Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 23 juni 2014

Een stukje van Armoestan sterft

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Hij had zijn geweer even op zijn rug gehangen, om Kwetter te kunnen grijpen, maar nu zij hem ontglipt was had hij natuurlijk zijn handen vrij.
'Oh jongens,' mompelde hij, 'wat heb ik een leuke dag vandaag.'
Nu is Kwetter natuurlijk zo snel als de wind en zo lenig als een elastieken aap, maar kogels ontwijken? Nee. Dat kan niemand. Zelfs zij niet niet.
Het was dus maar goed dat ik, terwijl zij met de soldaten aan het stoeien was, naar hen toe was gelopen. Met de rustige, grote passen van iemand die de situatie volledig onder controle heeft en die precies weet, wat hij gaat doen.
Helaas had ik nog niet echt een idee. Wat ik ga doen, dacht ik, is waarschijnlijk: overhoop geschoten worden. Maar Gaby en Kwetter zijn kleiner dan ik, en ik ben een jongen, dus ik moest voor hen zorgen. Zo zit dat nu eenmaal in elkaar.
Geloof me: ik zou gráág willen dat het anders was.
Gaby vindt mij altijd maar stom en ouderwets, als ik dit soort dingen zeg, maar nu zat ze wel me een soort bewondering naar me te kijken: wauw, hij gaat Kwetter redden!
Misschien deed ik het daar wel om. Om te bewijzen dat, in tegenstelling tot wat mijn zusje zegt, jongens niet allemaal krankzinnig zijn. Dat ze soms wel krankzinnig lijken, maar dat dat alleen maar voorbereiding is op een moment als dit.
Het moment waarop ze iets heel heldhaftigs doen.
Dat wil zeggen: iets heel, heel doms.
Dus... ja...
Iedere vastberaden stap bracht me dichter bij Zoezoe.
Helaas bracht geen enkele stap me dichter bij een idee.
Ik kwam net op tijd bij Zoezoe aan. Net op tijd om mijn hand op de loop van zijn geweer te leggen en die zachtjes naar beneden te duwen.
Zoezoe was ouder en sterker dan ik, maar toch kon hij mij niet tegenhouden. Dat kwam door de kracht van mijn vastberadenheid, daar was ik vast van overtuigd. Later ontdekte ik dat het kwam doordat de loop van het geweer als een soort hefboom werkte, waardoor zelfs een kleuter dat ding nog naar beneden had kunnen duwen.
Nou ja... vastberadenheid, hefboom – da's bijna hetzelfde.
Zoezoe, die net op dat moment de trekker overhaalde, schoot een stukje van de Armoestaanse grond overhoop. Vlak bij Kwetters voeten. Het was een zwaar kaliber geweer, dus dat stukje Armoestan was min of meer morsdood. Pech dan. Zo lang het Kwetter maar niet was.
Kwetter, die druk bezig was met wegrennen, keek even om toen ze het schot hoorde. 'Jij heeft lekker mis gepoest!' riep ze pesterig. Toen pas zag ze dat ik haar gered had. 'Michael!' riep ze ontzet. Bent jij nou helemaal! Jij hebde wel dood kunnen zijn!'
Nee, jij wint de eerste prijs voor voorzichtigheid, dacht ik bitter. Maar ik zei het niet, want ik had wel wat anders aan mijn hoofd.
Een pisnijdige Zoezoe stond tegen mij te schreeuwen: 'Dat zal je berouwen, slaaf! Ik schiet je dood! Nee, schieten is zo voorbij, weet je wat ik ga doen? Ik snijd je in dobbelsteentjes.'
'Kun je beter niet doen,' zei ik zo kalm mogelijk. Ik keek hem uitdagend recht in de ogen. Dat durfde ik eigenlijk niet, maar ik wilde niet wegkijken.
Zo lang we elkaar in de ogen keken, zag hij in elk geval niet dat ik in mijn broek had geplast van angst.
Ik vergat even dat hij dat toch al niet kon zien, want mijn broek was nog druipnat van het rivierwater.
Was dat even mazzel.
Want in zijn ogen zag ik iets wat onze redding kon betekenen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten