Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 29 juni 2012

Als een berkenboompje in de wind

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE



Daar had ik mooi mazzel. Ik bedoel: als die man een gewone zaag had genomen, had hij me zonder moeite in mootjes gehakt. Maar ja, je bent een maniak of je bent het niet.
Dus hij ging staan schutteren met dat gi-gan-tische ding. Hij had net zoveel moeite met het hanteren van zijn zaag, als ik met de mijne. Nauwelijks had hij het loodzware apparaat aangezet, of het ging er met hem vandoor. Naar links.
En mijn zaag wilde naar rechts.
Vond ik helemaal niet erg.
Die maniak was nogal gevaarlijk bezig.
Hij was tamelijk sterk, en daardoor slaagde hij er soms in zijn zaag van de grond te tillen. Maar dat kostte hem zoveel kracht, dat hij daarna niet meer in staat was het bakbeest onder controle te houden. Hij stond te zwaaien op zijn benen als een berkenboompje in de stormwind. Zijn zaag zwaaide lustig mee.
Alle kanten op.
Bijvoorbeeld vlak over de hoofden van zijn twee mede-maniakken. Die doken net op tijd weg. Jammer genoeg. Ik bedoel: ik gun het niemand om geraakt te worden door een kettingzaag, dat moet heel akelig wezen, maar als ik moet kiezen zeg ik: zij liever dan ik.
De twee maniakken dachten daar heel anders over.
Nadat ze voor het enorme apparaat van hun vriend waren weggedoken kwamen ze achter mij aan. En omdat ze groter waren dan ik haalden ze me vrij snel in.
Gelukkig was dat precies het moment waarop mijn zaag tegen een steen ketste. Of tegen een stuk metaal of weet ik veel wat.
In ieder geval, het ding deed ping en veranderde van richting. Vrij plotseling. Ik kon 'm nog maar net vasthouden; het scheelde maar weinig of ik vloog over de kop. Met een woeste zwaai schoot de zaag in de richting van de maniakken.
Die hadden zoiets niet verwacht, en ze sprongen in paniek achteruit. Daarbij hakte de ene, met de middelgrote zaag, bijna de ander doormidden. Die andere, degene met de zaag-die-niet-vanzelf-uitging, kromp echter in elkaar als een opgerolde egel. Hij bleef ongedeerd, maar moest wel zijn zaag laten vallen.
En wat denk je? Bleef het ding rustig op zijn plaats liggen njengen? Hahaha! Natuurlijk niet!
Nee, het kreng ging ervandoor.
Al met al werd de situatie een beetje onoverzichtelijk. We hadden nu 1 losse kettingzaag, 1 kettingzaag plus jongetje en 1 reuzenzaag plus maniak. Alle drie scheurden ze volkomen onvoorspelbaar het kamp door. Splinters hout en kluiten aarde vlogen her en der. Soms waren het zelfs behoorlijk grote splinters hout, die je niet – bijvoorbeeld – in de richting van je ogen wilde zien vliegen. De drie maniakken hadden, ondanks alle chaos en gevaren, dikke pret. Daar ben je tenslotte maniak voor. Brullend van enthousiasme renden ze rond, en ze probeerden mij en elkaar pootje te haken en in het pad van de losgeslagen zagen te duwen.
Op een veilige afstand van het kamp stonden alle andere houthakkers te kijken naar het gevecht tussen de drie maniakken en het veren-schuimrubber-kettingzaag-duiveltje. Ze porden elkaar zacht in de zij en mompelden. 'Ga eens een geweer halen, dan houden ze wel op.' 'Ach man, ga zelf een geweer halen.' Ze durfden geen van allen, want de geweren lagen in een container midden in het kamp en daar was het gevaarlijk.
Daar kwam meneer Smek ook achter.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 27 juni 2012

Veel is lekker en groot is mooi

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het was cola, uit een grote plastic fles die ik doormidden had gezaagd. Daar kwam ik later pas achter. Nu wist ik alleen dat ik nat was. En kleverig.
Dus... Ja...
Kleverig... veertjes... heel veel kleine stukjes schuimrubber... Moet ik het nog uitleggen?
Ik kwam uiteindelijk als een soort onherkenbaar monster, bestaande uit veren, korrelige vlokjes en een kettingzaag, de container uit gesprongen.
Dat deed de zenuwen van de houthakkers geen goed.
De vijf die ik uit elkaar had gejaagd, en die inmiddels allemaal een zaag hadden gepakt en voorzichtig op de container af waren geslopen, bleken nogal bijgelovig te zijn. Ze zagen mij aan voor een of ander duivels wezen, denk ik. In elk geval lieten ze hun kettingzagen vallen en holden ervandoor.
Dat was wel mooi.
Maar er waren er nog drie over en dat was minder mooi.
Die drie waren ook nog eens maniakken, en dat was het minst mooi van alles.
Maniakken zijn niet zo snel bang, namelijk. Omdat ze zelf zo ongeveer het engste zijn wat ze in hun hele leven tegenkomen, en dat geldt vooral voor maniakken met kettingzagen.
Deze drie hadden allemaal hun eigen, speciale maniakkenzaag.
De eerste had een zaag die je alleen 'aan' kon zetten. Het ding kon daarna niet meer uit. Die had ik al eens eerder gezien. Akelig ding.
De tweede had een zaag die twee keer zo groot en lang was als een normale. 'Veel is lekker en groot is mooi,' dacht hij waarschijnlijk. Dat denken maniakken vaak.
Ik zou zeggen dat dit verreweg de grootste zag ter wereld moest zijn. Ja, dat zou ik zeggen.
Als maniak nummer drie er niet geweest.
Maar die was er wel.
En hoe!
Zijn zaag was langer en groter dan die van de anderen. Het was de grootste die ik ooit had gezien Hij was niet alleen véél groter dan mijn zaag, hij was zelfs groter dan mij. Eigenlijk was hij zelfs groter dan de houthakker.
Dus... Ja...


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 25 juni 2012

Een zaag is geen hondje

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ik zocht panisch naar een aan-en-uit-knopje op mijn kettingzaag. Dat was niet moeilijk te vinden, maar ik kon het niet indrukken. De zaag was gemaakt voor mannen met grote houthakkershanden. Als mijn handen groter waren geweest, had ik nét met mijn duim bij het knopje gekund. Nu dus nét niet. Ik moest het ronde uiteinde van de zaag, het topje zeg maar, even op de grond laten rusten; dan had ik een hand vrij om het knopje mee te bedienen.
Klik. Aan.
Zo simpel was dat.
Behalve dan de dat tanden van de zaag zich, toen ik hem op de grond zette, meteen in die grond hadden vastgehapt. En toen ik de zaag aanklikte, en de ketting begon te lopen...
Toen zou, als ik groot en sterk was geweest, de zaag zich een eindje in de grond hebben geboord. En dan had ik 'm er weer uit kunnen halen, omdat ik groot en sterk was.
Maar ik was niet zo héél groot en sterk. Dus de zaag boorde zich niet in de grond.
In plaats daarvan trok de zaag zichzelf tandje voor tandje naar voren.
En ik moest mee.
En het ging niet bepaald langzaam. Wat een kracht zat er in dat ding! Mijn voeten hielden de boel maar nauwelijks bij: ik moest zo hard hollen als ik kon om de zaag bij te houden.
En sturen?
Haha! Je dacht toch niet dat ik de boel kon sturen?
Nee, de zaag was mij helemaal de baas, zoveel was duidelijk. Het leek wel of het ding leefde!
En je kon rustig zeggen dat het een hekel had aan houthakkers.
We stoven recht op een groepje van vijf houthakkers af. Die hadden maar nauwelijks de tijd om van hun verbazing te bekomen en opzij te springen.
Ze hadden koffie staan drinken, gelukkig, dus ze stonden niet zelf met hun zagen in de aanslag. Anders hadden ze zonder moeite een eind kunnen maken aan de hele toestand. En aan mij. Maar nu doken ze weg met de schrik in hun lijf.
'Pak ze!' riep ik tegen de kettingzaag. 'D'r achteraan! Pak ze!'
Maar een zaag is geen hondje.
Dus... Ja...
Het ding ging zijn eigen onvoorspelbare weg, hup, één van de slaapcontainers in. Daarbinnen stond, in een somber half-duister, een rij stapelbedden.
Daar wist mijn zaag wel raad mee! Njenggg, pootje doormidden, njeng njeng njeng nog drie pootjes, dwars door het matras in een sneeuwstorm van schuimrubber, en floef! daar ging het kussen. Veertjes dwarrelden door de hele container, ik zag geen hand meer voor ogen. Njengg njengg! Geen idee wat ik nu weer door had gezaagd, maar het gilde niet dus een mens zou het wel niet zijn.
Links en rechts hoorde ik stapelbedden instorten. Er kwamen steeds meer veertjes en vlokken schuimrubber de lucht in dwarrelen.
Opeens werd ik helemaal nat. Was dat bloed? Had ik iemand doormidden gezaagd? Had ik misschien een stukje van mezelf afgezaagd, zonder het te weten, en dat mijn lijf het nog niet gemerkt had zodat de pijn pas zometeen zou beginnen?


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 22 juni 2012

Haha! Een kettingzaag!

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


De boom viel zo vreselijk, dat de takken tegen elkaar zwiepten toen hij de grond raakte. Keihard. Links en rechts van mij klonken knallen zo hard alsof er even zo veel auto's tegen muren reden. Je kon net zo goed onder een heipaal gaan liggen als tussen die takken in. Vlak boven mijn hoofd sloeg een dikke knoest de tak, waaraan ik mij had vastgebonden, finaal aan splinters. Twintig centimeter lager en mijn hoofd had eruit gezien als een klodder aardbeienjam. Dus dat was mazzel. Aan de andere kant: ik kreeg een splinter in mijn oorlelletje en dat was ook geen pretje.
Mijn boom begon aan zijn glibber-de-glijtocht naar de houtwagen. Een van de houthakkers sprong erop en zaagde er njenggg-njenggg steeds meer takken vanaf, totdat we vlak bij het kamp waren.
Toen ontdekte de houthakker iets.
En ik ontdekte ook iets.
Ik ontdekte dat ik niet goed verstopt zat.
De houthakker ontdekte mij.
Hij keek verbaasd en ook een beetje angstig.
Dat was raar, want hij had een kettingzaag en ik was volkomen hulpeloos. Nog altijd vastgebonden aan een tak. Waar zou hij bang voor kunnen zijn?
Misschien, bedacht ik me, kwam het door die ene avond. Toen Gaby en ik door het kamp hadden rondgehold, met zogenaamd een bevriende mini-alligator. Dat was best een paniekerige toestand geweest, met rennen en schieten en kettingzagen in het donker, en het was erop uitgedraaid dat de gevaarlijkste, gemeenste houthakker van allemaal – meneer Hakmaranman – naar het ziekenhuis moest met zijn arm onder zijn oksel.
Dat was ook begonnen met een paar kindjes in een boom.
Dus... Ja...
Misschien waren de houthakkers wel heel bang voor kindjes in bomen.
De man begon angstig te brabbelen in een taal die ik niet kende.
'Boe!' gilde ik met mijn gemeenste gezicht.
Het werkte nog ook.
De houthakker sprong achteruit.
Nou denk je misschien: springen? Op zo'n glibbergladde boomstam, rond en bobbelig, die met een aardig vaartje door de modder glijdt? Is dat niet gevaarlijk? Vooral met een kettingzaag in je handen!
En dan heb je gelijk. Dat is heel gevaarlijk. Het springen lukt misschien nog wel, maar het neerkomen...
De man riep opeens iets wat ik wel degelijk verstond, namelijk 'Whaaaah!' en het volgende moment plonsde hij in de modder.
Voor mensen die niet tegen bloed kunnen heb ik goed nieuws: hij had al vóór zijn sprong zijn zaag laten vallen, dus hij verloor geen armen of benen. Alleen maar een zaag.
Het ding kwam door een gelukkig toeval klem te zitten tussen twee takken.
Haha, dacht ik. Een kettingzaag! Die is voor mij!
Ik knoopte me haastig los van de tak en kroop hand voor hand – ik had geen zin om ook in de modder te donderen – richting het apparaat.
Het zat klem, maar niet zo héél klem, ontdekte ik.
En ik ontdekte nog iets anders: een kettingzaag is best zwaar. Eigenlijk een beetje té zwaar, voor een jongen van elf.
Dat kwam niet zo goed uit, want de boom was intussen bij het houthakkerskamp aangekomen en in mijn enthousiasme was ik woest brullend uit de boomkruin tevoorschijn gesprongen. Zwaaiend met mijn zaag. Acht houthakkers – bomen van kerels – keken mij verbaasd aan. Opeens kreeg ik het gevoel dat ik een best wel klein, poedelnaakt jongetje was met een veel te grote kettingzaag in zijn handen.
Was ik ook.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 20 juni 2012

Dat typische trillen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Er werden touwen aan de boom vastgemaakt, de touwen gingen aan het draaiding, en daar ging de boom: glibber-glij door de modder op weg naar het houthakkerskamp. Onderweg sprong er een man op. Een houthakker die met een draaiende kettingzaag op de gladde ronde stam sprong en daar levensgevaarlijke toeren uithaalde: terwijl de boom in de richting van het kamp gleed, zaagde hij één voor één de takken eraf. Telkens als er een tak op de grond plonsde, schokte de boom in een iets snellere vaart en moest de man moeite doen zijn evenwicht te bewaren. Dat lukte hem elke keer weer. Hoe dichter hij bij de top van de boom kwam, hoe dunner de stam werd en hoe dichter de takken op elkaar zaten. De bovenste kruin zaagde de man er in één keer af, takken en stam en al. Precies toen de stam de bulldozer bereikte kwam dat laatste gedeelte los – 't zag eruit als een grote struik, die een paar keer zacht in elkaar veerde en tenslotte bleef liggen aan de rand van het kamp.
Op geen van de losgezaagde takken had ik Kwetter gezien, dus die kruin, daar zat ze in.
Of ze was onder de boom terecht gekomen en ze lag nu zo dun als pindakaas uitgesmeerd op de grond, ergens onder de modder. Dat kon natuurlijk ook.
Maar stel nou eens. Stel nou eens dat ze in die boomkruin zat. Dan zat ze wel perfect: goed verstopt en vlak bij de Mjamburgermachine.
Nu pas zag ik dat de vreemde struiken, die ik bij het kamp had gezien, eigenlijk losse boomkruinen waren.
Kennelijk deden de houthakkers het elke keer zo: de kruin als laatste eraf, vlakbij het kamp.
Intussen was mijn boom beginnen te trillen.
Dat typische trillen dat je alleen voelt als de boom waarin je zit met een kettingzaag wordt bewerkt.
Dus... Ja...
Zo dadelijk ging ik tegen de vlakte.
Zou ik proberen te ontsnappen?
Of zou ik dezelfde truuk proberen uit te halen als Kwetter?
Eenvoudige keus: Kwetter had mij hard nodig. Zelfs als ze de mjamburgermachine heelhuids zou bereiken, kon ze er niets mee beginnen zonder mij. Ik was de enige die wist hoe je dat ding aan kon zetten.
Om helemaal precies te zijn, ik wist niet hoe je dat ding aan moest zetten. Maar Kwetter geloofde dat ik het kon. En papa zegt vaak: als je iets maar hard genoeg gelooft, dan is het ook zo.
Nu maar hopen dat Kwetter het hard genoeg geloofde.
De boom begon al aardig te schudden. Het was bijna wankelen, en ik wist wat dat betekende: ik ging binnenkort vallen.
Ik zocht een zo hoog mogelijke tak op, pakte een liaan en bond mezelf vast. Dat was het, besefte ik, wat Kwetter had geprobeerd uit te leggen: dat ik mij moest vastbinden.
Ha! Alsof ik dat zelf niet wist! Het was heus niet de eerste keer dat ik in een omgezaagde boom zat, hoor. En...
En daar ging ik.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 18 juni 2012

Een gebrek aan boomtoppen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Even keken Gaby en ik elkaar aan.
Wat moesten we nou? We konden haar toch niet in haar eentje op die houthakkers af laten gaan?
Gaby zuchtte moedeloos en keek naar de arm, waar ze niet mee zwieren kon.
'Ik red Kwetter wel,' zei ik uitgeblust. 'Nou... woeii dan maar...' Ik greep ook een liaan en zwierde in de richting van de houthakkers.
Het zou niet makkelijk worden, zag ik al snel, om hun kamp te naderen. Want wij gingen altijd door de boomtoppen, en in de buurt van het kamp waren er geen boomtoppen. De houthakkers hadden alles omgehakt wat binnen handbereik stond, en nu waren ze begonnen aan de bomen verderop. Ze maakten de boomstammen met lange touwen vast aan een bulldozer, waar een draaiding op stond. Het draaiding rolde het touw op, trok zo de boomstam naar het kamp en dan tilde de bulldozer hem op een vrachtwagen, die klaarstond om te vertrekken. Naar de kozijnenfabriek of zo.
Houthakkers, draaiding, bulldozer, vrachtwagen; tot zover alles duidelijk. Maar... waar was Kwetter?
Ik zat in een boom aan de rand van de, inmiddels behoorlijk grote, open plek en ik speurde het hele kamp af. Geen Kwetter. Zat ze misschien op of onder of in de mjamburgermachine? Ach nee, hoe zou ze daar moeten komen? De open plek was zo groot dat je onmogelijk ongezien naar het kamp toe kon sluipen.
Het duurde een hele poos voordat ik haar zag.
Terwijl ze eigenlijk vlakbij zat.
Ze zat op de domste, gevaarlijkste plaats die ze had kunnen verzinnen (afgezien van: tussen de draaiende mjamburgermessen).
Ze zat in een boomtop, goed verstopt tussen de blaadjes. Net als ik. Maar haar boom, in tegenstelling tot de mijne, stond een beetje te wankelen. Want hij werd op datzelfde ogenblik door een houthakker omgezaagd.
'Kwetter! Idioot! Weet je dan niet meer hoe Gaby haar arm heeft gebroken!?' wilde ik roepen.
Maar dat riep ik niet.
Ik deed alleen maar zachtjes 'Iep!'
Kwetter hoorde me wel, want ze gaf me een knipoog en legde haar vinger tegen haar lippen. Ze wees naar mij en maakte een paar draaiende gebaren met haar vingers. Ik krabde op mijn hoofd. Geen idee wat ze bedoelde.
En ze kreeg geen kans het nog eens uit te leggen, want op dat moment stortte haar boom onder woest gekraak op de grond en ik verloor haar uit het oog.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 15 juni 2012

Met een luidkeels 'Woei'

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Een uurtje later zaten we in een boom bij het houthakkerskamp. Niet al te dicht bij, natuurlijk, want de bomen dicht bij het kamp gingen als eerste tegen de vlakte. Het ging langzaam – van de meeste houthakkers ontbraken een paar stukjes, zoals armen of benen, en dan gaat alles wat minder vlot. Ze zaagden er lekker op los, dat wel, maar in dit tempo zou het nog maanden duren voordat ze heel Boegoe-Boegoe van bomen hadden ontdaan.
Toch was er, rondom het houthakkerskamp, al een grote kale vlakte ontstaan. Alleen vlak naast de containers stonden nog een paar vreemde, heel grote struiken.
Van de helikopter was nergens een spoor te bekennen.
Die wist natuurlijk nog niet dat wij hem al hadden gezien, dus die vloog nog ergens boven Boegoe-boegoe, met papa eronder als een worm aan een vishaakje.
'Goed,'zei Gaby. 'Wat doen we nou?'
'Wij heeft toch al een plannetje?' vroeg Kwetter. Ze klonk een beetje teleurgesteld. 'Mijn plannetje heeft wij.'
'Ja maar Kwetter,' zei mijn zus zo lief mogelijk, 'weet je nog dat mijn broer het slechtste plan aller tijden had? Toen met die alligatorhuiden?'
'Dat was een prima plan,' bromde ik. 'Het is toch gelukt allemaal? We hebben het ei, we zijn er allemaal heelhuids vanaf gekomen...'
'Ahum!?' Gaby keek nadrukkelijk naar haar arm. Die was heel aardig genezen intussen, maar ze kon er nog altijd niet mee liaanzwieren.
'Nou ja,' zei ik ongemakkelijk, 'ik bedoel, we zijn niet tot mjamburger gehakt. Dus het heeft best goed gewerkt.'
'We hebben heel veel mazzel gehad, zul je bedoelen. De enige reden dat jouw plan niet het stomste aller tijden was, is dat er sinds kort een nog stommer plan bestaat. Namelijk het plannetje van Kwetter.'
'Mijn plan is niet stom!' Kwetter keek niet boos. Kwetter keek sip.
'Het spijt me, Kwetter, maar “wij gooit gewoon de houthakkers in de mjamburgermachine”, dat is... het is niet eens een plan!'
'Is welles.'
'Is nietes. Een plan gaat van ik doe dit, dan doe jij dat, dan doen die anderen zus of zo, en dan gebeurt er weet ik veel en dan kunnen wij... enzovoort. Begrijp je?'
Kwetter knikte ernstig. 'Ik dit, dan jij dat, dan zij zus of zo en dán gooit we ze in de vleeshakker. Beter. Veel beter.'
'Luister nou eens even,' zei Gaby wanhopig. 'Stel: we krijgen ze die machine in. En dan? Dat ding staat niet eens aan! En we kunnen hem ook niet aanzetten, want we weten niet hoe-die werkt.'
'Oh,' zei Kwetter luchtig, 'dat doet Michael wel. Michael kunt alles.'
Euh...
Wat kon ik daar nou op zeggen?
Ik zei wat elke verstandige elfjarige jongen zou zeggen: 'Nou, ik kan heus niet alles hoor. Maar zo'n machine, ach, hoe ingewikkeld kan dat nou helemaal zijn? Gewoon een kwestie van knopjes en hendeltjes en dingetjes. Als je maar lang genoeg probeert, dan doet-ie het vanzelf. Net als in een computerspelletje.'
Daarmee hadden we alle mogelijke problemen grondig besproken, dus ons plan was wel zo ongeveer af.
Vond Kwetter.
Ze greep een liaan en met een luidkeels 'Woeiiii!' zwierde ze in de richting van het houthakkerskamp.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 13 juni 2012

En de bommen dan?

BEGIN / VORIGE /VOLGENDE


'Wat voor een experimentje?' vroeg mijn moeder scherp.
'Een wetenschappelijk experimentje,' haastte de knieënman zich te zeggen. 'Puur wetenschappelijk. Niks meer en niks minder.'
'Oh,' zei mama. 'dan is het goed.'
Ooh... keej?
'Eh... mama...' merkte ik op, 'jij bent zelf niet zo heel erg kritisch en nieuwsgierig, als ik het even mag zeggen. Ik bedoel: die meneer hoeft alleen maar te zeggen dat het wetenschap is, en jij slikt het meteen! Wetenschap, dat kan iedereen wel zeggen. Maar is het goede wetenschap of slechte wetenschap? Nuttige of zinloze? Veilige of onveilige?'
'Jongen,' antwoordde mama, 'dat soort vragen mogen wetenschappers nooit stellen. Want als ik aan Alexander vraag of zijn plannen wel goed zijn, of nuttig, of veilig, dan is het hek van de dam! Dan kunnen we het wel aan iedereen gaan vragen. Dan gaan mensen het misschien wel aan mij vragen. En als ze dan vinden dat mijn onderzoek slecht is, of nutteloos, dan krijgt mijn laboratorium misschien geen geld meer. En geloof me: dat heeft een e-nor-me invloed op de resultaten.'
'Jouw onderzoek?' vroeg Gaby zich af. 'Jij hebt toch al bijna een jaar geen onderzoek meer gedaan?'
'Dat is waar,' zuchtte mama. Er kwam een wazige, droevige blik in haar ogen. 'Ik mis het wel een beetje, eerlijk gezegd.'
'Mevrouw Laarmans,' zei Alexander met een kleine buiging, 'u hoeft de wetenschap niet langer te missen. Ik ben er nu. We bouwen een nieuw lab en dan begin ik meteen met mijn experiment. Het zou mij een eer en een genoegen zijn, als u mij daarbij behulpzaam was.'
'Hoho,' zei ik, 'en de bommen dan? We moeten toch bommen hebben om de houthakkers tegen te houden?'
Mama haalde haar schouders op. 'Ach, die houthakkers houden zich wel even koest. Ze zijn allemaal gewond, en hun baas is waarschijnlijk op ditzelfde moment op weg naar het ziekenhuis vanwege zijn afgehakte arm. Nee, voorlopig hebben we van die mensen weinig te vrezen.'
'Puh,' zei papa. 'Dat zeg je alleen maar omdat je lekker wilt gaat wetenschappen. Denk je nou echt dat lui als Smek zich laten afschrikken doordat er een paar houthakkers gewond zijn? Ze laten gewoon nieuwe komen. En denk maar niet dat ze voor die gewonden ziektekosten betalen.'
'Dat doet er allemaal niet toe,' wuifde mama. 'Hakmaranman is zelf gewond, en ik heb zo het idee dat-ie dat wél heel erg vindt. Dus we hebben wel even de tijd, hoor.'
'Puh,' deed papa nog eens.
'Ga dan kijken, als je me niet gelooft.'
'Ga ik zeker doen. Gaan jullie mee, jongens?'
Dat deden we. En het klinkt misschien gek, maar ergens hoopten we dat mama ongelijk had. Dat de houthakkers gewoon het bos aan het slopen waren. Dan zou mama lekker bommen gaan maken en dan kon die Alexander de pip krijgen, met zijn experiment.
Het zou ook gewoon fijn zijn voor papa, als hij ook eens een keer gelijk had. Hij zat er al zo vreselijk naast, met die dino's. En hij kon geen bommen maken. Hij kon geeneens liaanzwieren.
Dus ja.
Toen we het houthakkerskamp volkomen verlaten aantroffen, zei Gaby troostend: 'Ze kunnen elk moment terugkomen, hoor.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 11 juni 2012

Altijd is alle tijd

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Even plotseling als hij was begonnen, hield de knieënman weer op met zijn gespring en zijn ge-mwoehaha. Met haastige stem zei hij tegen mama: 'Nou, waar wachten we nog op? We moeten een nieuw lab hebben, we kunnen hier niet de hele dag staan babbelen!'
'Je heb gelijk,' zei mama, 'die bommen maken zichzelf niet.'
'Bommen?' Alexander keek warrig in het rond. 'Welke bommen? Wat voor bommen?'
'De bommen,' herhaalde mijn moeder. 'De bommen om de mjamburgermachine op te blazen. En de autoweg van de houthakkers. De bommen waarmee we de alligators gaan redden.'
'Alligators?' de knieënman keek nog warriger dan daarnet.
Mama tikte met een vinger op zijn ei.
'Ohhh,' zei de knieënman, 'die alligators. Tja, die redden zichzelf wel hoor. Ze zijn groot en sterk genoeg om... En dat ouwe omaatje is er ook nog, vergeet het ouwe omaatje niet. Die beesten zijn in goede handen, er is geen enkele haast bij die bommen. Nou, aan het werk!'
'Hoho,' zei Gaby, 'hier klopt iets niet.'
Ik gaf haar een schop. 'Dat wou ik zeggen!'
'Au,' riep Gaby verontwaardigd. 'Doe effe normaal, joh!'
'Ik doe ook normaal,' snoof ik. 'Ik doe hartstikke normaal. Jij zit toch altijd te klagen toch dat ik jou altijd schop? Nou, dan is het dus heel normaal als ik jou schop.'
'Ik zeg helemaal niet dat je mij altijd schopt!
'Jawel. Toen we op vakantie waren in Duitsland, toen zei je dat.'
'Ja, toen schopte je ook de hele tijd. Maar dat is alweer twee jaar geleden.'
'Nou en? Altijd is altijd. Als je twee jaar gelden altijd zei, dan geldt het nu ook nog. Want altijd is alle tijd, dus ook twee jaar later.'
'Okee,' zei Gaby, 'maar jij zei dat ik altijd zat te klagen, en niet alleen twee jaar geleden. Altijd is alle tijd heb je zelf gezegd, dus...'
'Kinderen,' zei mama, 'ik ben trots op jullie.'
Daar werden we even stil van. Meestal zegt ze precies het tegenovergestelde, als we zo ruziën om niks.
'Jazeker, trots! Jullie hebben allebei gezien dat er iets niet klopt – dat is ding één om trots op te zijn. En ding twee is dat jullie het niet alleen hebben gezien, maar er ook iets aan willen doen. Jullie willen het zeggen. Jullie willen uitzoeken wat er aan de hand is. Kortom: jullie zijn kritisch en slim en nieuwsgierig, en dat is precies wat kinderen moeten zijn. Zeg samen maar tegen Alexander wat jullie wilden zeggen.'
'Als u niet...' begon Gaby.
'…geïnteresseerd bent...' ging ik verder.
'…in het maken...'
'...van bommen...'
'...waarom wilt u dan...'
'...het laboratorium...'
'...weer opbouwen?' besloot Gaby.
'Legt u dat maar eens uit,' zei ik haastig, want anders had Gaby het laatste woord.
'En een beetje snel,' plakte Gaby er snel aan vast.
'A.u.b.' wist ik er nog achteraan te foefelen, en toen was de zin echt helemaal af dus ik had gewonnen.
We keken allemaal naar de knieënman. Die glimlachte vaagjes en keek verliefd naar zijn ei. Geloof het of niet: hij aaide zijn ei alsof het een baby was. 'Ik wil graag een proefneming doen,' zei hij. 'Gewoon, een klein experimentje.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 8 juni 2012

Eindelijk het ei!

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Mama was behoorlijk woest toen ze hoorde dat de houthakkers ons hadden beschoten en gevangen en dat Smek en Hakmaranman ons in de Mjamburger-Machine hadden willen gooien. Ze gaf Kwetter een dikke, dankbare knuffel omdat die net op tijd tussenbeide was gekomen.
Het verhaal over de grot van Oma vonden mijn ouders heel interessant.
'Ohhh,' knikte mama, 'ik vroeg me al af waar al die alligators gebleven waren! We hebben hier de laatste paar dagen naar hartenlust kunnen blussen, tenslotte. Dat was toch een heel stuk moeilijker geweest als die rotbeesten hier nog hadden rondgezwommen.'
'Ja,' zei papa, 'maar veel begrijpelijker wordt het er allemaal niet op. Hoe heeft dat ene stokoude vrouwtje al die beesten de grot in gejaagd? En, nu ze daar eenmaal zijn, wat hebben ze daar te eten?'
'Ze hebben niet veel nodig,' antwoordde de knieënman. 'Vooral niet als ze in een koude, donkere grot zitten. Alligators zijn koudbloedige dieren. Dat wil zeggen dat ze vooral actief zijn als het warm is. In een koude grot liggen ze maar zo'n beetje te liggen, denk ik, en dan hebben ze niet veel nodig.'
'Tja,' zei papa zuur, 'jij zult het wel weten. Maar dat wil nog niet zeggen...'
'Eerlijk gezegd,' ging de knieënman verder, 'heb ik het antwoord op de allerbelangrijkste vraag nog niet gehoord. Namelijk: hebben jullie een alligator-ei kunnen bemachtigen?'
'Ik wil niet flauw doen,' snauwde mijn vader, 'en je zult me vast heel emotioneel en onwetenschappelijk vinden, maar dat lijkt mij niet de belangrijkste vraag. De belangrijkste vraag is of mijn kinderen hun avonturen heelhuids overleefd hebben.'
'Daar heb je helemaal gelijk in, schat,' zei mama kalmerend. 'Aan de andere kant: dat is misschien wel de belangrijkste vraag maar niet bepaald de slimste, want je kinderen staan recht voor je neus dus je weet het antwoord al. Dus nu komen we aan de op-één-na belangrijkste vraag: Hoe kunnen we zo snel mogelijk de spullen opblazen van de gemene schurken die mijn kinderen wilden vermjamburgeren? Kom op, Alexander, we moeten een laboratorium herbouwen en proeven doen en bommen maken. Er is geen tijd te verliezen. En laat ik niet merken dat je nog een keer instrumenten achterhoudt, anders word ik boos. En vraag maar aan meneer Smek wat ik doe als ik boos word.'
'Jaja, zo dadelijk, zo dadelijk,' zei Alexander. 'Maar ik wil eerst nog even weten of dat met dat ei gelukt is.'
'Nou, eventjes dan. Hebben jullie zo'n ei?'
'Tuurlijk, mama,' zei ik op een toon alsof ik elke dag een doosje reuzen-alligator-eieren haalde bij de supermarkt. Terwijl ik het zei haalde ik het ei tevoorschijn en hield het omhoog.
Dat had een opmerkelijk effect op Alexander.
Tranen van geluk sprongen hem in de ogen en hij zonk op zijn knieën. 'Mag... mag ik het even vasthouden?' fluisterde hij.
Hij had het ding nog niet in zijn handen of hij sprong op en danste wild in het rond terwijl hij het ei hoog boven zijn hoofd hield. Hij leek helemaal niet meer op de verlegen, onhandige en ietwat vadsige knieënman van de afgelopen dagen. 'Mwoehahahaha!' lachte hij brullend. 'Het ei! Eindelijk het ei! Nu heb ik alles, nu kan mijn Grote Experiment beginnen! Mwoehaha! We zullen wel eens zien wie er gelijk heeft! We zullen wel eens zien wie er hier gek is! Ze zullen allemaal voor mij door het stof kruipen, de sukkels! Mwoehaha!'
Gaby en ik keken elkaar aan.
'Ik weet opeens niet meer zo zeker dat het hem om de alligators te doen was,' zei ik.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

donderdag 7 juni 2012

Het wachten is op de brekingscoëfficiënt

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ik maakte wilde gebaren naar mijn zusje, dat ze mama moest tegenhouden.
'Mijn arm doet zeer!' riep ze.
'Dat gaat vanzelf over,' zei mama. 'En de brand gaat niet vanzelf over.'
Daar had ze gelijk in. De brand ging niet vanzelf over; hij ging over omdat de Boegoenezen weer heerlijk met water aan het knoeien waren, steeds precies op het juiste moment op de juiste plaats. Ik kon nog altijd niet zien of het gewoon toeval was of slimme berekening; het zag eruit als een lollig watergevecht, maar hoe kon het dan dat het vuur zo doelmatig werd geblust?
'Ik geloof niet in dinosaurussen!' riep mijn zusje. 'Ze staan niet in de bijbel!'
Dat hielp. Mama stond stokstijf stil, draaide zich langzaam om en zei streng: 'Wat hoor ik daar, jongedame?' Daarna begon ze een lang en oersaai verhaal over fossielen en strata. Dat laatste is geloof ik zoiets als 'laagjes verschillende soorten steen boven op mekaar'. Schijnt heel interessant te wezen. Daarna kwamen koolstof en radioactiviteit en genetica en mutatiesnelheid, kortom, het wachten was nog op de brekingscoëfficiënt en dan was het lijstje onbegrijpelijke woorden weer compleet.
Maar de brekingscoëfficiënt kwam niet, want het vuur was intussen uit. Ik stak mijn duim op naar Gaby en die zei poeslief: 'Oh, ja, als je het zó uitlegt dan geloof ik toch wel in dino's, geloof ik. Dank je wel hoor!'
Mijn moeder draaide zich triomfantelijk naar papa, alsof ze wilde zeggen: hoor je dat? Je dochter is verstandiger dan jij!
Maar papa hoorde niks, want die zat al een half uur lang met zijn vingers in zijn oren een bijbels liedje te neuriën (dat gimg van 'zij spreken tegen mij met een leugentong', wat ik eigenlijk een beetje overdreven vond).
Hoofdschuddend liep mama terug naar de brand. Die er dus niet meer was.
'Hee!' riep ze, 'waar is al dat vuur gebleven?'
'Dat is helemaal vanzelf uitgegaan,' antwoordde de knieënman Alexander, die druk bezig was zijn spullen bij elkaar te zoeken. Zo goed en zo kwaad als het ging probeerde hij alles te poetsen met een vochtig doekje. Helaas was het doekje wel vochtig, maar niet schoon: het zat vol modder en zand en roet. Alles wat Alexander poetste werd bruin-zwart en vlekkerig en bekrast. Al snel gaf hij het op, en hij wandelde onze kant op.
Wij waren intussen druk bezig al onze avonturen te vertellen aan papa en mama.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 4 juni 2012

Soms recht, soms scheef

BEGIN / VORIGE


'Hoho,' riep mama streng, 'wat denken jullie dat je aan het doen bent?'
Kwetter, die al lang met de andere Boegoenezen meedeed, riep behulpzaam: 'Wij speelt met de mooie spulletjes! De spulletjes van de knieënman is prachtig, daar past zo veel water in - veel meer dan in een kokosnoot!'
'Spelen?' riep mijn moeder ontzet. 'Zijn jullie nou helemaal? Er is hier brand! Straks staat het hele bos in de hens! Lieve help, als ik er niet was om de boel de organiseren... Jullie daar, vorm een beetje een nette rij, ja? En dóórgeven, dat water!'
Ze sprak nog steeds geen Boegoenees, dus Kwetter vertaalde braaf wat mama gezegd had en al gauw stonden de Boegoenezen in een nette rij. Ze keken opgetogen, nieuwsgierig naar het nieuwe spelletje dat mama voor hen bedacht had. Ook al leek het in het begin vrij saai, ze hadden goede hoop dat er snel iets interessants zou gebeuren.
En dat gebeurde ook. In zekere zin.
Wat er gebeurde was dat er één stukje van de brand zeer grondig werd geblust – dat was het stukje bij het uiteinde van de rij. Helaas kon op andere plekken het vuur ongehinderd verder woeden, zodat de brand – die al bijna uit was – nieuwe kracht kreeg en zijn gloeiende vingers weer uitstrekte naar het bos.
'Dat gaat niet goed,' zei ik.
'Volgens mij ging het beter toen de Boegoenezen hun gang konden gaan,' knikte Gaby. 'Mama maakt het alleen maar erger.' Ze zwaaide naar mama en riep 'Joehoe, we zijn er weer,' in de hoop dat ze naar ons toe zou komen, zodat de Boegoenezen ongehinderd het vuur konden doven.
Maar helaas. Mama keek even op, zwaaide terug en ging verder met haar werkzaamheden als blusbaas.
'Ik heb mijn arm gebroken!' schreeuwde Gaby.
'Wat?'
'Arm ge-bro-ken!!'
'Dat regelt papa wel,' riep mama terug. 'Ik kan hier even niet gemist worden.'
Daar dachten wij anders over.
Gaby begon zich kwaad te maken. 'Papa regelt niks!' gilde ze. 'Papa zit alleen maar te mokken de hele tijd, omdat jij zo nodig aan zijn kop moest zeuren over dino's, die geeneens bestaan!'
Dat hielp. Met een bezorgd gezicht haastte mama zich naar ons toe. 'Kindje toch, wat zeg je me nou?'
Gaby begon over haar gebroken arm, maar mama zei: 'Dat komt wel goed, het is al gespalkt zie ik dus dat groeit allemaal weer keurig recht. Jullie moeten me straks echt eens vertellen wat er allemaal gebeurd is. Jullie zijn lang weggebleven, dus je hebt vast veel beleefd en dat wil ik allemaal horen straks. Maar wat ik jou niet meer wil horen zeggen, jongedame, is dat er geen dino's bestaan. Die hebben wel degelijk bestaan en dat weet je heel goed.'
'Nou ja, zeg,' protesteerde Gaby, 'het lijkt wel of je die stomme dino's belangrijker vindt dan mij!'
'He? Wat? Oh, in verband met die arm bedoel je. Nou kijk: een gebroken arm, die groeit vanzelf weer aan elkaar. Soms recht, soms scheef, maar met een scheve arm kun je ook nog heel behoorlijk je vork en mes vasthouden. Maar je denkvermogen, dat is een heel ander geval. Met een scheef denkvermogen kun je nooit meer behoorlijk denken namelijk. Dus het is mijn moederplicht om daar extra goed op te letten. Dus onthoud: er zijn talloze bewijzen voor het bestaan van dinosaurussen. En bewijzen mogen wij nooit negeren. Dat dat zou namelijk invloed hebben op de resultaten. Begrepen? En nu ga ik weer blussen.'
Dat leek mij een slecht idee, want het ging net weer de goede kant op.


BEGIN / VORIGE

vrijdag 1 juni 2012

Terwijl de wetenschappers kibbelen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Papa zuchtte nog eens. 'Jullie moeder, ' zei hij, 'is niet altijd even makkelijk in de omgang. Weet je wat ze deed, gisteravond? Ze noemde mij dom! Alleen maar omdat ik niet in dino's geloof.'
'Eh, pap....' zei ik. 'Dat is ook dom. Niet in dino's geloven is net zoiets als niet in haaien geloven.' Ik had nog meer te zeggen, maar Gaby viel mij in de rede: 'Nou, maar ik vind het naar voor je, hoor papa! Dat was helemaal niet aardig van mama, en bovendien klopt het niet. Ik bedoel als je één enkel keertje iets doms zegt, dan ben je toch niet meteen dom? Ik bedoel: je bent heus niet van-top-tot-teen en van-voor-naar-achter dom om één zo'n dingetje.'
Papa keek naar beneden, waar mama bezig was het bluswerk te organiseren. Tenminste, dat probeerde ze. De Boegoenezen deden echter gewoon waar ze zin in hadden. Sommigen speelden zelfs een soort van tikkertje tussen de brandende takken. Achter haar stond Alexander, die handenwringend toekeek hoe al zijn bezitting drijfnat werden of juist in de brand vlogen. 'Niet die kist,' riep hij bijvoorbeeld. 'Kist is niet voor het blussen, ja? Kist is voor het bewaren van hele dure meet-instrumenten, en...'
Ranggg, daar ging de inhoud van de kist aan diggelen op de grond. Sprakeloos van ellende zakte Alexander op zijn knieën in de modder.
Mama wierp een blik over zijn schouder. 'Oho, wat zie ik daar? Een spectrometer? Tut tut tut, dat is niet erg netjes van je, om die achter te houden. Die hadden we goed kunnen gebruiken in ons laboratorium...'
'Ja,' zei de knieënman bitter, terwijl hij in de modder rondgrabbelde naar de resten van zijn spectrometer, 'in ons laboratorium ja, dan was-ie nu ontploft. En/of verbrand.'
'Oh, daar heb je waarschijnlijk gelijk in,' glimlachte mama. 'En dat zou heel erg zijn, want als-ie verbrand was had hij nu niet kapot kunnen vallen. En dat zou jammer zijn, he? Want het is natuurlijk heel fijn dat het ding nu in gruzels op de grond ligt. Veel beter dan ontploft. Aan de andere kant: misschien was ons lab niet eens ontploft als we de juiste apparatuur hadden gehad. Zoals, bijvoorbeeld, een spectrometer.'
Terwijl de twee wetenschappers zo kibbelden, blusten de Boegoenezen er lustig op los. Nu mijn moeder hen niet meer vertelde wat ze moesten doen, ging het eigenlijk steeds minder op blussen lijken. En steeds meer op een soort watergevecht.
Lachend en joelend zaten de Boegoenezen elkaar achterna in en om het brandende laboratorium. Behendig sprongen ze onder vlammende takken door en over hoopjes gloeiende sintels. Het zag er levensgevaarlijk uit, maar ze hadden de grootste pret en terwijl ze elkaar met water bekogelden, blusten ze bij toeval ook netjes de brand.
Sterker nog: het leek wel of net blussen sneller ging nu mijn moeder het overzicht niet meer hield. Elke plens water kwam – door een wonderlijk toeval? - steeds precies terecht op die plek waar-ie het hardst nodig was. Na een kwartiertje was het grootste deel van het vuur verdwenen.
Dat liet mijn moeder niet zomaar gebeuren.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE