waar zit iedereen toch? Dit bevalt me niks! Zou alles al klaar zijn voor morgen? Dat kan ik me niet voorstellen. Het kan al-tijd beter! Hee meisje, wat doe jij daar?'
Kwetter probeerde een stoel te slopen, zo te zien. Ze had met haar handen de rugleuning vastgegrepen. Met haar voeten zette ze zich af tegen de rugleuningen van de stoelen links en rechts, en ze trok uit alle macht.
'Hou daar mee op!' snauwde meneer Clusjes. 'Dat is geen sinaasappelkistje! Dat is een gevoelige machine!'
'Ik maakt 'm niet stuk, hoor,' zei Kwetter verontwaardigd. 'Ik probeert alleen of de stoelen vast staat.'
'Eh, Kwetter,' zei ik, 'natuurlijk staan ze vast. Ze zitten aan de vloer geschroefd. Dus... ja...'
'Maar waarom zegde die meneer daarnet dan: de stoelen bent vastgeloopt?'
Deze onschuldige woorden hadden een bijzondere uitwerking op meneer Clusjes.
Hij stond stokstijf stil, spande al zijn spieren en haalde zo woest adem dat het floot in zijn neus.
Langzaam wendde hij zich tot Kwetter. 'Wat zei je daar?'
'Die meneer zegde: de stoelen bent vastgeloopt. En ze staat ook vast, maar dat is vanwege de schroeven, dus...'
Meneer Clusjes leek te ontploffen. Zijn hoofd werd zo rood als een tomaat, hij zwaaide woest met zijn vuisten en sprong op en neer. 'Fitz!' brulde hij. 'Waar zit je? Waardeloze idioot die je bent! Kom te voorschijn, jij varken! Achterlijke lamstraal! Fitz! Fiiiitz! Wat heb je met mijn stoelen gedaan? Misselijk stuk ongeluk!' Hij schopte woedend tegen een stoel.
Dezelfde stoel waar Kwetter tevergeefs aan had gehangen. Kwetter was veel sterker dan deze magere, slungelige kerel, maar zijn woede gaf hem blijkbaar een uitzonderlijke kracht. Hij brak met één trap de rugleuning van de stoel af.
De stoel, die immers ook een computer was, zat vol elektrische draadjes. Die staken vonkend en knetterend uit het restant van de zitting.
Die aanblik maakte meneer Clusjes nog kwader, dan hij al was.
'Fitz!' bulderde hij. 'Kijk nou eens wat ik gedaan heb! Door jouw schuld! Als je nou niet onmiddellijk hier komt dan, dan, dan...'
Hij zei er niet bij wat er dan-dan-dan zou gebeuren, maar aan zijn gezicht te zien zou het waarschijnlijk iets met een stoomwals te maken hebben.
Bevend kwam Fitz uit het duister te voorschijn. Het was de meneer die we eerder al gesproken hadden. Een dikkige man met een hoofd in de vorm van een peer, stug zwart haar en ongelukkige ogen.
Tranen welden in die ongelukkige ogen op, toen Fitz voor zijn baas op de knieën viel en smeekte: 'Alstublieft, spaar mij! Geef me nog één enkele kans! Doe het niet, ik smeek het u, heb medelijden!'
Kwetter ging tussen Fitz en meneer Clusjes in staan en zei streng: 'Ik weet niet wat jij van plan is, maar jij moet deze zielige meneer geen pijn doen, hoor!'
Pfff. Meiden. Dreigt er eindelijk eens iets leuks te gebeuren, iets met een stoomwals – het soort dingen dat je normaal alleen in tekenfilmpjes ziet – en dan gaan zij weer zeuren van niet doen anders is het zielig. Ik werd er stikchagrijnig van.
Ook op meneer Clusjes hadden Kwetters worden een opmerkelijke uitwerking.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 21 maart 2014

Een ontmoeting met meneer Clusjes

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'De stoelen zijn vastgelopen,' zei de meneer. 'Je kunt er geen filmpjes meer op kijken. Je kunt er geen berichten meer mee versturen, je kunt er geen drankjes mee bestellen. Kortom, je hebt er helemaal niets meer aan.'
'Je kunt er toch nog op zitten?' vroeg Gaby brutaal.
De man keek haar aan alsof er opeens groene antennes uit haar hoofd groeiden.
'Eh... eh... ja, natuurlijk kun je er op zitten. Het zijn stoelen. Ze zitten heerlijk. Maar zitten kun je ook op de grond. Of op een omgekeerd sinaasappelkistje. Maar de mensen kunnen toch niet naar de BOF-praatjes kijken op sinaasappelkistjes?'
'Het zijn ook geen sinaasappelkistjes,' hield Gaby koppig vol.
'Dat denk jij,' zei de meneer. Hij keek schichtig om zich heen, of niemand hem kon horen, en toen fluisterde hij: 'En ik vind dat eigenlijk ook. Maar meneer Clusjes denkt daar héél anders over. En het is bijna drie uur. Dan komt hij kijken. Of alles in orde is voor de BOF-dag morgen. We willen hem niet teleurstellen, snap je?'
Mama knikte ernstig. Wie wil er nou meneer Clusjes teleurstellen? Daarna vroeg ze bezorgd: 'Krijgt u het wel weer in orde? De BOF-praatjes gaan toch wel dóór, he?'
De meneer gaf geen antwoord. De meneer was weg. In de paar seconden die we naar mama keken (omdat het onbeleefd is om degene die praat niet aan te kijken) was de meneer spoorloos verdwenen.
'Waar bent-ie nou?'
'Ja, waar is-ie?'
'Hij rende plotseling weg,' zei mama. Ze gebaarde vaag naar de grote zaal. Daar waren nog niet veel lampen aan; het leek een immense donkere grot, en in die duisternis waren alle honderden mensen, die we daarnet nog als mieren door elkaar zagen krioelen, weggevlucht.
'Nou jaaaaa,' zei mama verontwaardigd. 'Hij ging er midden in mijn zin vandoor! Dat is... dat is...' ze zocht naar een woord dat sterk genoeg was om te beschrijven hoe verschrikkelijk fout dat was. Hoe afschuwelijk laag-bij-de-gronds, achterbaks en gemeen. 'Dat is... onbeleefd!'
'We zijn hier in Amerika, schat,' zei papa. 'Ze doen de dingen hier anders.'
'Onzin,' snauwde mama. 'Amerikanen zijn de beleefdste mensen op aarde. Ze wensen je altijd met een vriendelijke glimlach goedendag. Wat wil een mens nog meer?'
Papa wilde iets terugzeggen, maar op dat moment kwam er een lange, magere man naar ons toe. Zijn haar was kort geschoren en zijn gezicht was hoekig. Hij droeg en klein, rond brilletje. 'Waar is iedereen?' vroeg hij wantrouwig. 'Waarom is hier niemand aan het werk? Waarom hangen de posters er nog niet? Wie zijn jullie?'
'Wij zijn de familie Laarmans,' zei mama.
Die woorden hadden op de lange man een bijzonder effect. Zij hele gezicht klaarde op, tot hij zo enthousiast keek als een kleuter met een ballon. Hij pakte mijn moeders hand vast en schudde die zo krachtig en langdurig, dat het leek alsof hij water uit haar oor probeerde te pompen.
'Wat geweldig!' riep hij opgetogen. 'Wat leuk om u te ontmoeten! Eindelijk. Ik kan niet wachten op uw praatje! Het wordt fantástisch. Dat weet ik zeker. Nu al. Nu al weet ik het zeker!' Hij liet mama's hand los en pakte die van papa met allebei zijn handen vast. En daar begon het pompen weer, terwijl hij uitriep : 'En u moet meneer Laarmans zijn. Dat móet gewoon! Wat past u goed bij haar! Wat een leuk stel bent u! U bent het financiële brein he? Nee, ontken het maar niet. U levert het geld voor dat fan-tás-tische spel. En weet u wat ik gehoord heb? U ben een beetje ondeugend!' Hij gaf papa een dikke knipoog. 'Dat geld heeft u gestolen. Nee, ontken het maar niet! Ik weet er alles van. Meneer Dogger heeft me erover verteld. Ik houd niet van bankovervallers. Maar wel van u. U bent anders. U overvalt banken op de goede manier. Op de béste manier. U overvalt banken met...' Plotseling veranderde zijn gezicht. Hij keek als een monnik, die God op bezoek krijgt, terwijl hij zei: 'een computer.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 19 maart 2014

Het Swinefeller Auditorium

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Wie denkt dat we door al dit gedoe te laat bij de zaal kwamen, die kent mijn vader niet. Mijn vader houdt nogal van organiseren en zaken regelen, en van goed nadenken voordat je iets doet, en al dat soort dingen meer. Plannen maken en zo.
We kwamen weliswaar tien minuten later aan dan hij gepland had, maar dat gaf niks want we waren precies een dag te vroeg. Nou ja, niet precies een dag, natuurlijk.
Precies een dag min tien minuten.
De BOF-praatjes worden gehouden in het Swinefeller Auditorium. Dat is een groot vergadergebouw. Er zijn daar zo'n twintig vergaderzalen. In de kleinste staat een ronde tafel waar zes mensen omheen kunnen zitten.
In de grootste zaal passen vijftig duizend mensen.
Normaal traden hier popsterren op, maar soms waren er ook vergaderingen. Hele grote vergaderingen, bijvoorbeeld als de president kwam uitleggen waarom hij de beste was. En dat je hem opnieuw zou moeten kiezen.
Of vergaderingen van hele grote bedrijven, die aan iedereen wilden vertellen hoe ontzettend veel winst ze hadden gemaakt in het afgelopen jaar, en dat ze een paar duizend mensen gingen ontslaan om de winst nog hoger te maken.
En er waren natuurlijk, één keer per jaar, de BOF-praatjes. Daar was de zaal wereldberoemd om. Als je aan mensen in Madrid of Melbourne of Moermansk iets vertelde over het Swinefeller Auditorium, dan keken ze je glazig aan: het wàt?
Maar als je dan zei: dat is de zaal van de BOF-praatjes, dan wisten ze meteen wat je bedoelde. Dan werden ze razend enthousiast. Het Swinefeller Auditorium! Ja, ja! Dat kenden ze natuurlijk wel! Wat een fantastische zaal was dat!
En het wás ook een fantastische zaal. De stoelen waren heerlijk zacht en luxe, maar niet zo zacht dat je erop in slaap zou kunnen vallen. Ze waren zo gemaakt dat je automatisch rechtop ging zitten, zodat je juist wakkerder werd en, als vanzelf, opletten ging luisteren wat er gezegd werd.
En dat was nog niet alles. De stoelen waren niet alleen maar stoelen.
Nee, iedere stoel was bovendien... een computer! (Ideetje van meneer Clusjes). Een computer waarop je meteen aan al je vrienden kon laten weten wat voor een interessant BOF-praatje je zojuist gehoord had. En waarop je berichtjes kon sturen aan het personeel van de zaal, bijvoorbeeld over dat je graag een luxe kopje koffie wilde. Of een hippe salade van besjes uit China met graan uit Peru.
En waarop je kon kijken wat er op het podium precies gebeurde. Dat is trouwens geen overbodige luxe, als je achteraan zit. In een zaal met vijftigduizend stoelen.
Toen wij er aankwamen, leek de zaal nog niet echt op een zaal. Het leek meer op een mierenhoop.
Tientallen, nee hónderden mensen krioelden door elkaar als insecten in totale paniek. Zweet stond op voorhoofden. Ogen staarden groot en verschrikt in het niets. Monden mompelden onverstaanbare zinnetjes.
Mama greep de eerste de beste meneer bij zijn arm.
'Wat is er aan de hand?' vroeg ze.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 17 maart 2014

Met de bus is lekker normaal

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Vanuit de haven moesten we nog een kwartier met de bus.
Het was raar om in een bus te zitten.
We hadden wel vaker in bussen gezeten, natuurlijk, maar dat was al weer een hele tijd geleden. De afgelopen jaren hadden we rondgereden in tanks en gestolen politiewagens, rondgezwierd aan lianen, over de zee gezeild en onder zee ge... ge... geönderzeeërd. In ons blote niksie door het moeras gewaad, met pantserwagens dwars door huizen heen gereden, onder helikopters gehangen... Ja, wij hadden zo ongeveer alles wel gedaan wat je kunt doen, wat vervoer betreft.
Gevaarlijke, spannende dingen
Maar zoiets simpels als een ritje in een gewone stadsbus? Nee, dat hadden we al die tijd niet gedaan. Niet kúnnen doen. Te gevaarlijk. Want in de bus zitten allerlei mensen. Mensen die misschien wel weten dat je een terrorist bent. En die dan de politie gaan zitten bellen.
Dan komt de politie achter je aan, wat op zich geen ramp is. Ik bedoel: aan de politie kun je best nog ontsnappen. Als je zelf, bijvoorbeeld, in een gestolen politiewagen zit.
Maar als je in een gewone stadsbus zit? Een bus die je niet eens zelf mag besturen? Vergeet het maar.
Nee, in bussen kun je alleen rijden als je echt helemaal honderd procent zeker officieel geen terrorist bent.
En dat waren wij nu. We konden weer een gewoon leven leiden.
Daarom voelden we ons zo vreemd daar in die bus.
Ik zelf voelde het niet meteen bij het instappen, maar toen we eenmaal op een bankje zaten zei papa met schorre stem: 'Fijn he jongens, een ritje...' Hij perste heel even zijn lippen op elkaar en slikte iets weg. '...een ritje met de bus?'
In mama's ogen zag ik heel even een traantje blinken. Ze knipperde met haar ogen en het was weg: wetenschappers huilen niet. Dat heeft invloed op de resultaten, denk ik.
Maar toen ik mama's oog zag glimmen, toen moest ik zelf ook bijna huilen.
Gelukkig kon ik me nog een beetje inhouden dankzij Kwetter. Want die begon te roepen: 'Ja, nou en of dat fijn bent! Bussen bent heel bijzonder! Daar hebt in ik nog nooit ingezeten! Joewieie! Ze sprong op en neer op de bank, en van pure pret wilde ze haar boek uittrekken.
Dat wil ze altijd als ze blij is, want ze komt uit Boegoe-Boegoe en daar dragen de mensen geen kleren.
Er rijden trouwens ook geen bussen. Te modderig.
Gaby en ik moesten Kwetter tegen de grond worstelen, zodat mama haar broek weer dicht kon knopen. Mama is héél streng op het gebied van broeken aanhouden. En op netjes eten en beleefd zijn en alle andere vormen van fatsoen.
Kwetter tegen de grond worstelen is best lastig, want ze is supersterk en razendsnel. Ze klauterde in de ijzeren stangen tussen de bankjes ze sprong heen en weer, maakte salto's en koprollen. Mama, Gaby en ik holden achter haar aan. Het werd een wilde achtervolging. Alleen papa bleef op zijn bankje zitten. Hij steunde met zijn hoofd in zijn handen en mompelde droevig: 'Ach, wie houd ik eigenlijk voor de gek? Normaal wordt het nooit meer.'
De chauffeur zette de bus stil, want de andere passagiers hadden nogal wat last van ons. De rest van het stuk moesten we lopen.
Dat was niet zo leuk, maar in ieder geval had ik niet hoeven huilen of zoiets stoms. En dat is ook wat waard.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 14 maart 2014

Een betreurenswaardig misverstand

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


Papa had de Tsaar Peter naar het vasteland gevaren en voorzichtig gingen we een haven binnen. Wat zou er gebeuren als we van boord gingen?
Tot nu toe waren we in ieder geval niet lastig gevallen. Papa was een beetje bang geweest dat er bij de ingang van de haven motorboten op ons zouden wachten. Motorboten van de politie-te-water.
Die lagen er niet. Maar waarom niet? Omdat de politie ons met rust wilde laten? Of omdat we torpedo's aan boord hadden? Van een goed bewapende duikboot kan zo'n politiebootje het onmogelijk winnen, dus een verstandige agent ziet duikboten door de vingers en gaat ergens anders heen, om minder gevaarlijke dingen te doen. Visvergunningen controleren aan het kanaal. Moet ook gebeuren. Is ook belangrijk. Zou ik zeggen, als ik een agent was.
Maar ik ben helemaal geen agent, dus... ja...
Weet ik veel hoe die mensen denken. Misschien denken ze wel: Joepie! We gaan een levensgevaarlijke terrorist arresteren! Eindelijk het echte werk!
Hoe dan ook, ze waren er niet.
En op de kade stonden ook geen politiewagens om ons op te wachten.
We gingen gewoon van boord en wandelden op ons gemak naar het kantooortje van de havenmeester. Onderweg zagen we een paar posters met mama's gezicht erop. Daarboven stond in grote dikke letters: 'Niet gezocht!' en eronder, in iets kleinere letters: 'U krijgt geen enkele beloning als u deze brave burger lastigvalt. Echt, serieus: laat haar met rust! Leg haar geen strobreed in de weg! Het was allemaal een betreurenswaardig misverstand.'
Er waren ook posters van papa, en posters waar ons hele gezin op stond.
'Tjonge jonge,' zei papa onder de indruk. 'Ik wist wel dat meneer Clusjes invloed had, maar dat hij dit voor elkaar kon krijgen, had ik niet verwacht.'
Het kantoortje van de havenmeester hing helemaal vol met niet-gezocht posters, en de havenmeester – een pukkelige jonge man in overhemd en stropdas – heette ons hartelijk welkom.
'Mijnheer en mevrouw Laarmans! Ik verwachtte u al. En daar zijn de kids: Michael, Gaby en Kwetter. Welkom, welkom. Jullie willen een aanlegvergunning, denk ik? Geen probleem, hoor!'
'Fijn,' zei mama beduusd.
'Heel fijn,' mompelde papa.
Hoe wist u dat wij hier zouden komen?' vroeg Gaby wantrouwig.
De havenmeester knipoogde. 'Ik hoor wel eens wat,' zei hij en hij keek heel tevreden met zichzelf. 'Ik ben fan van de BOF-praatjes, moet u weten. Ik mis er nooit één.' Hij gebaarde naar zijn bureau. Daarop stonden twee computers. Eentje voor kantoorwerk en eentje om BOF-praatjes te kijken. Er was een praatje bezig, een herhaling van vorig jaar.
'De echte fans,' fluisterde hij met twinkelende ogen, 'de échte fans weten allang wie er BOF-praatjes gaan houden, komende zaterdag. Meneer Clusjes zelf gaat spreken, wist u dat?'
Mama verbleekte. 'Ik... ik... nee, dat wist ik niet.'
'Oh, wij fans weten dat allang,' grijnsde de havenmeester. 'Alleen over u was nog een beetje discussie. Sommigen zeiden: meneer Clusjes nodigt toch geen terroristen uit? Maar anderen zeiden: ach, misschien is ze helemaal geen terrorist, misschien was dat allemaal een misverstand.' Hij gebaarde naar de posters. 'En u ziet wie er gelijk had! Hier is uw vergunning. Het was een eer u te ontmoeten. En wilt u mij nu excuseren? Ik moet nog een paar weddenschappen incasseren. Ik wens u een goede dag, een aangenaam verblijf en voor zaterdag: veel succes!'


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

woensdag 12 maart 2014

Mama is ontzettend menselijk.

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Daarna was ze dus een heel dag bezig met het uitzoeken van swisj-geluidjes.
Grappig genoeg bleken die écht veel wetenschappelijker te klinken dan whoesj-geluidjes. Ik had zomaar het eerste gezegd wat in me opkwam, om mama af te leiden van onze opvoeding. Maar het bleek nog te kloppen ook. Kennelijk had ik er gevoel voor.
Dat heb je hè, als je een jongen bent. Dan heb je automatisch gevoel voor computers en zo.
Meisjes hebben dat niet. Die hebben meer gevoel voor ponies. En voor alles wat schattig is. Kijk, dat heb ik dan weer niet. Als je mij een foto laat zien van, pak 'm beet, een jong katje dat onder een kerstboom ligt te stoeien met een babypanda, dan zeg ik alleen maar 'Goh. Pluizige boel, daaro.'
Dus... ja...
Ik was de aangewezen persoon om mama te helpen met haar BOF-praatje. Papa had het ook wel gekund, misschien, maar die was te druk met de pannenkoeken en dergelijke. Trouwens, mama was nu klaar met de geluidjes en ging over naar de grapjes. Er moeten ook een paar grapjes in zo'n praatje namelijk, anders is het geen echt BOF-praatje.
Nu heeft mijn moeder, jammer genoeg, een heel erg slecht gevoel voor humor. Je kunt nu eenmaal niet alles hebben. Ze is al super-slim, en stoer, en lief – als ze dan ook nog eens grappig was, dan zou het niet meer menselijk zijn.
Nou, ze is menselijk, hoor!
Ze is ontzettend menselijk.
In de zin van: niet grappig.
Haar idee van een grap is bijvoorbeeld dat ze 'Mooie kuultjes' zegt in plaat van 'Molecuultjes'. Zogenaamd per ongeluk, als verspreking.
Of dat ze zegt: 'de meeste cómputerspelletjes zijn eigenlijk domputerspelletjes'.
Brrr.
Dat lijkt niet eens op een grap. Het is niet eens in de verte familie van een grap. Als grappen mensen waren, zouden ze die opmerking van mijn moeder een donker steegje binnensleuren en compleet in mekaar beuken, omdat-ie alle fatsoenlijke grappen te schande maakt.
En de humor van mijn vader is al niet veel beter.
Dus waar ik het dan van heb, dat is mij een raadsel.
Veel kinderen leren hun humor van de televisie, maar ik mag maar heel weinig televisie kijken.
Ik las altijd veel strips, toen we nog thuis woonden. Maar nu we midden op de oceaan ronddobberen zijn er geen boekwinkels of bibliotheken in de buurt, dus ik zit al maanden zonder.
Ik denk dat ik het mezelf geleerd heb. Dat is knap, hoor!
Misschien komt het ook een beetje doordat er hier zo weinig te doen is. Als je je echt hard zit te vervelen, dan ga je vanzelf grappen verzinnen. Zelfs Gaby heeft een soort van humor ontwikkeld, de laatste jaren.
Maar niet zo goed als dat van mij.
Ik was dus degene die de grappen moest verzinnen voor mama's praatje.
Dat bleek nog best wel ingewikkeld, want het praatje moest min of meer hetzelfde blijven, dus ik had steeds maar één zinnetje voor een grap.
Het moeilijkste was het, om grappen te verzinnen die óók nog leuk waren als mama ze vertelde. Het vertellen is net zo belangrijk als het verzinnen, ontdekte ik nu. Maar we zetten door, mama en ik. We zaten hele dagen de puzzelen en te oefenen, soms werkten we een dag lang aan één zinnetje. Maar die was dan ook helemaal goed.
Het bijzondere was: als mama die grappen 's avonds aan tafel uitprobeerde, moesten we alle vijf lachen. Mama en ik, omdat we hem bedacht hadden. Gaby en Kwetter, omdat die een leuke grap herkennen als ze er een zien. Maar ook papa, die nog geen grap zou kunnen verzinnen als hij er zijn leven mee kon redden, snapte vanzelf hoe leuk onze grappen waren. Snappen is makkelijker dan verzinnen, kennelijk.
Na drie weken was het praatje helemaal klaar.
En dat was maar goed ook, want de dag van het praatje stond op aanbreken.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 10 maart 2014

Het juiste geluidje

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


De weken daarna dacht mijn moeder maar aan één ding en dat was haar BOF-praatje.
Daar hadden we mooi mazzel mee, want ze dacht dus niet aan ons. Dat wil zeggen dat we computerspelletjes konden doen zo lang als we wilden, en dat we zo laat op konden blijven als we wilden, en dat we helemaal geen huiswerk hoefden te maken, en dat we niet verplicht moesten bewegen in de frisse buitenlucht omdat dat gezond was. Kwetter, die dol is op zwemmen, lag de hele dag in zee; het stukje oceaan waar we ronddobberden niet ver van de evenaar; het weer was heerlijk en het water was warm. Mijn zusje werd prachtig bruin, en dat zou Kwetter ook geworden zijn als ze niet krankzinnig oranje was geweest.
Ik werd helemaal niet bruin, want ik zat de hele dag binnen computerspelletjes te doen.
Papa gedroeg zich als de ideale ouder: hij zorgde voor ons, bakte elke dag pannenkoeken en waste onze kleren en ruimde onze rommel op, maar wat hij niet deed (en wat veel ouders juist wel doen, veel meer dan al het andere) is die flauwekul die ze 'opvoeden' noemen. Zoals je weet bestaat opvoeden vooral uit: tegen je kinderen zeggen wat ze niet mogen en wel moeten. Dingen zeggen is veel minder werk dan pannenkoeken bakken, en dat is de reden dat de meeste ouders zich liever bezig houden met de opvoeding dan met de pannenkoeken.
Gelukkig is mijn vader geen watje: hij is een stoere, degelijke kerel die het niet erg vind zijn mouwen op te stropen en zichzelf in het zweet te werken. Pannenkoeken te bakken tot hij erbij neervalt.
Stoere kerels zijn zwijgzaam. Ze zeuren niet de hele dag aan kinderhoofdjes over wat kinderen wel en niet horen te doen. In het begin maakte mijn vader nog wel eens wat foutjes op dit punt; dan begon hij te meieren over kleren op de vloer, huiswerk, meehelpen met schoonmaken en dat soort onzin, maar als je maar lang genoeg deed of je het niet hoorde, dan hield hij er vanzelf mee op. Uiteindelijk probeerde hij het niet eens meer.
Bij mama kwam je daar nooit mee weg, maar ja, die had dus wat anders aan haar hoofd en in zijn eentje kon papa het domweg niet van ons winnen.
Mama bleef maar schrijven aan haar praatje, en opnieuw schrijven, en ze maakte er en mooie flitsende presentatie bij met beeldjes uit haar computerspel en allerlei gekleurde, bewegende grafiekjes en statistiekjes die in en uit beeld zoefden. Ze maakten bij het zoeven een soort van whoesj-geluidje, en mama was serieus een hele dag bezig met het kiezen uit honderden verschillende whoesj-geluidjes. Die liet ze allemaal aan ons horen, en dan moesten wij zeggen welke we het meest wetenschappelijk vonden klinken.
'Doe normaal!'gilden wij. 'Het zijn whoesj-geluidjes! Ie klinken niet naar wetenschap! Die klinken gewoon naar whoesj! Wat is dit voor een stomme vraag?'
'Ik wou dat je ophield met die flauwekul en je weer eens met ons bemoeide,' ging Gaby verder, maar ik zei snel: 'Hoho, Gaby, we moeten dat BOF-praatje wel serieus blijven nemen. Mama heeft echt een beetje tijd nodig, en het is onze taak om haar die tijd te geven en niet te gaan zeuren over dat we willen worden opgevoed of zo iets raars. Eh, eh... mam, moet je niet meer een soort Swisj-geluidje hebben? Dan een whoesj-geluidje?'
'Ik ben blij dat jij het tenminste serieus neemt,' zei mama.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 7 maart 2014

De kleuter en de vrachtwagen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Verbaasd keken we onze moeder aan.
'N... niet?' stamelde papa. 'Maar... terug naar de wetenschap, dat was toch altijd wat je het liefste wilde?'
'Nee hoor,' riep Kwetter. 'Boemen maken, dat doede jij het allerliefste, he mam?'
'Jullie hebben allebei een beetje gelijk,' glimlachte mama toegeeflijk. 'Dingen laten ontploffen, dat vind ik héérlijk. Het is verslavend. Het enige wat je denkt na het maken van een ontploffing, is: wat zal ik nú eens gaan opblazen. Liefst iets heel groots!'
'Jaaa! Joewieie! Boemmmm!'
'Maar op de lange duur,' ging mama verder, 'is dat niet echt bevredigend. Er komt een moment waarop je denkt: wat laat ik de wereld eigenlijk na? Wat heb ik gemáákt, in mijn leven? En dan is het antwoord: een hoop kuilen in de grond, gevuld met brokken beton en metselwerk. Dat is niet iets om trots op te zijn. Maar als je aan wetenschap doet, en je vindt een nieuw stof je uit, of een nieuwe manier om een oud stofje te maken, of je ontdekt dat een oud stofje eigenlijk helemaal niet kón, dan kun je tevreden sterven. Dan heb je de wereld iets gegéven.'
'Dus: terug naar de wetenschap,' zei ik.
'Misschien...' zei mama. 'Maar er is ook nog zoiets als... plicht. Ik bedoel: als er iets is wat gedaan moet worden, en jij bent de enige die het kan doen, dan moet je het doen, snap je wel? Als er bijvoorbeeld een kleuter de weg oploopt, en jij bent de enige die hem weg kan graaien voordat er een tien-tons vrachtwagen overheen dendert, dan heb je geen keuze. Je moet die kleuter redden. Waar of niet?'
'Ja, natuurlijk bent dat waar!' riep Kwetter vurig. 'Maar er bént hier geen kleuter. Anders hebde ik die al lang gered, hoor!'
'Daar twijfel ik niet aan, lieve Kwetter. Maar het gaat om het idee. Het idee dat er dingen zijn die je moet doen, omdat jij de enige bent die ze kan doen.'
'En... war hebben we het hier precies over?' vroeg Gaby voorzichtig. 'Toch niet toevallig over zoiets als: dat jij, door je BOF-praatje, fijn reclame kunt maken voor de wetenschap? En dat je daar dan heel beroemd en populair mee zou kunnen worden, zodat je veel op televisie komt en in kranten mag schrijven, zodat je nog meer reclame kunt maken voor de wetenschap, enzovoort?'
'Jij snapt het,' riep mama opgetogen.
'Puh,' zei ik, 'ik snap het toevallig ook, hoor. En ik vind het wél een goed idee. Terwijl Gaby...'
We keken allemaal naar Gaby. Die keek alsof ze op bezoek was bij mensen, en tijdens het eten opeens een slak ontdekt had in de sla.
Ze keek, kortom, alsof ze mama's idee maar stom vond.
Ja, als je nog maar elf bent, dan snap je nog niet hoe de wereld in elkaar zit, en hoe balngrijk een BOF-praatje wel niet kan zijn. Daar kun je de wereldgeschiedenis mee veranderen!
Probeer dat maar eens met een bom.
Nou is dat een beetje een slecht voorbeeld, want de geschiedenis is vaak genoeg veranderd met behulp van bommen, maar werd het daar allemaal beter van? Dat is nog maar de vraag, he?
Terwijl niemand kan beweren dat de wereldgeschiedenis ooit slechter is geworden van een BOF-praatje. Dus... ja...
'Maak je maar niet druk, lieve schat,' zei mama met een aai over Gaby's bol. 'Ik zal eerst dat praatje maar eens gaan houden. Dan zien we daarna wel weer verder.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 5 maart 2014

Waarom geen klittenband?

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Mama's gezicht straalde als de sterrenhemel.
'Jazeker,' zei ze, 'dat doet hij ook voor ons. Hij vindt het een groot probleem dat er zo weinig kinderen wetenschapper willen worden, en hij vindt dat ik mijn idee helemaal geweldig. Zo hoor je problemen op te lossen, zei hij. Kijk vanavond maar naar het nieuws, zei hij ook nog.'
Die avond keken we naar het nieuws.
Eerst was er een hoop akelig nieuws over de burgeroorlog in Armoestan, daarna een stukje over politiek (de minister van Defensie was al voor de vierde keer deze week over zijn eigen losse veters gestruikeld, en het Parlement wilde weten waarom hij niet overging op klittenband) en daarna was er een stukje over de Doggersbank. Die had vandaag wel vijf uur platgelegen, werd er verteld. Alle computers waren stilgelegd door computerboeven uit Nigeria.
Meneer Dogger kwam in beeld.
De interviewer vroeg hem of de bank veel verlies had geleden door deze aanval.
'Een paar miljoen,' zei Dogger tandenknarsend.
En, wilde de interviewer weten, waren er veel klanten overgestapt naar een andere bank?
Het was een genot om naar Doggers lelijke gezicht te kijken. Zijn pafferige wangen trilden van woede, en zijn ogen knipperden tegen de machteloze tranen.
'Honderden,' siste hij. 'Hónderden klanten ben ik kwijt.'
En was het probleem nu opgelost?
Dogger slikte moeilijk. 'Jazeker,' zei hij. 'Het zal niet meer voorkomen. Dat kan ik u keihard garanderen.'
Nog een laatste vraag. Iedereen wist van Doggers ruzie met de beruchte Donderkat. Zou het kunnen dat zij hierachter zat?
Doggers as-grauwe gelaat werd nog ongezonder van kleur. Wit met blauwachtig grijs. Ik wist niet dat een levend mens er zo uit kon zien. De bankier beet op zijn tanden en balde zijn vuisten. Het was duidelijk dat hij iets ging zeggen, wat hij heel, heel moeilijk vond.
'Nee hoor, de Donderkat heeft hier niets mee te maken,' fluisterde hij met een stem die kraakte als een oude planken vloer. 'Sterker nog: ik heb nu ruzie met... met die... die Nigeriaanse computerboeven. En niet meer met haar. De beloning voor het vangen van de Donderkat wordt ingetrokken. Dat maak ik bij deze bekend, en ik laat het overal ter wereld omroepen en aanplakken. Wat mij betreft is de Donderkat voortaan vrij om te gaan en te staan waar ze wil.'
Het was maar goed dat de Tsaar Peter, onze duikboot, aan het oppervlak dobberde met het luik open. Want we juichten zó hard, dat er waarschijnlijk scheuren in de romp waren gekomen als onze vreugde niet door het luik had kunnen ontsnappen.
'Vrij,' juichten we, 'eindelijk vrij!'
'We kunnen terug naar huis! Naar mijn eigen kamertje, met mijn eigen knuffels!' jubelde Gaby.
Ik deed maar net of ik dat niet hoorde. Ik bedoel: knuffels? Hallo! Je bent elf, zus! Dan mag je geen knuffels meer willen.
Of misschien ook wel, als je een meisje bent. Meisjes mogen veel meer dan jongens. Wij mogen niet eens meer soldaatje willen spelen, als we twaalf zijn. Dus... ja...
'Nu kun je terug naar de universiteit, schat,' glunderde papa. 'Terug naar de wetenschap!'
Mama, die het hardste had gejuicht van ons allemaal, keek mijn vader een beetje vreemd aan.
'Dát weet ik nog zo net niet,' zei ze.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 3 maart 2014

Het enige wat hij wil, is mensen helpen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Wat ik jullie nu ga vertellen,' zei mama, 'is ab-so-luut geheim. Ik bedoel dat jullie het aan niemand ooit mogen doorvertellen. Wat er ook gebeurt. Beloven jullie dat?'
Ja, natuurlijk beloofden wij dat. We moesten wel. Anders vertelde ze het niet.
Er zijn, zoals je misschien wel weet, verschillende soorten van beloven. Je hebt bijvoorbeeld: 'Ik beloof het (omdat ik anders mijn zin niet krijg)' en 'Ik beloof het (omdat ik zeker weet dat ik me aan mijn belofte ga houden)'.
Onze belofte om het geheim van meneer Clusjes niet door te vertellen lag ergens midden tussen die andere twee. 'Ik beloof het' betekende in dit geval: 'Ik ga heus wel proberen om het geheim te houden hoor, maar ja, je kan natuurlijk nooit weten, he?'
Dat betekent het eigenlijk meestal.
'Goed,' zei mama. 'Gaby had bijna gelijk. Meneer Clusjes gaat nergens een computer van maken. Dat heeft hij namelijk al gedaan. Hij zóveel computers gemaakt, en die zijn zó handig om te gebruiken, dat we bijna alles met computers doen. Computers moeten dus bijna alles kunnen. Daardoor zijn ze steeds ingewikkelder geworden. Tegenwoordig is er helemaal niemand, zelfs meneer Clusjes niet, die nog precies weet hoe een computer in elkaar zit. Computers worden ontworpen door een grote groep computer-wetenschappers, die samen...' Even was ze stil. Haar ogen begonnen te stralen bij de gedachte aan een heel gebouw vol met wetenschappers. Ze schudde even met haar hoofd en ging verder: 'Elk van die wetenschappers ontwerpt een klein stukje van een nieuwe computer, en al die stukjes samen vormen een geheel dat voor niemand meer precies te begrijpen is. Snappen jullie?'
Wij knikten een beetje beledigd. Zo ingewikkeld was haar verhaal nou ook weer niet.
'Goed. Dan snappen jullie ook wel dat het voor Clusjes niet moeilijk is om een paar trucjes in te bouwen in zijn computers, waar niemand iets van weet.'
'Trucjes?' vroeg papa achterdochtig. 'Wat voor soort trucjes?'
'Oh, gewoon. Dat je hem op afstand uit of aan kunt zetten, of kunt blokkeren, of dat je gegevens weghaalt of verandert. Dat soort dingen.'
Papa's ogen werden groot van ontzetting. 'K... kan hij dat? Maar... dan kan hij de baas spelen over alles en iedereen!'
'Dat kan hij ook,' knikte mama. 'Maar hij doet het niet, hoor. Hij wil dat helemaal niet. Het enige wat hij wil, is mensen helpen en hun leven beter maken. Alleen heel soms, als hij iets écht belangrijk vindt, dan pakt hij zijn telefoon. En dan belt hiju met, bijvoorbeeld, meneer Dogger. En dan zegt hij: “Luister eens, Dogger, de Donderkat komt bij mij een BOF-praatje houden. dat moet ze wel veilig kunnen doen. Haal jij die prijs even van haar hoofd? Anders leg ik je bank plat.”En dat doet meneer Dogger dan.'
'Dat zou me verbazen,' zei papa. 'Dogger is zo koppig als een bakstenen muilezel.'
'Dan gaat die bank plat,' zei mama eenvoudig.
'Woooh!' riep ik. 'Zou hij dat echt voor ons doen?'
'Ja hoor,' zei mama. 'Soms doet hij dat. Dan kan een bank opeens niet meer werken. Hun klanten kunnen geen geld meer opnemen of zaken doen. Op het nieuwds hoor je dan: bij die en die bank is ingebroken door een bende Russische computer-boeven. Of: dat en dat telefoonbedrijf is aangevallen door een club Amerikaanse computer-nerds. Of door een paar pukkelige pubers uit Tietjerksteradeel. In werkelijkheid is dat dan meneer Clusjes, die hen even laat voelen wie er de baas is.'
'Ik geloof je wel,' zei ik. 'Maar de vraag was: doet hij dat ook voor ons?


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE