Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 25 april 2014

Het jammere aan beschuit

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ik dacht aan eten.
Geloof me: het laatste waar je aan denkt, als je zeeziek bent, is eten. Als je zeeziek bent, is je maag voortdurend op zoek naar redenen om zichzelf binnenstebuiten te keren. Schommelt de boot? Ha, kotsen! Ruikt het hier vies? Ha, kotsen! Heb je net gegeten? Sta je met je buik tegen de reling geleund? Denk je alleen al aan eten, of schommelen, of aan je buik? Hoera! Kotsen, kotsen, kotsen!
Een normaal mens denkt dus niet aan eten als hij zeeziek is. Maar ik ben natuurlijk geen normaal mens, ik ben de zoon van de Donderkat, en ik lijk wel een beetje op haar. Een deel van mijn moeders algehele geweldigheid, dat heb ik ook.
Bovendien had ik nu geen tijd voor misselijkheid. Ik zat in een donker hok met Gaby en Kwetter, en ik was hier de oudste dus ik was verantwoordelijk. Bovendien was ik de enige jongen, en hoewel ik heel goed weet dat mannen en vrouwen even slim zijn en even veel waard en bla bla bla, legde dat toch een extra druk op mijn schouders. Voor zeeziekte had ik dus domweg geen tijd.
'Eten,' zei ik met mijn zwaarste, meest mannelijke stem. Met een stem die de toehoorders meteen geruststelt, terwijl je ook hoort dat de spreker donders goed weet hoe ernstig de situatie is
Dat was de bedoeling, in ieder geval. Maar het kwam, als ik heel eerlijk moet zijn, uit mijn keel als een schor gepiep waar de wanhoop vanaf droop.
'Eten?' vroeg Gaby. 'Je eten ligt hier op de grond!'
Wat er op der grond lag was eten én het rook vies, dus... ja...
Het leven is niet makkelijk, als je een man bent in het lichaam van een jongetje.
'Eten en drinken,' piepte ik toen ik weer kon praten. 'Als we hier drie weken zitten zonder eten en drinken, dan gaan we hartstikke...'
'Er bent water en beschuit,'zei Kwetter. 'In de hoek. Voor elke dag twee beschuiten en een halve fles water. Tenminste, dat bende de vorige keer zo.'
Gelukkig hoefde ik niet over te geven, toen zij het over beschuit had. Niet alleen omdat ik niks meer hád, maar omdat er aan beschuit niks vet of zoets is waar je maag op reageert. Dus dat is het fijne aan scheepsbeschuit.
Het jammere aan beschuit is dan weer dat het nergens naar smaakt. Dus het idee dat we drie weken beschuit moesten eten, daar werd ik een beetje verdrietig van.
Nou ja. Is weer eens wat anders dan misselijk.
'Er bent ook ergens een paar emmers, denkt ik.'
'Emmers? Wat moeten we daarmee?' vroeg ik me af.
'Wat denk je, slimmerd?' zei Gaby. 'Dat eten en drinken moet er ook weer uit, hoor! Dat zal na een weekje of drie wel behoorlijk gaan...'
Toen ontdekte ik dat je altijd nog wel wat overgeefsel hebt, als je maar hard genoeg je best doet.
'Okee,' rochelde ik toen ik klaar was. 'Tijd om het te hebben over de positieve dingen. Ik weet er al één.'
'Dat is dan één meer dan ik,' zei Gaby somber.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 23 april 2014

Een hok van ijzer

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We werden wakker in een hok van ijzer. Alles was donker om ons heen.
'Waar zijn we?' vroeg Gaby.
'Wij bent op een boot, denkt ik,' antwoordde Kwetter somber. 'Ik bent eerder in zo'n bak geweest. Toen Snoet mij meeneemde uit Boegoe-boegoe hebt ik drie weken in zo'n bak gezit.'
'Bak?' vroeg ik. 'Wat voor bak?'
'Wij bent in zo'n hele grote bak waarmee ze spullen over zee brengt. Ze doet een paar honderd van zulke bakken op een boot en...'
'Zee-containers,' zei Gaby. 'We zitten in een zee-container.'
Ik voelde om me heen. Alles wat ik voelde was van ijzer – dat klopte alvast met Kwetter's idee. Maar al snel kwam ik tegen een muur aan, en heel snel daarna had ik nog twee muren gevonden.
'We zitten in een heel klein hokje,' kondigde ik aan. 'Zeecontainers zijn heel groot. Dus dit is geen container. Dit kán geen container zijn.'
'Je moog eigenlijk geen kindertjes in zeecontainers doen,' zei Kwetter. 'Dat weet jij toch wel? Daarom maakt boeven soms een geheim hokje achterin, en daar doet ze dan kindertjes in. Of wapens of drugs of zo.'
'Een dubbele wand,' zei ik, want zo heet dat en ik weet dat.
'Jep,' zuchtte Gaby. 'Dubbele wand. En daar zitten we drie weken in.'
'Of twee,' protesteerde ik. 'Of vier. Wie weet waar we heen gaan? Wie weet hoe lang we al onderweg zijn.'
'We zijn nog niet onderweg,' zei Gaby. We zijn nog niet eens de haven uit.'
'Oh? En hoe weet jij dat, mevrouwtje wijsneus?'
Op dat moment klonk er, overal om ons heen maar toch vanuit de verte, een donker, zoemend brommen. Daarna begon het schip te bewegen. Je kon het nauwelijks merken, zo langzaam gingen we vooruit. We konden ook niet naar buiten kijken. Als je in de trein zit, kun je aan de reclameborden op het perron wel zien of je vooruit komt of niet.
Hier was dat anders. Ik had geen idee of we vooruit kwamen. Maar heen en weer gingen we wel. En – het klinkt misschien gek voor iemand die maandenlang op een duikboot heeft gewoond – daar kan ik dus niet tegen.
Echt niet.
Ik deed heus wel mijn best om alles binnen te houden. Heel erg mijn best zelfs. Maar mijn maag was sterker dan ik. Of zwakker, 't is maar net hoe je 't wilt zeggen.
In ieder geval: bloelk! De hele super-de-luxe pizza van gisteravond kwam naar buiten.
Maar niet meer in de vorm van een pizza, natuurlijk.
'Zó wist ik dat,' zei Gaby. 'Als wij op zee zitten, word jij altijd ziek. Ligt er geen kots op de grond, dan zijn we niet op zee. Zo simpel is dat. En daar zitten we dan nog drie weken in. Bedankt, broer!'
'Jij moog niet gemeen doen tegen die arme Michael. Die bent heel misselijk. Dat bent zielig. Ik gaat hem kuffelen, dat gaat ik doen!'
'Dat ga je helemaal niet,' grinnikte Gaby, 'want op dit moment knuffel je mij.'
'Het bent hier ook zo donker,' klaagde Kwetter. 'Michael? Waar bent jij?'
Ik zei niks. Ik was zo al misselijk genoeg.
'Bent jij hier? Oh bah nee, dit bent de pizza van gisteren. Waar... oh, aha, hierrrr, bent jij!'
'Geen tijd,' piepte ik. 'We hebben geen tijd om te knuffelen!'
'Tijd bent het enige wat we hebben,' zei Kwetter.
'Wacht eens! Ik bedenk me opeens iets!' riep ik.
'Dat zegt jij maar,' mompelde Kwetter met haar neus in mijn hals. 'Omdat jij een beetje verlegen is.'
Maar ik had me echt iets bedacht.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 21 april 2014

Geen teddybeer en geen dekbed

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Hij moet één van deze kamers zijn binnengegaan,' redeneerde ik. 'Als we nu eens aan alle deuren luisterden?'
'Dat is een plan,' zei mijn zusje. 'En dan bedoel ik: echt weer zo'n superdom Michael-plan.'
'Oh,' zei ik. 'En wat is jouw plan?'
'Mijn plan?' vroeg Gaby luchtig. 'Eh... nou... gewoon'
'En “gewoon terug naar bed gaan” telt niet als een plan,' waarschuwde ik.
Gaby probeerde te kijken alsof ze iets heel anders had willen zeggen.
Op dat moment hoorden we een geluidje aan onze linkerkant. Een heel zacht geluidje, alsof er een knuffelbeer van één meter hoogte op een donzen dekbed viel.
We keken opzij. Geen knuffelbeer en geen dekbed, natuurlijk. Het was alleen maar Kwetter, die op de grond gevallen was. Op het zijdezachte, dikke tapijt van het Swinefeller auditorium.
'Kwetter?' vroeg ik bezorgd. 'Gaat het wel goed met jou?'
Kwetter zei niks terug. Ze leek bewusteloos.
Op dat moment hoorde ik hetzelfde geluidje weer, dit keer aan mijn rechterkant. De kant waar Gaby stond. Behalve dan dat ze niet stond, natuurlijk. Ze lag op de grond. Net als Kwetter.
Toen pas begreep ik wat er aan de hand was. Ik probeerde me om te draaien, maar al halverwege mijn draai voelde ik een doffe dreun tegen mijn achterhoofd. Terwijl ik in elkaar zakte zag ik nog net het tevreden gezicht van Snoet, de kinderdief.

Je blijft nooit lang bewusteloos. In films en boeken en dergelijke is dat anders, daar kun je een klap op je kop krijgen en een dag later wakker worden. En dan heb je de hele nacht in een steegje gelegen. Of je bent meegenomen en ligt in het hoofdkwartier van de schurken. Vastgebonden op een griezelige tafel, terwijl de meester-schurk zich over je heen buigt en zegt: 'ik houd niet van nieuwsgierige kinderen. Vertel me alles wat je weet, of anders...' en daarna vertelt hij je alles wat je moet weten, terwijl jij intussen ongemerkt je handen uit hun boeien wriemelt voor een spectaculaire ontsnapping.
Zo gaat het in het echt dus niet. Helaas.
In het echt blijf je maar een paar seconden bewusteloos, hooguit een halve minuut. En daarna moet je naar het ziekenhuis voor je gebutste hersentjes.
Als je door een echte vakman op je kop wordt getikt, dan is het wat anders. Een echte vakman slaat niet te hard, zodat je hersentjes redelijk heel blijven. Dat is fijn.
Helaas heeft hij ook altijd een flesje met spul in zijn zak. Spul waarvan je, zeg maar, in slaap valt. Of bewusteloos blijft – als je toevallig net bewusteloos bent geraakt. Het soort spul dat ze in ziekenhuizen gebruiken, als de dokter je moet opereren en hij geen zin heeft in een patiënt die de hele tijd ligt te gillen en te spartelen van de pijn. Dat opereert niet prettig, namelijk.
Snoet was een echte vakman, en hij wist ons alle drie bewusteloos te houden terwijl hij ons stiekempjes mee smokkelde uit het Swinefeller auditorium, het duisterste deel van de nacht in.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 18 april 2014

Koeiencijfers

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Tien minuten later had de computer het eindelijk begrepen. Het ding vertelde Snoet zijn kamernummer en haf hem de sleutel – die natuurlijk geen sleutel was, maar een code. De deuren van dit hotel waren een soort computers namelijk; ze hadden geen sleutelgaten, maar codes die je moest intoetsen.
Chagrijnig slofte Snoet weg, op zoek naar zijn kamer. Wij slopen stilletjes achter hem aan.
Snoets kamer lag ergens ver weg, helemaal aan de andere kant van het hotel. Hij dwaalde van gang naar gang, ging een paar trappen op en dwaalde verder, ging via andere trappen weer naar beneden en dwaalde weer door..
'Hij bent de weg kwijt, denkt ik,' fluisterde Kwetter. 'In deze gang bent wij al drie keer geweest.'
Ik geloofde Kwetter meteen. Maar als ze me had gezegd dat we hier voor de tiende keer waren, of voor de eerste, dan had ik haar ook geloofd. Alle gangen hier leken verschrikkelijk veel op elkaar. Dezelfde deuren, hetzelfde zachte tapijt, hetzelfde behang... zelfs de antieke tafeltjes met bloemen en Chinese vazen leken op elkaar. Maar niet als je Kwetter bent. Kwetter is niet alleen heel lenig en vlug, en best wel sterk, ze is ook nog heel opmerkzaam. Ze ziet bijna alles; veel meer dan ik of Gaby.
'Om precies te zijn,' fluisterde Gaby: 'we zijn hier al vier keer geweest.'
'Oh ja,' snauwde ik fluisterend. 'Alsof jij het verschil ziet tussen twee dezelfde antieke tafeltjes. Je bent Kwetter niet.'
'Inderdaad,' bitste Gaby terug, 'Ik ben Kwetter niet. Om te beginnen heb ik betere ogen dan Kwetter. Maar die heb je helemaal niet nodig om de kamer-nummers te zien, want die staan met koeienletters op de deuren...'
'Koeiencijfers,' verbeterde ik haar. Ze had gelijk, natuurlijk: aan de kamernummers kon je de gangen makkelijk herkennen.
Ik weet niet of je het weet, want misschien heb je geen klein zusje, maar het is echt heel erg verschrikkelijk als je zusje slimmer doet dan jij. Als ze bijvoorbeeld iets slims zegt, wat je zelf ook al lang had kunnen bedenken. Wat je ook bedacht zou hebben, als je niet toevallig net even aan iets anders dacht. Dat kan toch? Dat is gewoon toeval. Dat zegt nog niks over wie er de slimste is. Maar het lijkt dan net alsof je zusje slimmer is. In ieder geval ziet je zusje het zo. Dat wéét je gewoon, dat hoeft ze je niet eens te vertellen. Dan is het dus van het grootste belang, dat je onmiddellijk laat merken dat jij hier de slimste bent. Bijvoorbeeld door een onbenullig taalfoutje te verbeteren. Zoals koeienletters die eigenlijk cijfers zijn. Dat het meteen even duidelijk is wie het écht de slimste is, als het erop aan komt.
Gaby ging door alsof ze me niet gehoord had: '...op de deuren, wat zelfs jij had kunnen zien als je niet de hele tijd zin zwijmele bewondering naar je vriendinnetje had gekeken.'
'Ze is mijn vriendinnetje niet,' gilde ik.
Ik kan op een fluisterende manier gillen namelijk. Knap he?
'Bent ik wel,' zei Kwetter afwezig. 'Ik bent het vriendinnetje van jullie allebei. Maar dat bedoelt jij niet. Jij denk nog steeds dat jij niet verliefd is op mij, dát bedoelt jij. Maar dat bent nu even niet de vraag. De vraag bent: Waar bent Snoet?'
Inderdaad. We waren Snoet uit het oog verloren.
Oepsie.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 16 april 2014

Mjamburgers kennen geen spijt

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Wij doken haastig weg tussen de stoelen van het Swinefeller Auditorium. Net op tijd; Snoet liep langs ons heen zonder ons te zien.
'Er achter aan,' fluisterde ik toen hij ons goed en wel voorbij was.
'Hier gaan we zooooo veel spijt van krijgen,' mopperde Gaby.
'En als we het niet doen, krijgen we nooit meer ergens spijt van. Dan slaat hij ons bewusteloos in onze bedjes en gooit ons meteen in een of andere gehaktmolen. Dan worden we wakker als mjamburger. En mjamburgers hebben geen spijt.'
Gaby zei niks. Ze wist dat Snoet ertoe in staat was om zoiets te doen. Ze wist het, omdat hij het al eens gedaan had. En geloof me: zoiets vergeet je niet.
Dus we stonden op en slopen achter hem aan.
Tenminste, dat was de bedoeling. Maar bij het opstaan raakte ik per ongeluk één van de computerstoelen aan. Of misschien was het Gaby. Ja, nu ik er over na denk, weet ik eigenlijk wel zeker dat het Gaby was. Ik bedoel: per ongeluk een computer-stoel aanraken, precies op de enige manier waarop de computer aan springt, dat is toch niks voor een grote jongen die alles van computers weet? Dat is toch veel meer iets voor een klein zusje? Dacht ik wel, ja. Dus het moet Gaby's schuld geweest zijn.
In elk geval, de stoel naast ons vroeg opeens: 'Heeft u honger, of lekkere trek? Dan is dit ons dagmenu. Mjamburger, één vijftig. Dubbele Mjamburger, twee vijftig. Mjamburger met kaas, één vijfenzeventig. Dubbele Mjamburger met kaas...' enzovoort.
Gelukkig stond het geluid van de stoel niet op z'n aller-hardst. Snoet leek het niet te horen. Of hij hoorde wel iets, maar dacht dat het iets was uit het BOF-praatje van meneer Clusjes.
Hij wandelde rustig verder naar de hal van het hotel.
Wij slopen stilletjes achter hem aan. Gelukkig kunnen wij heel stil sluipen. Wij hebben een half jaar lang in het oerwoud van Boegoe-Boegoe gewoond, en daar leer je wel sluipen. Soms moeten we bijvoorbeeld langs een boom lopen waarin reuzen-springspinnen woonden, die op de minste trilling en het minste geluidje reageren door uit hun boom te springen en je dood te bijten, of je nou een mens bent of een Boomkonijntje of een olifant. Dus... ja...
We maakten echt helemaal geen enkele geluidje toen we achter Snoet aanslopen naar de hal van het hotel. Daar hoorden we hem tegen de computer zeggen: 'Mijn naam is Snoet. Er is een kamer voor mij gereserveerd.'
'Het spijt ons,' antwoordde de computer, 'wij hebben geen reservering op de naam Snoek.'
'Nee,' bromde Snoet, 'het is ook een reservering op de naam Snoet.'
'Het spijt ons,' herhaalde de computer, 'wij hebben geen reservering op de naam Sproet.'
Om een lang verhaal kort te maken: de computer verstond ook nog Snoep, Sloep, Snoer, Soet, Sploets en Snoet-Stom Sloteding. En toen hij dan eindelijk de goede naam had, zei hij: 'Welkom, meneer Snoet. Wilt u een kamer boeken?'
Nee, dat wilde Snoet niet. Hij had immers een resevering?
'Aha. U heeft dus een reservering. Op welke naam staat de reservering?' En daar begon het hele circus weer van voren af aan.

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 14 april 2014

Waarschijnlijk heel akelig

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Niks bijzonders,' bromde de schurk. 'Maar ik was toevallig in de buurt, en de generaal zei: doe de groeten aan Clusjes.'
'Doe de groeten terug,' zei Clusjes met een vriendelijk knikje.
Snoet zweeg.
'Weet je toevallig iets over de cijfers?' vroeg Clusjes. 'Kan de productie omhoog?'
Snoet haalde zijn schouders op. 'De generaal zegt van wel. En het kán ook wel, maar dan moet hij eerst een nieuwe mijn veroveren. En dat kost geld, voor wapens en soldaten en zo. Dus het kan wel, maar dan zal de prijs omhoog gaan.'
'Ha,' blafte meneer Clusjes. 'Dan kan ik net zo goed zaken doen met de president. Ja, zeg dat maar tegen de generaal. Ik heb méér nodig. Veel meer. Maar de prijs mag niet omhoog. Anders koop ik het van de president.'
Gaby, Kwetter en ik keken elkaar aan. Waar ging dit in hemelsnaam over? Het klonk als een gewoon zaken-gesprek, maar Snoet deed geen gewone zaken. Snoet was een kinderdief. Wilde meneer Clusjes ontvoerde kinderen kopen? Dat kon ik me niet voorstellen. Waar zou hij kinderen voor nodig hebben? Hij liet alles door computers doen.
En terecht. Als ik mocht kiezen tussen een nieuw zusje of een nieuwe spelcomputer, dan wist ik het wel.
Snoet had het helemaal niet over kinderen gehad, trouwens. Hij had het over een mijn, die veroverd moest worden. Nou weet ik toevallig al lang hoe de kindjes op de wereld komen, en ze worden niet opgegraven uit een mijn. Daar ben ik heel erg zeker van.
Dus er waren twee mogelijkheden. Ten eerste: Snoet was gestopt met de kinderdieverij en was een eerlijke, hardwerkende mijnwerker geworden. Dat leek mij onwaarschijnlijk. We kwamen dus uit bij mogelijkheid nummer twee: er was hier iets geheimzinnigs aan de hand. Iets waar ik geen idee van had, maar wat best wel eens afschuwelijk akelig zou kunnen zijn.
Kijk, dat klonk al veel waarschijnlijker. Ik had in mijn leven al heel vaak – vaker dan me lief was – afschuwelijke dingen ontdekt. Akelige dingen, daar keek ik niet meer van op. Dus... Ja...
'Hier is iets verschrikkelijk mis,' fluisterde ik tegen Gaby.
'Jep,' antwoordde Gaby.
'En wij gaan uitzoeken wat het is.'
'Gaan we echt niet.'
'Gaan we echt wel. Ik ga niet rustig in mijn bedje liggen, terwijl die griezel hier door het hotel sluipt.'
'Hmmm,' knikte Gaby. Zo had ze er nog niet over nagedacht.
Intussen waren de mannen op het podium uitgepraat. Clusjes ging verder met zijn BOF-praatje, geholpen door Fitz. Het kwam er eigenlijk op neer dat Clusjes kwiek over het podium banjerde, voortdurend mompelend tegen zichzelf, terwijl Fitz als een volkomen hersenloze zombie achter hem aan wankelde en op alle vragen 'ja' zei.
Snoet daarentegen sprong van het podium af en liep in de richting van het hotel.
In onze richting, dus eigenlijk.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 11 april 2014

Bloemetjes, vogeltjes, vlinders en gitzwarte haat

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Hij zag ons niet, want wij stonden tussen de stoelen, waar het donker was. Maar wij zagen hem wel, daar onder de felle lampen van het podium.
Gaby en Kwetter herkenden hem ook.
'Wat doet hij hier?' fluisterde Gaby ontzet.
Kwetter zei niks. Dat kwam omdat ik mijn handen stevig tegen haar mond gedrukt hield.
Ze zwaaide wild met haar armen en keek met woeste ogen van mij naar de man, die nu op Clusjes afliep en hem een vriendelijke hand gaf.
'…!!!!' riep Kwetter.
'Jazeker,' fluisterde ik zo zacht als ik kon. 'Ik herken hem ook. Maar we gaan nu niet staan schreeuwen. Hij mag niet weten dat we hier zijn. Ten eerste omdat hij gevaarlijk is. En ten tweede omdat wij gaan uitzoeken wat hij hier doet. Begrepen?'
Kwetter deed boos haar armen over elkaar. Onder mijn handen trok ze een pruillip.
'Begrepen?' herhaalde ik.
Ze knikte.
Ik haalde mijn handen van haar mond.
'Wij pakt hem,' siste ze. 'Wij pakt hem en we slaat hem dood.' Ze keek alsof ze het meende.
Nou is Kwetter toevallig een van de liefste meisjes ter wereld. Begrijp met als-je-blieft niet verkeerd! Ik bedoel dus niet dat ik verliefd op haar zou kunnen zijn of zo. Want dat ben ik dus helemaal niet. Op geen enkele manier. Ben ik nooit geweest. Ga ik ook nooit worden. Wat Gaby ook allemaal zegt; nee. Gewoon: niet.
Met “Kwetter is lief” bedoel ik alleen maar dat ze voor iedereen aardig is, een van iedereen de goede kanten ziet, en van zo ongeveer iedereen wel een beetje houdt. Als je een tekening zou moeten maken van haar karakter, dan werd dat een tekening met alléén maar bloemetjes en vogeltjes en vlinders in alle vrolijke kleuren die je maar bedenken kunt.
Ze zal niet snel een hekel aan iemand krijgen, dat is alles wat ik wil zeggen.
Maar deze man, die haat ze. Echt: een ander woord dan haten is er niet voor. Diepe, diepe, gitzwarte haat. Deze man zou het het liefst met haar eigen handjes wurgen.
Zijn naam is Snoet, en hij is een kinderdief.
Hij is degene die Kwetter ontvoerd heeft uit haar land, Boegoe-boegoe, om haar als slaaf te verkopen.
Toen bleek dat niemand een knal-oranje slaaf wilde hebben, verkocht Snoet haar aan de mjamburger-fabrikant Smek. Die wilde haar in zijn Vreselijke Vleeshakker gooien om mjamburgers van haar te maken. En dat zou ook gebeurd zijn, als wij niet toevallig langs waren gekomen. Wij sloopten de fabriek (met een bom en een tank. Het was een fijne dag.) en namen Kwetter met ons mee.
Wat had die schurk hier in hemelsnaam te zoeken? Hoe kende hij meneer Clusjes? Want ze kenden elkaar goed, dat was duidelijk.
'Snoet, beste kerel!' riep Clusjes. 'Wat kan ik voor je doen? Kom je me iets vertellen?'
Ik was heel nieuwsgierig naar het antwoord.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 9 april 2014

Gangen van eindeloos zoemende stilte

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Heb je wel eens midden in de nacht door een hotel gelopen?
Dat is raar, hoor! Vooral als het zo'n groot hotel is als het Swinefeller Auditorium. Eindeloos lange gangen met deuren, totaal verlaten maar wel met alle lampen aan, waar je een voortdurend zacht gezoem hoort van wie-weet-welke machines. Misschien zijn het de koelkasten op de kamers, denk je dan, of de computers. Of het is het verseluchtsysteem. Of het zijn je eigen oren, die je voor de gek houden omdat ze niet gewend zijn aan de stilte van middernacht.
Achter alle deuren liggen mensen te slapen. Mensen die je niet kent. Misschien zijn er wel engerds bij.
Als er opeens een enge kerel uit zo'n kamer tevoorschijn zou springen, wat zou je dan doen? Zou je gillen? Je denkt van niet: het voelt hier zo verlaten dat het lijkt alsof gillen geen zin heeft. Er is toch niemand die je zou horen. Aan de andere kant: je weet heus wel dat er achter al die deuren mensen liggen te slapen. Die worden wakker als je gilt. En je bent veel te goed opgevoed om midden in de nacht wildvreemde mensen wakker te gaan gillen.
Trouwens, misschien zitten er wel engerds tussen. Dan wordt je probleem alleen maar groter.
Het is maar het beste om héél stilletjes te doen, denk je dan. Zodat niemand me hoort.
Als je op een plaats bent waar niemand geluid maakt, kun je je best alleen voelen.
Maar als je zelf óók geen enkel geluidje maakt, dan is het nog veel eenzamer.
Zelfs als je met z'n drieën bent.
'Wat zoekt wij eigenl...' fluisterde Kwetter.
'Ssssst!' deden Gaby en ik.
We gingen met de lift naar beneden (de lift maakt geen enkel geluidje. Hij zei niet eens 'ping' als de deuren open gingen).
Beneden waren nog meer gangen vol zoemende stilte.
Eindelijk kwamen we in de hal, waar de balie stond van de hotel-meneer.
Let op: de balie van de hotelmeneer stond er wel.
De meneer stond er niet.
Er stond alleen een zoemende computer, met een bordje erbij: Vanwege de efficiëntie hebben wij de meneer vervangen door een heuse HAL-computer. Fijn, he?
Nou, nee, wilde ik antwoorden. Niet zo heel erg fijn, eigenlijk.
Maar er was niemand om dat tegen te zeggen. Bovendien: hoe langer je een stilte laat bestaan, hoe moeilijker het wordt hem te doorbreken.
We liepen door naar de vergaderzaal.
Daar hoorden we eindelijk stemmen.
Het waren Fitz en meneer Clusjes.
'Nou,' zei Clusjes. 'dat is dan eindelijk klaar. Maar nu hébben we ook wat. Dat wordt een toppertje, morgen!'
Fitz was nog bleker dan 's middags, en de donkere kringen om zijn ogen waren groter en donkerder. Zijn ogen zaten half dicht van de slaap. Hij stond een beetje wankel op zijn benen.
Meneer Clusjes, daarentegen, stapte kwiek over het podium en wreef zich in de handen.
'Wat vind jij, Fitz?' vroeg hij. 'Moet ik rechts van het scherm staan? Of links?'
'Het is half twee,' mompelde Fitz. 'Ik begin... heel klein beetje... moe...'
'Kom op, Fitz!' maande Clusjes. 'We hebben net acht-en-een-half uur aan mevrouw Laarmans' praatje gewerkt. Nu ben ik aan de beurt!'
'Grote goedheid,' zei Gaby. 'Ze zijn meer dan acht uur bezig geweest! Met een praatje van tien minuten!'
'Geen wonder dat mama niet in haar bedje ligde,' zei Kwetter.
'Laten we maar teruggaan naar onze kamer,' zei ik.
Maar op dat moment stapte er iemand het podium op. Iemand van wie ik niet had gedacht, dat ik hem hier zou zien.
Iemand van wie ik had gehoopt, dat ik hem so wie so nooit meer zou zien.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 7 april 2014

Man slaat fietsen kapot

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het was meneer Clusjes.
'Hallo jongens,' zei hij. 'Bevalt de kamer een beetje? Mooi. Ik kwam eigenlijk... hee, Fitz! Wat doe jij hier nog?'
'Ik help de familie Laarmans even met het uizetten van de computers.'
'Wat een onzin!' riep meneer Clusjes. 'Computers moet je juist áánzetten!'
'Dáár hebben we niet echt hulp bij nodig,' zei papa droog.
Fitz holde zo haastig naar zijn baas toe dat het vloerkleed weer aan ging. Het wilde nog steeds weten of wij op zoek waren naar een vriendinnetje.
'Nee,' snauwde papa. 'Maar nu je toch aan staat: we willen wel iets te eten.'
'Wat wilt u over fietsen weten?' vroeg het vloerkleed.
'Ach, hou je smoel,' zei papa boos
'Bedoelde u: houten stoel? Ik geef de resultaten voor: fietsen met houten stoel. Uw vraagt heeft 1 resultaat opgeleverd, getiteld Man Slaat Fietsen Kapot Met Houten Stoel Bekijk Hier Het Filmpje.'
'Lijkt me lachen,' zei ik. 'Laat eens zien?'
'Nee!' brulde papa, en hij stampte net zo lang op het vloerkleed tot het uit ging.
Meneer Clusjes bulderde van het lachen.
'Ja, zo gaat dat,' grijnsde hij. 'Mensen van uw leeftijd snappen computers niet meer.'
'Puh,' deed papa. 'U bent ouder dan ik.'
'Maar ik ben jong van geest. Okee. Ik kwam eigenlijk Josephine halen. We moeten haar BOF-praatje even oefenen.'
'We wilden eigenlijk net iets gaan eten,' zei papa.
Clusjes haalde zijn schouders op. 'Nou, dan gáát u toch eten? Ik houd u niet tegen! Maar Josephine komt met mij mee. Er kan gewerkt worden! Dan moet je niet gaan zitten eten. Anders bereik je nooit de top!'
'Ja schat,' zei mama, 'gaan jullie maar even wat eten of zo. Ik kom strakjes wel!' Ze verdween, samen met Clusjes. Fitz drentelde achter hen aan als een hondje. Een nogal bleek en peer-vormig hondje.
'Nou ja, ' zei Gaby, 'laten wij dan maar wat te eten bestellen.
Het kostte ons een kwartiertje experimenteren, maar toen hadden we een eetkamerstoel zo ver dat onze bestelling door kon geven.
We bestelden pizza's.
Mama's lievelings-pizza's, de hele hele dure die je alleen kon krijgen in een speciaal restaurantje bij ons in de stad. Die hadden ze hier ook. Niet precies dezelfde, want zulke hele hele dure pizza's hebben altijd een Geheim Recept, maar ze waren net zo duur en net zo luxe, dus mama zou ze wel lusten, dachten wij. We bestelden er voor haar ook alvast één. Haar lievelings, met oesters en Japanse Kogelvis. Daar zou ze wel blij mee zijn, als ze zo dadelijk terugkwam van het oefenen!
Maar ze kwam niet terug.
Urenlang niet.
Toen Gaby en Kwetter en ik naar bed gingen, elk in onze eigen slaapkamer, was ze er nog altijd niet.
Midden in de nacht werd ik wakker, omdat ik even naar het wc moest.
Tijdens mijn plas ging opeens de spiegel aan aan hup, daar had je het filmpje met de blote mensen weer. Het was een reuze interessant filmpje, daar niet van, maar het geluid stond zo hard dat ik bang was dat mama er wakker van zou worden Dus ik deed mijn uiterste best om de spiegel weer uit te krijgen.
Gaby en Kwetter werden wakker van de herrie en kwamen met slaperige ogen kijken wat er aan de hand was.
'Niks,' zei ik. 'Ga maar weer slapen. En doe een beetje stil, anders wordt mama wakker.'
'Daar hoeft jij niet bang voor te zijn,' zei Kwetter. 'Wij bent net wezen kijken. Mama ligt niet in haar bedje. Mama bent nog altijd weg.'
'Dat bevalt me niks,' zei ik.
Gaby keek me aan. 'Oh nee, niks d'r van' zei ze. 'Als je het maar laat. En ik ga niet mee.'
'Jawel,' zei ik. 'We gaan haar zoeken.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 4 april 2014

De plee zegt ping

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'U kunt beter vragen: waar is hier géén computer,' ging hij verder. 'Ik kan u het antwoord alvast wel verklappen: er is geen computer in de open haard. Vuurvaste computers, die heeft zelfs meneer Clusjes nog niet kunnen maken. Dat wil zeggen, hij kan ze wel maken maar we hebben nog geen manier gevonden om ze te bedienen. Mensen hebben nu eenmaal geen vuurvaste vingers. Zo gaat dat wel vaker. Wij kunnen alles ontwerpen, maar de mensen zijn niet goed genoeg om onze spullen te gebruiken. Als meneer Clusjes de mensen had ontworpen, zouden ze veel beter doordacht in elkaar zitten. Zeker weten!'
Kwetter, die intussen een grote puinhoop van kussens en stoelen en dekbedden had gemaakt, riep vanuit haar hut: 'Er bent de hele tijd reclamefilmpjes op dit dekbed! Kunt die ook uit? En deze stoel zeurt de hele tijd om een wachtwoord.'
'Ja, is het niet geweldig?' kirde Fitz. 'Wacht even, ik zal je eens wat moois laten zien.' Hij liet zich op handen en knieën zakken en schuifelde de hut in.
Plotseling deed het vloerkleed 'ping'.
Het lichtte op als een beeldscherm en zei: 'Welkom, Onbekende Gebruiker.'
'Oeps,' zei Fitz. 'Dat deed ik, geloof ik. Ik zet 'm weer even uit, dan kunnen jullie straks op je gemak...'
Hij wreef over het vloerkleed.
'Bent u op zoek naar een vriendinnetje?' vroeg het vloerkleed beleefd.
'Nee. Ja. Eh, nu even niet,' zei Fitz. 'Ik wreef de verkeerde kant op geloof ik. Ik moet...' Hij wreef woest de andere kant op. Zo woest, dat er een stoel omviel.
De stoel ging aan en vertoonde een filmpje van een niezende panda.
Helaas stond het geluid nogal hard. De nies van de panda schalde op orkaankracht door de kamer.
Papa schok zich een hoedje en deed een stap achteruit. Daarbij raakte hij de koelkast aan. En je raadt het al: de koelkast begon een muziekje te spelen.
En niet zomaar een muziekje!
Nee, dit was het beginmuziekje van Militair Moordkommando III, één van mijn favoriete spelletjes.
'Yesss,' riep ik, en ik holde naar de koelkast.
Blijkbaar was heel hard 'Yes' roepen de manier om de computers in de tafel, de plee en de badkamerspiegel te activeren. De tafel werd een startscherm voor internet, de spiegel vertoonde een filmpje van blote mensen en de plee zei alleen maar 'ping'.
'Ik zet ze wel weer uit hoor,' riep Fitz vanuit de hut.
'Eerst de spiegel,' commandeerde mama streng. 'En héél snel, anders zwaait er wat.'
Zo snel hij kon rende Fitz naar de badkamer.
In zijn haast activeerde hij per ongeluk de computers in de badkamerdeur, de muur en de wastafel.
Het duurde wel een kwartier voordat alle computers weer uit stonden.
Alle behalve de koelkast dan natuurlijk, want ik was druk bezig met het uitmoorden van een bataljon tegenstanders.
'Hou alsjeblieft op met dat afschuwelijke spel,' zei papa.
'Inderdaad,' zei mama. 'Die knal, moest dat een ontploffing van TNT voorstellen? Ver-schrik-ke-lijk! Het lijkt er niet op.'
Op dat moment werd er aan de deur geklopt.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 2 april 2014

Help! Ik lig op niks!

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het Swinefeller auditorium was niet alleen een grote vergaderzaal, het was ook een groot hotel. Groot genoeg om alle vijfduizend vergaderaars te laten logeren. Het was bovendien een luxe hotel. Er lag tapijt op de grond, zo dik en zo zacht dat je dacht dat je op een wolk liep. Zelfs het behang op de muren was zacht en glad. Bovendien was het een beetje warm. Als je de muur aanraakte, voelde dat ongeveer net zo als het aaien van een poes. Toen Kwetter dat ontdekte, was ze niet meer van de muur weg te slaan en ze bleef er met allebei haar handen plus één wang overheen aaien, terwijl we door de eindeloze gangen van het hotel wandelden.
Daar had ze al haar lenigheid bij nodig; de gangen stonden vol met antieke tafeltjes met bloemstukken en kostbare Chinese vazen erop. Er stonden dienstmeisjes met stofzuigers. Er stonden karretjes met dampende schalen vol soep en salade en dure hapjes. Kwetter klom en sprong over alles en iedereen heen zonder de muur ook maar één keer los te laten, en zonder ook maar één soepkommetje om te stoten.
De kamers waren nog luxer dan de gangen. En de allermeest luxe kamer was...
Nou ja, dat was natuurlijk die van meneer Clusjes.
Maar twee deuren verder lag die van ons, en die was ook niet mis.
Om te beginnen was het geen kamer. Ik bedoel: het was niet één kamer, het waren er vijf. Eén zitkamer en vier slaapkamers. De zitkamer had een open haard en de slaapkamers hadden allemaal een eigen badkamertje en een grote televisie. Er waren twee koelkasten: één met lekker hapjes en één met lekkere drankjes.
Het tapijt was zó dik en zó zacht, dat erin zou verzuipen als je niet uitkeek. Gewoon, serieus, kopje onder en nooit meer teruggevonden worden.
En de bedden waren nog zachter. Als je een tijdje op zo'n bed gelegen had, schrok je plotseling op omdat je dacht: help! Ik lig op niks! Ik hang gewoon in de lucht! Straks val ik nog te pletter!
Maar dan voelde je het dekbed, en dan was je weer gerustgesteld. Het dekbed was niet zweterig warm en ook niet rillerig dun; het was precies goed.
'Joewieie!' riep Kwetter. 'Hier gaat ik een hut van bouwen!' en ze begon te slepen met stoelen en dekbedden en handdoeken.
'Goed,' zei Fitz. 'U vindt het verder wel, denk ik. Als u nog iets nodig heeft, zoals bijvoorbeeld iets te eten, belt u dan even met de mevrouw achter de balie?'
Papa knikte schaapachtig en keek om zich heen.
'Waar is hier de telefoon?' vroeg hij.
Fit barstte uit in een smakelijk gelach.
'Bellen met een telefóón!'hikte hij. 'Het idee alleen al! Bellen doe je toch gewoon met je computer?'
Papa knikyte nog schaapachtiger. 'En waar is hier de computer?'
Nu stond Fitz echt te schateren van het lachen. 'Waar is de computer, vraagt-ie? Nee, die is goed!'

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE