Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 31 december 2012

Wat je allemaal van aardolie kunt maken

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Hebbes,' hijgde bullebak nummer één.
Kwetter kronkelde als een paling, maar wist zich niet los te wurmen.
'Wat doen we met haar?' vroeg bullebak nummer twee. 'Ik heb ontzetten veel zin om haar een flink te meppen, namelijk.'
'Niks d'r van,' antwoordde de eerste. 'Deze gaat regelrecht naar buiten. Meppen is allemaal leuk en aardig, maar ik wil geen enkel risico lopen dat ze ontsnapt. Moet je zien hoe ze spartelt! Ze is geeneens moe, terwijl ik... pfff...'
'Je hebt gelijk,' zei zijn makker.
'Lieve schatten,' fluisterde mama ondertussen tegen ons, 'ik wil dat jullie zo snel mogelijk naar de andere kant van het kantoor sluipen en daar plat op de grond gaan liggen.'
Dat deden we.
'Sneller,' fluisterde mama toen ik mij liet afleiden doordat Kwetter vreselijk begon te schelden tegen de twee schurken. In het Boegoenees, dus ze verstonden haar niet, maar dat maakte niet uit: ze kon hen toch niet op andere gedachten brengen.
Op hun dooie gemak liepen ze met haar naar de openstaande schuifdeuren.
'Plat!' siste mama, en we lieten ons plat op de grond vallen.
BOEM!
Het was geen slechte bom, die mama in haar beha bewaard had. Hij knalde behoorlijk, en alle glazen muren en het glazen plafond werden in scherven naar buiten geblazen. In de vloer zat een enorm gat, waardoor we konden ontsnappen naar een lagere verdieping. Een verdieping met liften. We waren nog niet gered, maar we waren ook niet langer ten dode opgeschreven.
Dat was fijn.
Maar nóg fijner was het, dat de twee schurken vlák voor de schuifdeuren tegen de grond waren gesmeten door de ontploffing. Daas en wazig lagen ze op de grond, en Kwetter lag onder hen. Papa en Michael sleurden haar onder de twee akelige kerels vandaan. Ze had geluk gehad: de twee kerels hadden tussen haar en de bom in gestaan, dus ze was niet eens geschroeid. Maar na de klap waren de twee kerels bovenop haar gevallen, en ze waren zwaar en gespierd dus onze arme vriendin was half bewusteloos.
Papa droeg haar naar het gat in de vloer, en voorzichtig klommen we naar beneden.
We kwamen terecht in een verlaten gang. Een brede, lichte gang met aande3 ene kant net zoveel glas als de bovenverdieping had gehad, en aan de andere kant een witte muur waaraan talloze plankjes waren vastgemaakt. Daarop stonden allerlei potjes en flesjes en in die potjes en flesjes zaten roze korreltjes, bruine prutjes, heldere vloeistofjes en alles daartussenin (heldere prutjes, paarse vloeistofjes enzovoort). Boven de plankjes stond met grote letters: WAT JE ALLEMAAL VAN AARDOLIE KUNT MAKEN.
'Oooh,' zei papa. 'Wat mooi! Wat schitterend!'
'Het is prachtig,' beaamde mama. 'Zóveel chemische stofjes bij elkaar!' Ze liep naar de muur en bestudeerde de potjes en flesjes. 'Ze staan op alfabetische volgorde,' stelde ze vast. 'Dit is nog maar een klein deel, natuurlijk. Van aardolie kun je ontzéttend veel maken, namelijk. Ik denk dat jke elke gang in elke verdieping van het gebouw zou kunnen volhangen met...'
'Réken maar dat alle gangen volhangen met dat spul,' zei papa. 'Dat nou juist het mooie. Ik ben diep geraakt, dat mag je rustig weten.'
'Nooit geweten dat jij zo van chemische stofjes hield,' zei mama.
'Hè? Wat chemische stofjes? Oh, wacht, ik weet wat je bedoelt. Ach, chemische stofjes, die zijn oké wat mij betreft. Maar zie je niet wat voor moois meneer Cockel hier heeft gedaan? Hij heeft van zijn hele kantoor een museum gemaakt! Een aardolie-museum. Snap je niet hoe briljant dat is? Hoe gedurfd? Het wil namelijk zeggen, dat hij over dit hele, gigantische gebouw geen kantorenbelasting betaalt! Het is...' hij schudde zijn hoofd. Zijn ogen waren een beetje vochtig. 'Ik ben diep geroerd, dat mogen jullie gerust weten.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 28 december 2012

Papa vindt het niet eerlijk

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Mama,' zei Michael, 'dit meen je niet. Je hebt een bom die je overal meeneemt, en een lont, en je neemt niet de moeite er een doosje lucifers bij te doen? Hoe dom kun je zijn?'
'Hoho, jongeman,' zei papa streng. 'Zo praat je niet tegen je moeder.'
'Dit is een noodbom, Michael,' legde mama uit. 'Ik bewaar hem in mijn beha. Daar is niet zo heel veel ruimte; ik kan daar niet zomaar alles bewaren wat ik wil. Snap je?'
'Ja maar,' protesteerde Michael, 'geen lucifers? Ik bedoel: geen lucifers? Waarom zou je de moeite nemen een bom in je beha te bewaren, als je hem toch niet kunt aansteken?'
'Hoor eens even,' zei mama boos. 'Wat is er nou verstandiger: Een bom meenemen in de hoop dat je ergens een rondslingerend doosje lucifers vindt, óf een doosje lucifers meenemen in de hoop dat je een rondslingerende bom vindt? Rondslingerende bommen zijn tamelijk zeldzaam, weet je.'
'Nou,' snoof Michael, 'doosjes lucifers komen ook niet zomaar uit de lucht vallen.'
Op dat moment viel er een zware, zilveren aansteker uit de lucht.
Sprakeloos keken we elkaar aan.
'Dat zijn dus geen lucifers,' mompelde Michael zwakjes.
Papa legde een hand op zijn schouder. 'Ik weet hoe je je voelt, jongen. Het overkomt mij ook altijd. Dit soort dingen. Je moeder heeft meestal gelijk, omdat ze slimmer is dan ik. Daar kan ik mee leven. Maar dat ze soms – héél soms – de domste wartaal uitslaat, die je je maar bedenken kunt, en dan door stom toeval toch weer gelijk krijgt, dat is niet eerlijk.'
Ik had toevallig gezien waar de aansteker vandaan was gekomen. 'Het was Kwetter. Ze heeft Michael zijn geschreeuw over lucifers gehoord, denk ik, en toen heeft ze tijdens een radslag op Cockels bureau even gauw zijn sigaren-aansteker gepakt en onze kant op gegooid.'
'Dank je wel, Kwettertje-lief,' riep mama.
Kwetter zei niks terug.
Kwetter zat in de problemen.
Door het gooien van die aansteker was ze even afgeleid. Heel even maar, een halve seconde of zo.
Dat is niet lang.
Helaas was het lang genoeg voor de twee totaal getrainde vechtjassen.
Ze wisten Kwetter niet meteen vast te grijpen, maar ze konden haar wel in een hoekje drijven. Een hoekje waaruit ze niet meer kon ontsnappen. Behalve als ze vlák langs het plafond sprong, buiten het bereik van de kerels hun graaiende handen.
Ga maar eens op de grond liggen, en maak je zo plat mogelijk. Armen en benen gespreid, hoofd opzij gedraaid zodat je hoofd niet uitsteekt... lig je al? Ja? Nou kijk: zo dicht als jij nu bij de vloer bent, zó dicht moest Kwetter langs het plafond springen.
Zonder aanloop, en zonder haar hoofd te stoten.
Ik kon me niet voorstellen dat iemand dat zou kunnen. Zelfs Kwetter niet.
Maar ze sprong en daar vloog ze, langs het plafond, armen en benen gespreid en het hoofd opzij gedraaid.
Ik kon mijn ogen niet geloven.
Helaas hadden de twee bullebakken haar kansen wat beter ingeschat. Ze wisten wat Kwetter van plan was, en ze reageerden als een geoliede machine. De ene knielde neer, en de ander zette zijn voeten in twee razendsnelle stappen op de knie en de schouder van zijn kameraad. Dat bracht hem dicht genoeg bij het plafond om Kwetter te grijpen. Bijna was hij te laat, maar bijna is niet helemaal en zijn hand klemde zich om haar enkel. Zo vast als een bankschroef.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 26 december 2012

De gevallen bullebak

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Dat is een uitstekend plan, lieverd. Inderdaad: laten we ontsnappen.'
'Ontsnappen,' knikten Michael en ik.
'Ja,' riep Kwetter, 'gaat jullie maar fijn ontsnappen.. Maar doet er geen uurtje over, want deze kerels is nogal vlot in de beentjes...' Terwijl ze het zei, maakte ze een handstand-overslag op Cockels bureau en landde op zijn stoel. Die ging er met haar vandoor, want hij had wieltjes. Dat was fijn, want daardoor greep een van de bullebakken nét achter haar in het lege, maar het had ook een nadeel. Ze rolde nu in een hoog tempo naar de open schuifdeuren.
Een van de kerels sprong met een machtige zwaai over het bureau heen en dook achter haar aan. Die wilde haar het laatste duwtje over de rand geven. Hij gaf een forse duw in de richting van de schuifdeuren, dat wel, maar gelukkig was Kwetter net op tijd van de stoel af gedoken.
De arme bureaustoel, die nog nooit iemand kwaad had gedaan, viel naar buiten en verdween tollend in de diepte.
De bullebak die Kwetter had willen duwen, die in zijn leven hoogstwaarschijnlijk al heel veel iemanden kwaad had gedaan, viel achter hem aan. Dat gebeurt er nu eenmaal als degene, die je naar buiten wilt duwen, op het allerlaatste moment wegduikt.
Het was dus die man z'n eigen schuld als hij te pletter zou vallen. Maar dat deed hij niet, want hij was een super-getrainde vechtmachine en geen bureaustoel. Met zijn vingertoppen wist hij nog net het randje van de vloer vast te grijpen.
Zij kameraad hees hem weer naar binnen, wat Kwetter de kans gaf om even op adem te komen en een goed plekje te kiezen voor de rest van de achtervolging.
'Ontsnapt jullie nou nog?' vroeg ze een beetje beschuldigend.
'Jaja, natuurlijk,' zei papa. Hij liep naar de lift en drukte op het knopje. Er gebeurde niets.
'Die doet het alleen op afstandsbediening, pap,' herinnerde ik hem.
'Ja, dat weet ik wel, maar er zijn maar twee uitwegen hier. De lift enneh...' Hij wees op de open schuifdeuren. 'En dan neem ik het liefste de lift. Dus ik dacht: even proberen kan geen kwaad.'
'Tja,' zei mama, 'allebei de uitgangen hebben zo hun nadelen. Dus ik dacht eigenlijk: laten we er maar eens een uitgangetje bij maken.'
'Ach,' zei papa, 'heb je je bommen bij je? Ik dacht dat je je koffer in de auto van die nare spion had laten liggen.'
'Dat is ook zo,' knikte mama. 'Maar...' Ze stak haar hand in de hals van haar bloes en haalde een klein pakketje tevoorschijn, 'Ik ga nooit op pad zonder een of twee kleine plofjes voor noodgevallen.'
Op dat moment was de gevallen bullebak door zijn vriend weer het kantoor binnengehesen, en ze zetten opnieuw de achtervolging in. Kwetter bleef ze steeds nét voor.
Uit het pakketje haalde ze een grijsgroen klontje, dat nog het meest deed denken aan een platgedrukte stuiterbal. En een lont van een meter lang.
Ze koos een hoek van het kantoor, duwde het grijze klontje tegen de grond. Het bleef plakken als kauwgum. Ik had zo het idee dat geen enkel schoonmaakmiddel dat ooit nog uit het tapijt zou krijgen. Ik had ook het idee dat dat niet lang een probleem zou zijn, omdat het klontje binnenkort zou verdwijnen, samen met het tapijt. En de vloer. En eventueel een stuk van de onderverdieping.
Maar dat viel een beetje tegen.
Mama stak de lont in het plofklontje, keek een beetje schaapachtig om zich heen en vroeg: 'Heeft er iemand van jullie misschien lucifers?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 24 december 2012

Kalaripayattu, Savate, Jogo do Pau enzovoort

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'De tweede manier,' ging hij verder, 'gaat namelijk als volgt: wij rossen u grondig in mekaar en smijten u naar buiten. Dan bent u precies even snel beneden, maar dan kunt u niet meer van het uitzicht genieten want dan zitten uw ogen helemaal dicht.'
'Wij kunnen heel goed rossen namelijk,' zei de eerste trots. 'Wij hebben de zwarte band in karate.'
'Én in judo,' vulde zijn vriend aan.
'En in Jiu Jitsu,' zei de eerste weer, en zo ging het nog een poosje door want ze hadden de hoogste band in wel zeventien vechtsporten. Van de meeste had ik nog nooit gehoord, maar aan Michael's gezicht te zien bestonden die sporten echt, want hij werd bleker en bleker. Hij weet dat soort dingen. Hij vindt dat interessant, want hij is een jongen en jongen zijn gek. Ik bedoel: wat heb je eraan, te weten dat er een vechtsport bestaat die Kalaripayattu heet? Daar word je alleen maar zenuwachtig van. Tenminste: Michael werd behoorlijk zenuwachtig toen die hele stortvloed aan vechtsporten voorbijkwam.
'Dus,' besloot bullebak nummer twee, 'U kunt maar beter vrijwillig springen, anders... au!'
Kwetter had een vulpen van het bureau gepakt en die recht in zijn oog gegooid.
'Goed werk,' zei mama. 'Volgende keer wel de dop eraf halen, hoor, dan doet het veel meer pijn.'
'Jammer dat ik geen kokosnoot hebde,' grijnsde Kwetter. 'Anders had ik hem zo hard tegen zijn kop gesmijt, dat hij het raam uit valde.'
'Jaha,' zei Michael, die meteen weer zijn overmoedige zelf werd, 'jullie hebben dan misschien de hoogste graad in Krav Maga, maar wij hebben Kwetter! Even voor de duidelijkheid: Kwetter heeft in elke vechtsport ter wereld precies nul banden. Maar ze kan wel een Boegoenese Boomleeuw pootje haken.'
De mannen keken elkaar grijnzend aan. 'Maar goed dat wij geen boomleeuwen zijn, dan,' grijnsde de een.
'Zoals mijn oma altijd zei,' begon de ander, maar hij maakte zijn zin niet af. Hij wilde ons alleen maar in de war brengen. Niet laten merken dat hij nú ging aanvallen. Of zijn oma zei nooit wat, dat kan natuurlijk ook.
In ieder geval sprong hij plotseling met een vijfdubbele salto op Kwetter af. Zijn vriend dook met een zesdubbele koprol onder Cockels bureau door en kwam in een vloeiende beweging overeind om Kwtter keihard in haar gezicht te schoppen.
Kwetter deed één stapje opzij en haakte allebei de mannen pootje.
'Inderdaad maar goed dat jullie geen boomleeuwen is,' giechelde ze. 'Twee boomleeuwen tegelijk, dat zou een beetje veel zijn. Maar boomleeuwen is nooit vriendjes met elkaar, dus er is nooit twee boomleeuwen tegelijk. Hoeps!' En ze sprong met een wonderlijke wenteling over de ene zijn schoppende been en onder de ander zijn maaiende arm.
Zoiets waren de twee kerels niet gewend.
Ze vonden het ook helemaal niet leuk.
Snuivend van woede probeerden ze Kwetter te pakken te krijgen. Maar je kunt net zo goed proberen een plas water buiten westen te slaan.
'Tssss,' deed Michael. 'Bij al die vechtsporten die ze noemden, beweren de meesters dat het gaat om discipline en innerlijke rust. Nou, daar klopt dus ook niks van. Moet je kijken wat een rooie koppen die kerels krijgen! Als dat innerlijke rust is, ben ik een Bretonse keukenmeid.'
'Wat je zegt,' zei papa. 'Zeg mensen, nu Kwetter die engerds bezig houdt... zullen wij maar eens ontsnappen?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 21 december 2012

Ongeveer drie komma vier seconden

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Mama schudde haar hoofd. 'Het zou kunnen, dat geld de wereld regeert. Maar hier binnen...' Ze klopte op haar borst, waar haar hart zat. '...hier heeft het geld geen macht. Hier bloeit een bloem van hoop. Van liefde. Van geloof in het goede. En weet u? In ieder mensenhart – zelfs in het uwe – daar ligt het zaadje voor precies zo'n bloem. Daarom zullen er altijd helden zijn, die opstaan tegen schurken zoals u. Mensen die het goede doen, omdat hun hart dat van hen vraagt. Dat kan op duizenden manieren. Door een mens in nood te helpen, als was het maar met een vriendelijk woord. Door de natuur te beschermen, al was het maar één enkele boom, waar je van houdt.'
'Bravo!' riep papa.
Meneer Cockel glimlachte meewarig. 'Gelooft u dat werkelijk?'
'Welnee,' zei mama, 'ben je mal. Maar u zat zo'n verschrikkelijke onzin te wauwelen dat ik dacht: laten we er eens een wedstrijd van maken. Kijken wie het meest onzinnige toespraakje kan houden.'
'Dat heeft u dan glansrijk gewonnen,' zei meneer Cockel, 'want wat ik zei was geen onzin.'
'Ach, kom nou toch,' zei mama streng. 'U maakte zó'n domme denkfout – dat ga ik niet eens uitleggen. Maar in één ding had u gelijk: er zullen altijd schurken zijn. Gelukkig maar. Dan heb ik altijd wat om op te blazen. Want dingen opblazen, dat is gewoon heerlijk. Zo'n oranje bal van vuur, en dat je de grond voelt trillen, en dat... dat oorverdovende... ' Ze zuchtte verzaligd. 'Maar ja, het is niet netjes he, dingen opblazen. Het hóórt niet. Gelukkig zijn er nog schurken zoals u. Spullen van schurken opblazen, daar kan niemand iets van zeggen. Daar hoeft een fatsoenlijk mens zich niet voor te schamen. Hartelijk dank dus!'
'U vindt het gewoon leuk,' knikte Cockel. 'Ik begrijp het. Welnu: ik wil dat u ermee ophoudt. Geen ontploffingen meer. Is dat duidelijk?'
Hij stond op en liep langs ons naar de lift. Over zijn schouder zei hij tegen de twee potige kerels: 'Wijzen jullie deze mensen even de weg naar buiten?' Daarna klikte hij met een knopje, dat hij in zijn hand had, en de liftdeuren sloten zich achter hem.
Nu kwamen de twee grote, gespierde kerels in beweging. Ze liepen kalmpjes naar de glazen wand van het kantoor, waarachter je in de diepte de Parel van Zuid-Mallotië kon zien liggen. Een deel van de wand was geen raam, maar een deur. Een dubbele schuifdeur.
Dat merkte we toen de twee kerels de deuren opzij schoven, naar buiten wezen en zeiden: 'Springt u maar!'
'Nee dank u,' zei mama. 'We gaan wel met de lift. Dat gaat wel iets langzamer, maar, nou ja, dat heeft ook zo z'n voordelen, nietwaar? Vooral bij het neerkomen.'
'Mevrouw is een wijsneus,' zei de ene kerel tegen de andere.
Zijn kameraad wendde zich tot ons.
'Luister,' zei hij. 'We kunnen dit op twee manieren doen. De eerste manier is: u springt. Dat is inderdaad bij het neerkomen vervelend, maar vóór het neerkomen heeft u nog een vliegreisje van ongeveer drie komma 4 seconden.'
'Hebben wij speciaal voor u uitgerekend,' zei de ene. 'Service van de zaak.'
'De tweede manier,' ging de ander verder, 'is een heel stuk minder prettig.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 19 december 2012

Zo normaal dat het eng is

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Hij boog zich weer over zijn computer en ging aan het werk, alsof wij er helemaal niet waren.
Mama drukte nog een paar keer op de knopjes van de lift, maar er gebeurde niets.
Wat nu?
We stonden hier eigenlijk een beetje voor joker. De Moeflon had een enorme smak geld gekregen om ons hier te brengen, en nu deed Cockel alsof we er niet eens waren. Ik snapte er niets meer van.
'Ahum,' kuchte de Moeflon.
In zijn hand zagen we iets wat er eerder niet was geweest. Een pistool.
Het was maar een klein, smal pistooltje. Helemaal niet het soort pistool dat bedoeld is om mensen mee bang te maken. Meer het soort dat bedoeld is om in je jaszak te dragen zonder dat iemand het merkt, en dan op een onverwacht moment mensen dood te schieten.
'Stapt u de lift maar uit,' zei hij vriendelijk.
Ik heb wel eens een maniak in de ogen gekeken, die mij met een kettingzaag in plakjes wilde hakken. Dat was best wel eng. Ook was er een keer een wapenfabrikant, die zijn bazooka op me wilde uitproberen. Was ook geen pretje.
Maar voor dit wezelige mannetje met zijn kleine pistooltje was ik zeker zo bang als voor die andere twee. Het enge was niet dat hij een gevaarlijke gek was, zoals die anderen. Het enge was dat hij zo normaal was. Gewoon een brave hardwerkende meneer, die zijn werk deed. Zoals een metselaar een muurtje bouwt, zo hield deze man zich bezig met misleiding en verraad. Zo gedachtenloos als een metselaar een steen vastpakt, zou dit mannetje ons neerschieten. Zonder er zelfs maar een seconde spijt van te hebben. Een metselaar heeft ook geen spijt van zijn muurtje.
Wij stapten de lift uit.
'Tot bij het bureau,' ried de Moeflon ons aan.
Wij liepen naar het bureau van meneer Cockel.
Die keek op van zijn computer.
'Ah, daar bent u dan. U heeft zich bedacht, zie ik. Mooi. Ik wilde eigenlijk alleen maar vragen: wat is nu eigenlijk uw plan? U wilt mij opblazen, dat hoeft u verder niet uit te leggen...'
'Hoho,' viel mama hem in de rede. 'Ik blaas nooit mensen op. Alleen gebouwen en spullen.'
Meneer Cockel glimlachte dunnetjes. 'Heel nobel van u. Maar ik vraag me af wat uw bedoeling is. U bent tegen vervuiling? Daar ben ik óók tegen. U vindt het zielig dat de boeren en vissers zullen omkomen van de honger, op den duur? Vind ik ook zielig. Maar weet u: op deze manier maak ik de meeste winst. En als ik het niet op deze manier doe, dan zal er iemand anders komen die het doet. Want de manier die het meeste geld oplevert is...' Hij zocht naar woorden. 'Nee, het is niet de beste manier, het is... het is de onvermijdelijke manier. Het geld, mevrouw, regeert deze wereld. Het geld maakt zijn eigen wetten, en daaraan kan niemand ontkomen. Datgene, wat het meeste geld oplevert, zal gedaan worden. Door wie dan ook. Dus wat wilt u nou eigenlijk bereiken?'
We keken allemaal naar mama.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 17 december 2012

Een supergeheime spion zonder bankrekening

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Aan de andere kant van de deuren was een groot kantoor. Het was, in tegenstelling tot wat ik verwachtte, niet heel erg duur of luxe ingericht. Niet heel veel goud of marmer. Niet overal zachte banken of kistjes met dure sigaren. Geen schilderijen aan de muur, geen foto's van meneer Cockel zelf. Alleen een bureau met een computer en een vulpen erop. Maar alle muren, en het plafond, waren helemaal van glas, zodat je alles kon zien. De blauwe hemel. De stad Jalsk, de Parel van Zuid-Mallotië, en het land eromheen, tot aan een blauwe schittering in de verte waar de zee lag. Dit was de hoogste verdieping van het hoogste gebouw van de stad; wie hier achter zijn bureau zat, wist dat hij de hoogste baas was van het hele land, machtiger zelfs dan de Sultan. Die voelde zich zo hoog als God. En dat is een luxe die je voor geld niet kunt kopen. Behalve dan voor heel, heel veel geld.
Achter het bureau zat meneer Cockel. Achter meneer Cockel stonden twee enorm grote kerels. Ze zagen er allebei uit alsof ze zonder moeite een gorilla in de knoop konden leggen. Zonder te bewegen stonden ze daar, ze keken niet naar ons of naar de journalist. Ook niet naar meneer Cockel. Ze keken nergens naar. Als ze robots waren geweest, zou je zeggen dat ze uit stonden.
Meneer Cockel was druk aan het werk op zijn computer.
Mama drukt snel op het liftknopje voor 'omlaag'.
Er gebeurde niets.
Ze drukte nog eens, en nog eens.
'Ik vrees dat dat geen zin heeft, mevrouw,' zei Cockel zonder op te kijken. 'Die knopjes doen helemaal niets. De lift werkt op afstandsbediening.'
'Waarom zitten ze er dan!?' riep mijn moeder verontwaardigd.
'Dat doet er niet toe,' zei Cockel. 'Mijn tijd is kostbaar. Ik ga niet over knopjes babbelen.' Voor het eerst keek hij op van zijn computer. 'Ik wilde alleen maar even zeker weten dat u het echt was. Welnu, u bent het echt. Knap werk, meneer de Moeflon. Geeft u, als u straks naar buiten gaat, uw bankrekeningnummer maar aan de portier. Dan wordt uw beloning binnen drie dagen op uw rekening gestort.'
'Liever niet,' zei de journalist, die kennelijk De Moeflon heette. 'Ik word altijd contant betaald. Een supergeheime spion met een bankrekening, dat bestaat niet.'
Meneer Cockel en papa schudden allebei hun hoofd.
'Ouderwets,' mompelde meneer Cockel.
'Amateur,' schamperde papa.
'Kom kom, meneer Laarmans,' glimlachte de Moeflon. 'U weet drommels goed dat geld niet veilig is, wanneer het op een bank staat. U doet niks anders dan via de computer banken leegplunderen. Maar zelfs het grootste genie ter wereld kan geen cent niet uit mijn broekzak computeren, zeg ik altijd maar.'
Meneer Cockel haalde een dikke stapel briefgeld uit zijn bureau en gooide het naar de Moeflon. Die ving het behendig op en telde het na.
Cockel keek naar ons. 'Staat u nou nog steeds in die lift?' vroeg hij streng. 'Komt u binnen!'
'Liever niet,' zei mama. 'Wij staan hier uitstekend.'
Cockel zuchtte. 'Zoals u wilt,' zei hij. 'Ik kan u niet dwingen.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 14 december 2012

Een man met belangrijke vrienden

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

'Het is voor elkaar,' zei hij. 'Het kan nu meteen, zelfs. Mijn vriend heeft het wel druk, want hij is een belangrijk man, maar hij is dol op bouwkunst, net als u, en hij wil er graag over praten.'
'Geweldig,' zei mama. En dat was het inderdaad. Het is de droom van elke terrorist: een gebouw dat je op wilt blazen, op je gemak van binnen bekijken terwijl iemand je precies vertelt hoe het allemaal in elkaar zit. Waar de belangrijkste balken lopen, en zo. Een klein gebouwtje, zoals een tankstation of een mjamburger-bar, dat is makkelijk genoeg op te blazen. Gewoon een grote bom erin, en knal boem klaar. Maar zo'n torenflat als Cockel's hoofdkantoor is een heel ander verhaal. Daarvan moet je heel zorgvuldig de belangrijkste balken opblazen, zodat het gebouw zijn eigen gewicht niet meer kan dragen en instort. Gewoon ergens een bommetje plaatsen heeft geen enkel nut, dan maak je alleen maar een gat in een paar muren. Of je moet een kernbom nemen, maar daar begint mijn moeder niet aan. Kernbommen zijn verschrikkelijk moeilijk te maken, heel erg duur, en ze geven enorm veel troep die je bijna niet meer opgeruimd krijgt. Daar is mijn moeder veel te netjes voor.
We stapten uit de wagen en de journalist bracht ons naar een lift. We zwaaiden nog even naar de bewaker en stapten in. De journalist drukte op het knopje voor 'omhoog'.
'Wat raar,' zei ik. 'Deze lift heeft maar twee knopjes, één voor omhoog en één voor omlaag. Terwijl dit gebouw minstens veertig verdiepingen heeft!'
'Vijftig,' zei de journalist. 'Maar deze lift gaat alleen naar de bovenste. Daar werken de belangrijkste mensen, zoals die vriend van mij. Belangrijke mensen willen graag een eigen lift. Dat vinden die lui fijn.'
'U keek zelf ook behoorlijk tevreden, toen u op het knopje duwde,' grinnikte papa. 'Volgens mij zou u best een eigen lift willen hebben.'
'Oh, ik hoef geen eigen lift,' glimlachte de journalist. 'Maar ik vind het wel leuk als ik de lift van belangrijke mensen mag gebruiken. Want dan weet ik: in dit gebouw is meneer Cockel belangrijk, maar voor meneer Cockel ben ik belangrijk.'
'Meneer Cockel?' schrok mama. 'Is dat uw vriend? Meneer Cockel zelf?'
'Ik geloof niet, dat meneer Cockel mijn vriend is,' zei de journalist kalm. 'Meneer Cockel heeft geen vrienden. Maar hij is inderdaad degene naar wie we nu op weg zijn.'
Daar wedden wij even stil van. Bezorgd keken we elkaar aan. In een ontmoeting met meneer Cockel – de meest gewetenloze man die je je voor kunt stellen – hadden we niet erg veel zin.
Michael zei zwakjes: 'M... maar u was toch tégen meneer Cockel? U ging toch schrijven over de vieze troep, die...'
'Lieve schat,' zei mama somber, 'misschien is deze meneer niet helemaal eerlijk tegen ons geweest. Ik denk eerlijk gezegd dat hij niet eens een journalist is.'
'Dat denkt u dan goed, mevrouw Laarmans! En jullie zijn geen onschuldige toeristen. Maar ik had u meteen al door, en u merkt het nu pas...'
Op dat moment zei de lift 'Ping' en de deuren schoven open.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 12 december 2012

Kerken, kastelen en moderne gebouwen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het was een heel eind rijden. De wijken met arme mensen bléven maar voortduren. Het gekke is: hoe droevig en akelig de aanblik ook was, na een tijdje wenden we eraan.
'Jaja,' mompelde Michael zelfs na een half uurtje, 'nou weten we het wel.'
Niet lang daarna reden we de rijke buurt binnen. Blinkend witte Villa's stonden daar achter grote hekken van prikkeldraad. Er stonden bewakers bij de poorten en het prikkeldraad stond onder stroom.
Tenslotte kwamen we in de zakenwijk. Daar stonden torenhoge flats met spiegelende ruiten, groot en glimmend, alsof ze een wedstrijdje hielden wie het het hoogst was, en wie er het meeste blonk.
Het was wel duidelijk wie dat wedstrijdje won. Het allerhoogste, meest glanzende gebouw was dat van Cockels Olie Maatschappij.
'Sodeju,' fluisterde mama.
'Niet vloeken,' fluisterde papa. 'Maar ik begrijp wat je bedoelt, schat.'
'Indrukwekkend he?' glimlachte de journalist. 'Al dat spiegelglas! Maar laat je niet voor de gek houden, hoor. Dat is geen gewóón glas, dat is dertiendubbel staalglas. Het sterkste glas ter wereld, sterker dan een betonnen muur. Daar zou je zelfs met een bom nog geen gat in kunnen maken. Niet dat iemand Cockels Olie Maatschappij zou willen bombarderen, natuurlijk.'
'Nee,' zei mama 'natuurlijk niet.'
'Auw!' riep Kwetter. 'Ik zegde geeneens wat! Waarom hoeft jij mij dan te schoppen?'
'Ging per ongeluk, Kwettertje-lief,' zei mama. 'Ik ben ook zo, eh, onder de indruk!'
'Houdt u van mooie gebouwen?' vroeg de journalist. 'Is dat het?'
' Eh, ja, nou en of,' zei mama vlug. 'Oude kerken en zo. Daar gaan we op vakantie altijd naar kijken, he jongens?'
'Ja,' zuchtten wij, want het was helaas maar al te waar. Wij hadden in ons leven al tientallen keren door kerken moeten sjokken. In verre landen, op prachtige zonnige dagen waarop ieder verstandige vakantieganger naar het strand ging, moesten wij weer zo'n kerk in. Mama had dan altijd boekjes, waarin stond wanneer de kerk gebouwd was, en met wat voor steen enzovoort. Die boekjes wilde ze hélemaal lezen. En het allerergste was dat ze daarna alles aan ons wilde vertellen. Vele uren van ons leven waren verspild aan die onzin.
'Met kastelen heb ik dat ook,' vertelde mama. Wij knikten. Was ook waar, helaas. Hoewel Michael de kastelen nog wel mooi vond, vooral als er oude wapens te zien waren of, als-ie heel erg geluk had, martel-werktuigen.
Jongens zijn namelijk ziek in hun hoofd.
'Maar dus ook,' ging mama verder, 'dit soort dingen. Moderne gebouwen.'
'Dan heeft u geluk,' zei de journalist. 'Dit is het modernste van het modernste! Zeg, daar bedenk ik me opeens iets. Een vriend van mij werkt hier. Hij zou u vast een rondleiding kunnen geven, als u dat wilt. Lijkt u dat wat?'
'Ach,' zei mama, 'waarom ook niet?'
De journalist reed van de hoofdweg af, naar een weggetje dat onder het Cockel-gebouw verdween. En parkeergarage, onder de grond.
Bij de ingang van de garage stond een bewaker. Een grote kerel met een spiegelzonnebril en een uniform dat strak stond van de spieren. De journalist stapte uit om met hem te praten. In het Zuid-Mallotisch, dus we verstonden hen niet, maar blijkbaar zat het wel goed, want de bewaker pratte met een luidsprekertje in de muur en even later kwam de journalist met een zeer tevreden gezicht op ons af.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 10 december 2012

De Parel van Zuid-Mallotië

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We hadden nog nooit zo een lelijke, droevige stad gezien. Zelfs niet in onze ergste dromen. De huizen waren verschrikkelijk armoedig, gemaakt van modder en vuilnis, sommige waren kleiner dan mijn kamertje aan boord van de Tsaar Peter, andere waren juist weer heel erg groot want de hele wereld zat erin. Dat wil zeggen: ze hadden geeneens vier muren, dus je kon niet zien waar het huis precies ophield en waar de rest van de wereld begon. Overdekte hoekjes, meer waren het niet, en in die overdekte hoekjes woonde een heel gezin plus een oma en opa. Kleuters scharrelden rond in hun blote gat, spelend met een paar lege batterijen die ze langs de weg hadden gevonden of knagend op een appelkroosje. Oma kookte eten op een vuurtje, gestookt van een oude autoband.
Wat ze kookte was kennelijk zó vies dat haar kinderen en kleinkinderen liever dood gingen dan het op te eten. Of het was gewoon heel erg weinig. Of allebei. In ieder geval waren alle mensen hier zo afschuwelijk mager, dat je bijna door ze heen kon kijken.
Met holle ogen doolden ze rond tussen hun huizen, op zoek naar iets te eten. Iets dat door alle andere Jalskers over het hoofd was gezien; dat zou bijna toverij moeten zijn, want er waren heel veel Jalskers. Heel, heel erg veel. De smerige krotten bedekten het land zo ver als je maar kon zien.
'Zozo,' zei papa ontdaan. 'Dus dit is de Parel van Zuid-Mallotië.'
Daar moest de journalist om lachen. 'Ik begrijp wat u bedoelt, meneer! Ziet er niet fraai uit, he? Maar dit zijn alleen maar de buitenwijken, waar de armen wonen. Wacht maar tot u de paleizen van de rijkelui ziet! Schit-te-rend gewoon!'
'Hm,' deed mama.
De journalist vertelde van alles over de rijkelui van Zuid-Mallotië: over een voetballer bijvoorbeeld, die krankzinnig veel geld verdiende terwijl hij nog veel dommer was dan alle andere voetballers. En over de sultan, die altijd de rijkste man van het land was geweest maar die nu op de tweede plaats stond, omdat zijn kroonjuwelen vorig jaar gestolen waren.
'En die waren een hoop geld waard,' zei de journalist. 'Ik heb nog nooit iemand zo hard horen schreeuwen als de Sultan toen. En weet je? Het geld kon hem niet eens zo veel schelen. Maar dat hij nu niet meer de rijkste is, daar kon hij niet tegen.'
'Wie is er nu dan de rijkste?' vroeg ik.
'Iemand die niet eens uit Zuid-Mallotië komt,' vertelde de journalist. 'Hij woont hier alleen maar, omdat hij dan geen belasting hoeft te betalen. Het is de baas van de Cockel oliemaatschappij, daar heb je misschien wel eens van gehoord.'
'Van hem gehoord?' riep Kwetter. 'Ik zul jou eens wat vertellen... auwie!'
'Sorry Kwetter,' zei mama.
'Jullie hebben dus van hem gehoord,' glimlachte de journalist. Dan zul je het wel interessant vinden dat die torenflat aan onze rechterkant, daar in de verte, zijn hoofdkantoor is.
Papa, Kwetter, Michael en ik probeerden allemaal tegelijk door de raampjes aan de rechterkant te kijken. We drukten zo plotseling onze neuzen tegen het glas, dat de auto bijna omviel.
'Vinden jullie dat interessant?' vroeg de journalist geamuseerd. 'Ik kan er wel wat dichter langs rijden, als jullie dat willen...'
Nou en of wij dat wilden!


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 7 december 2012

Op volksliederen kun je vertrouwen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Kwetter hield haar mond.
Ze hield 'm zo stijf dicht dat je alleen nog maar een streepje zag.
Gelukkig had de journalist niks gehoord, want die zat al een tijdje te staren naar de wijzertjes van zijn auto. Hij tikte een paar keer op de wijzerplaatjes en zei toen: 'Dat is gek. U had gelijk, mevrouw!'
'Zo gek is dat niet hoor,' zei mama. 'Ik heb altijd gelijk.'
'Maar... Ik bedoel... Mijn wagen verbruikt nu veel minder benzine! De knapste koppen van de autofabriek proberen al jarenlang een motor te maken die minder benzine gebruikt, en het lukt ze niet, en u doet dat zo maar eventjes.'
'Misschien zijn die knapste koppen niet zo knap als ik,' zei mama. 'Dat zou heel goed kunnen. Of ze doen niet echt hun best.'
'Maar waarom heeft u dit niet al jaren geleden aan de autofabriek? Dat zou een hoop vervuiling gescheeld hebben?'
'Wist ik veel,' zei mama geërgerd. 'Ik heb vandaag voor het eerst zo'n motor van dichtbij bekeken. Ik dacht altijd: die dingen zullen wel goed zijn.'
De journalist schudde zijn verbaasde hoofd. 'Dat u nog niet we-reld-beroemd bent!'
'Ja,' glimlachte mama, 'daar snap ik ook niks van.'
Papa begon een lang verhaal over een wereldberoemd zangeresje, dat volgens hem meer succes dan hersens had.
De journalist zei dat ze alleen maar zoveel succes had omdat ze zo'n mooie meid was, die ook nog eens blote jurkjes droeg.
'Oh,' zei papa, 'is dat een jurkje. Ik dacht dat het een bikini was.'
'Dat zegt u goed,' lachte de journalist. 'En weet u wie er ook veel te veel succes heeft?'
Papa dacht een internationale voetballer. De journalist bedoelde een filmster, maar dat van die voetballer klopte ook, sodeknetter, nou en of, wat een stoethaspel was dat zeg.
Twee uur lang bleven de journalist en papa praten over beroemde mensen die niks konden.
Daar waren er heel veel van, kennelijk.
Daarna zei de journalist: 'Kijk eens aan, we zijn er al! In het prachtige Jalsk, de parel van Zuid-Mallotië, het warme, gulle hart van dit land, dat van alle landen op deez' aard het meest geliefd door God is, als we het volkslied mogen geloven. En dat mogen we, want waarom zouden mensen liegen in hun volkslied? Dan sta je voor aap, iedere keer als je een medaille wint. Of een kampioenschap. Dan zit de hele wereld naar de t.v. te kijken, en dan wordt het volkslied gespeeld, en iedereen ter wereld zit zo'n beetje mee te knikken en dan wordt er gezongen van alle landen op deez' aard het meest geliefd door God, en dan zegt iedereen ter wereld “Neeeh, dat is echt onzin, die rare Zuid-Mallotiërs toch, die kletsen maar een eind raak”. Dan sta je voor joker. Nee, op volksliederen kun je vertrouwen hoor, dat wordt echt wel goed gecontroleerd voor ze het opschrijven, en ieder jaar wordt er even gekeken of het nog klopt, stel ik me zo voor...'
We luisterden nauwelijks naar hem, want we keken uit het raampje naar de stad Jalsk, de Parel van Zuid-Mallotië, en we konden onze ogen nauwelijks geloven.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 5 december 2012

Excuses

Vanwege de zenuwen (de Sint komt vandaag, en ik weet niet helemaal zeker of ik braaf ben geweest) heden geen aflevering van Donderkat.
Vrijdag weer!

maandag 3 december 2012

In de luxe auto

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Klaar!' zei mama tevreden.
De journalist keek onzeker naar het slangetje. 'Zou dat niet belangrijk wezen?' vroeg hij. 'Ik bedoel: het zal wel niet voor niks in die motor gezeten hebben...'
'Ik heb wat verbeteringen aangebracht,' zei mama achteloos. 'Uw wagen gebruikt nu zo'n vijftien procent minder benzine. Kan ook veertien wezen. Of zestien. In ieder geval kunt u er weer mee de weg op.'
'Mooie wagen, hoor,' zei papa.
'Oh nou en of,' zei de journalist. 'En hij rijdt heerlijk. Eh... hij rééd heerlijk. Ik weet niet of-ie nu...'
'Als mijn vrouw zegt dat-ie beter rijdt, dan rijdt-ie beter,' zei papa. 'Daar kunt u rustig vanuit gaan.'
'Gelukkig maar, want hiermee ben ik binnen drie uur in Jalsk. En hoe! De stoelen van deze wagen, meneer, zijn als wolken zo zacht. Hier buiten is het al behoorlijk warm, al is het nog ochtend, maar in mijn auto waan je je in een schaduwrijk dal, met je voeten in een kabbelende bergbeek. Ik heb de keuze uit honderden rustgevende muziekjes, en – u zult me wel een rare kerel vinden, maar ik geef het gewoon eerlijk toe: ik heb ook altijd een paar flesjes reukwater in de wagen, zodat het er altijd lekker ruikt.'
Michael en ik keken elkaar aan. We konden wel janken als we dachten aan het helse busje, waarin wij zouden moeten rijden, als we op weg gingen naar Cockel's kantoor.
'Mam,' fluisterde ik, 'dat hoofdkantoor van Cockel, staat dat toevallig in Jalsk?'
Mama knikte. 'Ik begrijp wat je bedoelt,' fluisterde ze terug. 'Ik had het ook al bedacht.' Hardop zei ze tegen de journalist: ´Wat een toeval, dat u naar Jalsk gaat. Daarheen zijn wij óók op weg.'
'Nee maar!' riep de journalist. 'Dat is inderdaad wel héél toevallig. Waarom rijdt u niet met mij mee? Als bedankje voor het repareren. Plaats genoeg in de auto.'
'Graag,' zei mama. 'Nog even een paar spullen halen, en dan kunnen we.' Ze verdween met Willem en kwam even later terug met een grote koffer. Die had ik nog nooit eerder gezien, maar ik kon wel raden wat erin zat.
Even later zaten we in de grote, luxe auto van de journalist. Inderdaad waren de stoelen heerlijk zacht.
'Wat gaat u doen in het mooie Jalsk?' vroeg de journalist.
'Oh gewoon,'zei papa, 'niks bijzonders. Beetje rondkijken. Wij zijn toeristen, namelijk.'
'Ach, bent u op vakantie? Wat heerlijk! Dat zou ik ook wel eens willen, even lekker ertussenuit. Maar ja, u weet hoe het is. Als ik wat meer geld had, dan zou ik óók wel op vakantie willen. Soms denk ik: ik beroof gewoon een keer een bank.'
'Dat moet u niet doen,' zei papa ernstig. 'Banken beroven is slecht.'
'Behalve de Doggersbank!' riep Kwetter. 'Meneer Dogger is een schurk, he papa?'
'Ik weet niet waar je 't over hebt,' zei papa.
'Au!' riep Kwetter. 'Waarom schopt jij mij?'
'Ik schopte niet,'zei mama, 'mijn voet botste per ongeluk tegen je been. Kwam door een hobbel in de weg.'
'Er is geeneens hobbels in de weg.'
'Oh jawel,' zei mama.
'Ja, die is er wel, maar wij voelt ze niet want wij zit in een mooie luxe auto.'
'Luister,' fluisterde mama, 'niemand mag weten wie we zijn en wat we komen doen. Dus we mogen niks laten merken. We moeten zo gewoon mogelijk doen.'
Kwetter knikte begrijpend. Gewoon doen. Dingen de lucht in boemen.'
'Nee Kwetter. Dat is niet gewoon.'
'Maar dat doet wij altijd! Is toch gewoon?'
'Hou nou maar gewoon je mond,' fluisterde mama dringend.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 30 november 2012

In Zuid-Mallotië weet men niet beter

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We keken elkaar aan. Zouden we dooreten of niet? We hadden machtig veel zin om weer op ontploffen te gaan, maar we beseften ook dat we daarvoor een lange reis in het helse busje zouden moeten maken. Een moeilijke keuze!
Op dat moment werd er aangebeld. Willem ging opendoen en kwam even later terug met een bezoeker. Een tenger mannetje met glad, achterovergekamd haar en een heel dun snorretje. Op zijn neus stond een zonnenbril met grote, spiegelende glazen.
'Goedemorgen,' zei hij vriendelijk, 'en sorry dat ik stoor. Eet u vooral rustig verder. Prettige voortzetting.'
Willem schoof en extra stoel bij de tafel en gaf de man een kop koffie. Aan ons vroeg hij: 'Weten jullie iets van auto's? Deze meneer heeft motorpech, namelijk.'
Inderdaad,' zei het mannetje. 'Een gloednieuwe wagen, ruim en comfortabel, maar rijden? Ho maar!'
'Wat vervelend voor u,' zei mama.
'Ja, nou en of, want ik moet nog een heel eind. Helemaal naar Jalsk namelijk. De hoofdstad, weet u wel? Ik ben journalist voor De Zuid-Mallotische Beschouwer, de grootste krant hier, en ik heb onderzoek gedaan voor een artikel over de olie-problemen hier. Wist u dat die vervuiling echt verschrikkelijk is?'
Wij knikten. Wisten we.
'Er zijn veel mensen die dat niet weten,' zei de journalist. 'Daarom heb ik er een stuk over geschreven. Zodat iedereen boos wordt, en de regering er iets aan doet. Ik weet alleen niet of mijn baas het stuk in de krant zal willen zetten. Onze krant krijgt veel geld van meneer Cockel. Voor advertenties en zo. Weten jullie wie meneer Cockel is?'
Wij knikten. Wisten we.
'Dan weten jullie ook wel, dat hij niet blij zal zijn als ik iedereen vertel over de smerige troep, die hij maakt. En mijn baas wil graag dat Cockel blij is, want dan geeft-ie meer geld. Ik zal enorm moeten slijmen en zeuren bij mijn baas, om dat stuk in de krant te krijgen. Maar ik kan er niet heen, want de auto is dus stuk. Weet u iets van auto's, meneer?'
'Ik weet heel veel van auto's,' antwoordde papa. 'Ik weet niet alleen hoe duur ze zijn, ik weet zelfs hoe duur de fabrieken zijn, waarin ze gemaakt worden! Maar hoe ze gemaakt worden, of hoe de motor precies werkt – nee, dat weet ik helaas niet.'
'Och toch, wat jammer,' zuchtte de journalist. 'Ik ook niet, en meneer Willem ook niet. Het is ook allemaal zo technisch en wetenschappelijk en zo! Nou ja, dan zal ik moeten lopen...'
Om mama's mond verscheen een dun, strak glimlachje. 'U kunt er natuurlijk niets aan doen,' zei ze kalm, 'want hier in Zuid-Mallotië weet men niet beter, maar er is geen enkele reden om te denken dat dames niet minstens even zo goed zijn in wetenschap en techniek als heren. Ik zou zeggen, laat u mij dat autootje van u maar eens zien.'
'Ach,' zei de journalist, 'wat dom van mij! Mijn excuses, mevrouw, u heeft helemaal gelijk.'
Na het ontbijt liepen we met z'n allen naar de wagen van de journalist, die een klein eindje buiten het dorp stond.
De journalist deed de motorkap open en mama, die een gereedschapskist van Willem had geleend, ging aan het werk. Ze trok draadjes los, draaide moertjes van hun plek, peuterde onderdeeltjes uit elkaar en stalde alles uit op de grond. Ze neuriede een vrolijk liedje, af en toe onderbroken door gemompel van 'Ahaaa!' of 'Eigenaardig' of 'Wat is dit nu weer voor een ding?'
'Eh... mevrouw?' vroeg de journalist na drie kwartier. 'Hoeveel weet u eigenlijk precies van, eh... van auto's?'
'Helemaal niet,' antwoordde mama opgewekt. 'Maar ik dacht: ach zo'n auto, hoe ingewikkeld kan dat nou helemaal zijn? Nou, best ingewikkeld eigenlijk, ontdek ik nu! Maar geen zorgen, hoor, ik heb nu wel zo'n beetje door hoe het allemaal werkt, dus ik denk wel dat ik de boel weer netjes in mekaar gezet krijg.'
En zo was het ook. Na een half uur zat de motor weer in elkaar, en mama had maar drie schroefjes en een rubber slangetje over.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 28 november 2012

Mindless Violence IV

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Hè, schat,' zei papa teleurgesteld, 'ik vond het nou juist zo verstandig van je, dat je geen dingen op wilde blazen.'
Mama trok haar wenkbrauwen hoog op. 'Soms, lieverd,' zei ze ernstig, 'ga ik bijna denken dat je het niet leuk vindt om dingen op te blazen.'
Papa mompelde iets onverstaanbaars. Mama antwoordde: 'Dat verstond ik niet, maar hoe dan ook: Het gaat niet om leuk of niet leuk. Daar mág het niet eens om gaan; andermans spullen opblazen voor je plezier is verkeerd. Zo simpel is dat. Je moet het doen omdat het je plicht is, en anders niet. Maar als het dan je plicht is, dan kun je er maar beter van genieten. Vind ik.'
'En ik vindt,' verklaarde Kwetter, 'dat wij de aller-, allerleukste plicht heeft. Boemen is prachtig!'
Michael knikte enthousiast, maar ik vroeg aan mama: 'Je vond het toch juist heel dom om zo'n pijpleiding op te blazen? Omdat de olie er dan uit liep?'
'Ik ben blij, dat er nog iemand iets verstandigs zegt,' zei mama. 'Inderdaad. De pijpleidingen en boortorens laten we met rust. En vanavond overleg ik met Willem over wat we dan wel de lucht in laten vliegen. Maar eerst gaan jullie naar bed, want het is weer een druk dagje geweest.'
Dat vonden wij niet eerlijk, lieten we luidkeels weten, maar mama zei verveeld 'de wereld is nou eenmaal niet eerlijk, jongens,' en toen gingen we maar naar boven.
Nauwelijks lagen we in bed of Michael sprong er al weer uit. 'Ik weet niet wat jullie gaan doen,' grijnsde hij, 'maar ik ga naar beneden. Aan de deur luisteren.'
'Dat hoorde ik nou eens net,' riep mama door het sleutelgat van de slaapkamerdeur.
Moedeloos ging Michael weer liggen. 'Nooit,' zuchtte hij. 'Nooit, nooit, nooit zullen we het van haar winnen.'
'Als je dat maar weet,' klonk het uit het sleutelgat.
De volgende ochtend waren mama en Willem in een opperbest humeur, maar papa zat zeer sikkeneurig met zijn vork in zijn ontbijt te prikken.
'En,' vroegen wij, 'wat gaat er de lucht in?'
'Het hoofdkantoor,' glunderde Willem.
'Van de Cockel Olie Maatschappij,' legde mama uit. 'Niet het internationale hoofdkantoor, hoor, alleen het Zuid-Mallotische.'
Papa leunde zuchtend met zijn gezicht op zijn handpalmen. 'Cockel,' mompelde hij. 'Van alle schurken waar je ruzie mee kunt zoeken, kiest ze uitgerekend Cockel. De gevaarlijkste.'
'Dat is juist slim, pap,' legde Michael uit. 'De gevaarlijkste moet je altijd als eerste doen. Als je een computerspelletje doet, Mindless Violence IV bijvoorbeeld, dan...'
Papa sloeg met zijn vuist op tafel. 'Bazel niet over computerspelletjes!' bulderde hij. 'Ben ik dan de enige hier die onze toestand serieus neemt? De werkelijkheid is geen computerspelletje! Dat zijn twee compleet verschillende dingen! Die lijken niet eens op elkaar!'
'Precies wat ik wilde zeggen,' zei Michael onverstoorbaar. 'Daarom moet je in het echte leven juist het tegenovergestelde doen als in een computerspelletje. En bij computerspelletjes doe je de gevaarlijkste slechterik altijd als laatste. Dus... ja...'
Mama aaide Michael over zijn bol. 'Wat is-ie slim he,' zei ze tegen de wereld in het algemeen. Kwetter knikte heftig.
'Nou,' zei mama, 'eten jullie eens een beetje door. Na het eten gaan we op pad.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 26 november 2012

Kwetter is gezond zat

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

'Zo zien we maar weer,' grijnsde Willem, 'Hoogmoed komt voor de val. Laat ik dus maar niet gaan lopen roepen van "haha, eigen schuld, had je maar moeten doen wat ik vroeg," of zelfs maar "u kunt veilig bij mij logeren als u mij mijn zin geeft". Nee,dat zou hoogmoedig zijn van mij. Ik kijk wel mooi uit. U kunt gewoon bij overnachten hoor. Zo lang als het nodig is.'
We reden terug naar het dorp en Willem begon meteen met spulletjes te rommelen. Hij had een enorm groot huis, dat naast de kerk stond; veel te groot voor een man alleen. In de meeste kamers lagen er lakens over de meubel, tegen het stof, omdat er nooit iemand kwam. Maar nu gingen de lakens eraf, de ramen werden opengezet en de matrassen opgeklopt.
Papa en mama gingen in de keuken aan de slag.
'Die man kan onmogelijk alles zelf doen,' zeiden ze. 'Én de slaapkamers én het eten, nee hoor, dat gaat niet.'
'Gaat wel,' galmde Willem vanaf de bovenverdieping. 'Gaat prima, hoor! Duurt alleen even, dus de kinderen liggen er vrij laat in, maar dat is niet erg, of wel jongens?'
'Neeee!' riepen wij, maar dat was eigenlijk vooral beleefdheid, want we waren best moe en die Willem had geeneens televisie. Dat hadden we al lang gezien. Dus laat opblijven betekende vandaag: heel lang wakker blijven en je mond houden terwijl de grote mensen praten.
Nou, dan ga ik net zo lief naar bed.
Gelukkig kwam papa een uurtje later met een grote, dampende stapel pannenkoeken de keuken uit.
'Pannenkoeken,' zei Willem, die net op dat moment de trap af kwam, 'dát is lang geleden, zeg! Vroeger was dat mijn lievelings-eten. Gek eigenlijk, dat ik ze niet meer gegeten heb sinds ik een groot mens ben.'
'Waarom eet jij niet elke dag pannenkoeken?' vroeg Kwetter verwonderd. 'Als ik een groot mens was, dan weette ik het wel! Dan eette ik elke dag pannenkoeken, en niemand die zegde van: dat is ongezond voor je.'
'Eh, Kwetter,' zei ik, 'je eet nu ook elke dag pannenkoeken.'
'Ja, maar papa en mama zegt steeds van: dat is ongezond voor je. Daar luistert ik wel niet naar, maar het is tóch niet leuk.'
'Je moet altijd naar je vader en moeder luisteren, meisje,' zei Willem ernstig.
'Kunt jij dit?' vroeg Kwetter. Ze ging op haar handen staan en wandelde door de kamer met haar voeten in de lucht. Daarna sprong ze, nog steeds met alleen haar handen, naar een hoge boekenkast en ze greep mat haar tenen de bovenste plank vast. Zo bleef ze tevreden hangen. 'Ik kunt dit wel, namelijk. Dus ik is gezond zat, vindt ik.'
Mama kwam uit de keuken met een grote schaal, waarop een soort pakketjes van bananenbladeren lagen.
'Zijn jullie nog niet aan de pannenkoeken begonnen?' vroeg ze verwonderd. 'Ze koelen af, hoor!' Daar had ze gelijk in; we gingen snel aan tafel. Een half uur later was er geen pannenkoek meer te bekennen.
'Haaa,' zuchtte Willem vergenoegd, terwijl hij achterover leunde en over zijn buik wreef. 'Dat was ouderwets lekker. Je hebt gelijk, Kwetter. Waarom eet ik dit niet elke dag? Maar nou ben ik toch zó benieuwd, mevrouw Laarmans, met wat voor een toetje u ons gaat verrassen. Wat zit er in die bananenbladeren?'
'Oh, dat is geen toetje,' zei mama. 'Maar het is wél een verrassing.'
Wij kennen mama langer dan vandaag, dus wij hadden meteen door wat de verrassing was.
'Joewieieie,' riep Kwetter. 'Boemmm!



BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 23 november 2012

Een onaangename verrassing

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


De Tsaar Peter was weg.
'Schat,' zei mama geërgerd, 'ik zei nog zo: doe de duikboot op slot. Je weet maar nooit, zei ik.'
'Maar ik heb 'm op slot gedaan,' riep papa klaaglijk.
'Misschien is-ie even onder water?' vroeg ik. Dat-ie, als je 'm een tijdje niet gebruikt, vanzelf uit het zicht gaat? Net als een computerscherm, weet je wel, dat op zwart gaat als je even een kwartiertje pauze neemt of zo.'
'Natuurlijk niet,' zei papa. 'Dat zou echt belachelijk zijn. Als-ie onder water gaat terwijl er niemand in zit, hoe moet je er dan ooit weer binnen komen? Nee, dat kan het niet wezen.'
'Ik weet het zo net nog niet,' zei Michael duister. 'Van de idioten die die handleiding hebben verzonnen, kun je alles verwachten.'
'Misschien is hij gewoon weggedrijfd,' dacht Kwetter. 'Dat kan best. Hij ligde in het water, en in het water drijf je weg.'
'Kwetter,' zei mama, 'dat is helemaal niet dom opgemerkt. Natúúrlijk is het ding weggedreven. En we kunnen hem ook makkelijk terugvinden. We springen gewoon op de Jet Ski's en we skoeteren met de stroom mee tot we de Tsaar Peter inhalen.
'Behalve dan,' zei papa, 'dat de Jet Ski's óók weg zijn. En die lagen op het strand, dus die zijn zéker niet weggedreven. Hier is duidelijk opzet in het spel.'
'En nou?' vroeg ik. 'Wat moeten we nou?'
'Nou gaat wij op avontuuuuur!' joelde Kwetter en ze ging op haar handen staan. 'Wij hoeft eindelijk niet meer in kleine ijzeren kamertjes opgesloten te zitten! Wij gaat weer eens wat beleeeeven! Joewieieie!' Ze begon aan een lange reeks radslagen, salto's en flikflaks en bleef maar 'Joewie' roepen.
'Kwetter,' zei papa streng, 'we zitten serieus in de problemen. Dit lijkt me geen moment om vrolijk...'
'Ach schat,' zei mama, 'laat haar toch. Boegoeneesjes horen niet in onderzeeërs, daar worden ze heel ongelukkig van. En trouwens: ze heeft groot gelijk. Met ernstig kijken krijgen we onze duikboot niet terug. We kunnen maar beter proberen er het beste van te maken.' Ze wendde zich tot Willem, die ons naar het strand had gebracht en die nog altijd naast ons stond. 'Meneer Willem,' zei ze, 'het spijt me dat ik daarstraks wat kortaf ben geweest. Dat was dom van mij, onvergeeflijk dom. Niet omdat ik ongelijk had – want dat had ik niet – maar omdat ik onbeleefd was. Gelijk hebben is nooit een excuus voor onbeleefdheid, en ik bied u dan ook nederig mijn verontschuldigingen aan. Nu denkt u misschien: dat zegt ze alleen maar omdat ze in de nesten zit. Omdat ze mijn hulp nodig heeft. Nou, daar heeft u dan gelijk in. Maar zoals ik al zei: gelijk hebben is nooit een excuus voor onbeleefdheid, en ik hoop dan ook dat u de beleefdheid zult hebben om ons een onderdak voor de nacht aan te bieden.'
Daar moest Willem heel hard om lachen.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 21 november 2012

Mama is geen hond

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Mama keek heel erg tevreden. Niet alleen omdat ze iets heel fijns mocht doen, maar vooral omdat het iets fijns was waar ze recht op had. En ze had er recht op, niet omdat ze het verdiend had, maar omdat ze was wie ze was; omdat ze zo bijzonder was, en zo geweldig, dat ze automatisch recht had op alle leuke dingen ter wereld. Zo moet een poes zich voelen, die voor de open haard een schoteltje room leeg mag likken terwijl zijn favoriete mens op zijn knieën naast haar blijft zitten om haar de hele tijd te aaien.
'En wat,' zo spinde mama, 'zou je willen dat ik opblies?'
'Oh,' zei Willem gul, 'doe maar wat. Een olieleiding, een paar boortorens, net wat je leuk vindt.'
Mama keek nog steeds als een tevreden poes. Maar wie haar goed kende, zag een kleine maar belangrijke verandering in haar ogen. Dit was niet langer een poes die voor de haard zat te spinnen. Dit was een poes die een hele dikke, domme muis had gevonden om langzaam en op een vermakelijke manier dood te maken.
'Olieleiding, boortorens, staat genoteerd,' antwoordde ze. Willem knikte blij. 'Trouwens,' ging mijn moeder verder, 'als ik even tussendoor een vraagje mag stellen: wat denk je precies dat er gebeurt, als ik een olieleiding opblaas? Denk je dat de vervuiling dan plotseling ophoudt? Of denk je dat er opeens duizenden en duizenden liters ruwe olie over jullie veldjes zullen stromen?'
'Eh,' zei Willem, 'eh, dat laatste, denk ik. Nu je het zo zegt.'
'Zo zo, denk je dat, nu ik het zeg? Dus uit jezelf had je het nog niet bedacht?'
Willem's hoofd werd rood.
'En nu ik toch vragen aan het stellen ben: jullie hebben toch dynamiet? Waarom blazen jullie de boel niet zelf op? Begrijp me goed: ik ben blij dat jullie het niet doen, hoor, want daar moet je goed bij nadenken en dat is duidelijk niet jouw sterkste punt. Maar in zijn algemeenheid zou ik zeggen: als je flink genoeg bent om een koraalrif op te blazen, wees dan een vent en blaas ook wat van Cockel's spulletjes op.'
'Ik?' schrok Willem. 'Maar ik... ik... ik ben een man van de kerk! Wij mogen dat niet doen.'
'En ik,' zei mama, 'ik wil het niet doen. Ten eerste heb ik geen zin om iedereen z'n problemen op te lossen, en ten tweede lossen bommen niks op. Maar ze luchten wel enorm op, als je kwaad bent bijvoorbeeld. Wees maar blij dat ik niet kwaad genoeg ben om dingen op te blazen, meneertje man-van-de-kerk die te beroerd is om zelf een vinger uit te steken, en die denkt dat-ie mij kan commanderen als een valse hond, want als ik op dit moment iets op zou blazen, dan zou het jouw mooie kerkgebouw zijn. Dan zou niks je meer tegenhouden om zelf eens aan de slag te gaan. Maar je hebt geluk, mijn man is dol op kerken en hij wil niet dat ik ze opblaas. Kom, lieverds, we gaan terug naar de Tsaar Peter.'
'Niet boem?' vroeg Kwetter teleurgesteld.
'Ander keertje weer boem,' troostte mama. 'Weet je wat? We halen een paar torpedo's en we knallen die Engel des Doods uit het water. Vinden we dat leuk?'
'Jeueuh!' deden wij.
Maar er wachtte ons een onaangename verrassing


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 19 november 2012

Ik babbel er op los

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ja, jongedame,' zei Michael, 'gebruik jij je hersentjes maar eens.' Kwetter giechelde alsof hij iets leuks had gezegd of zo. Ik zweer je dat ik nooit verliefd ga worden. Ze zeggen dat het iets heel moois moet wezen, maar als je uit verliefdheid de flauwe pesterijtjes van mijn broer leuk gaat vinden dan kán het niet goed voor je zijn.
'Puh,' deed ik. 'Ik heb toevallig meer hersentjes in mijn kleine teen dan jij in je hele hoofd.'
'Oh ja? Wie heeft deze vuiligheid dan...'
'Makkelijk zat. Het is olie, ja? En wie, van alle gewetenloze schurken die papa kent, is de grote olie-baas?'
'Meneer Cockel,' zei Michael.
'Inderdaad. Dus die is het. Simpel zat.'
'Dat snapt ik niet,' zei Kwetter. 'Olie is toch heel duur spul? Waarom gooit meneer Cockel het dan op de grond? Zo kunt hij het toch niet meer verkopen?'
'Ja inderdaad,' knikte Michael. 'Goeie vraag Kwetter! Zo zie je maar weer, Gaby, het leven is helaas nooit 'simpel zat'. Bedankt voor het meedoen, tot nooit meer ziens, we gaan naar onze volgende kandidaat. En de volgende kandidaat is de heer Papa. Zeg het maar pap, wie heeft dit gedaan?'
'Meneer Cockel, natuurlijk,' glimlachte papa.
'Ja maar... waarom ligt het dan op de grond?'
'Leg jij hem dat maar eens uit, Gaby. Dan ziet hij dat zijn kleine zusje het ook snapt, als ze maar eventjes nadenkt.'
'Dat is niet eerlijk,' protesteerde Kwetter. 'Gaby is wel kleiner, maar ze is veel slimmer dan Michael!' Daar keek ik van op. Ik bedoel, ik wist natuurlijk wel dat het zo was, maar dat Kwetter het ondanks haar verliefdheid ook had gemerkt, dat had ik niet verwacht. Puntje voor Kwetter.
Helaas moest ik nu wel iets uitleggen waar ik geen flauw benul van had. Ik begon maar gewoon een beetje te babbelen, in de hoop dat het uiteindelijk ergens op zou slaan. Soms werkt dat, soms niet; het is in elk geval beter dan niets.
'Nou kijk, dat zit zo namelijk, eh, olie is wel duur, maar het is heel moeilijk op te ruimen, dus laten liggen is goedkoper dan opruimen. Ja toch?' Papa knikte. Dat gaf mij goede moed, en ik ging vrolijk verder: 'En er komt hier nogal wat olie op de grond terecht. Dat komt doordat... eh... de Zuid- Mallotiërs heel bijgelovig zijn en eh.. ze offeren het aan... hun... god...' Ik viel stil omdat aan papa's gezicht duidelijk te zien was dat ik pure onzin stond te verkondigen. 'Mmmmmmaar het komt vooral door meneer Cockel,' verbeterde ik snel. 'Die is zo gierig dat eh, eh, als er ergens een lek is in de olieleiding, dan repareert hij het niet.'
'Bijna goed,' zei papa. 'Hij repareert de boel natuurlijk wel, als er echt veel olie weglekt. Hij kijkt gewoon wat er duurder is: repareren of weg laten lekken. Lekken zou altijd duurder zijn, als hij zijn rommel netjes op zou ruimen. Maar dat doet hij dus niet.'
'Inderdaad,' zei Willem. 'De mensen hier kunnen geen eten meer verbouwen, en ze worden ziek van de giftige olie. Kortom, die Cockel is een boef, en het wordt hoog tijd dat er hiert eens het een en ander wordt opgeblazen. Ik zou zeggen, mevrouw de Donderkat: zet hem op!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 16 november 2012

De Tegenboog

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Voorzichtig stapten we uit.
'Lieve help,' zei papa, 'wat is hier gebeurd? Waar zijn we?'
'We zijn,' vertelde Willem, 'op het vruchtbare boerenland van Zuid-Mallotië.'
'Is het werkelijk?' vroeg mama. 'Ik geloof niet dat ik iets zou willen eten wat hier groeit.'
'Maakt u zich maar geen zorgen, mevrouw. Er groeit hier niks.'
Inderdaad. Het landschap om ons heen zag er akelig en spookachtig uit. Zover je kon zien was de grond overdekt met een dikke laag drab. Zwarte prut, die vreselijk stonk, een beetje zoals benzine ruikt maar dan veel viezer. De smurrie glansde vettig; waar de zon erop scheen leek het spul alle kleuren van de regenboog te hebben. Of nou ja, niet van de regenboog, want regenbogen zijn mooi en goed. Maar als je een regenboog zou maken van lelijke kleuren - snot-groen, puist-geel, verrotte-aubergine-bruin enzovoort - dan kreeg je de glans van de zwarte smurrie die hier de grond bedekte. Een soort anti-regenboog: een tegenboog.
Niet alleen was de drab lelijk en vies-ruikend, hij was blijkbaar ook giftig. Er waren maar weinig planten hier, en bijna geen dieren. Her en der zag je een dode boom uit de gore modder steken, of een polletje zieltogend onkruid aan de rand van een glanzende poel staan. Af en toe zoemde of kroop er een insect voorbij; in de verte was een onvoorzichtig eendje geland op een van de plassen, die als zwerende wonden in het verwoeste landschap lagen. Het eendje was overdekt geraakt met de plakkerige, zwarte troep en worstelde om los te komen.
'Gezellige boel hier,' merkte Michael op.
'Wat is er aan de hand?' vroeg ik. 'Wat is dat zwarte spul?'
'Olie,' zei mama. Ze snoof. 'Ruwe aardolie. Waar benzine van gemaakt wordt. En plastic en nog duizend andere nuttige dingen. In onbewerkte vorm, zoals hier, is het gevaarlijk spul. Giftig en zo. Het zat ook op het koraalrif, weten jullie nog? Eén van de redenen waarom dat koraal dood is, denk ik.'
'Ga daar maar van uit,' zei Willem. 'Alles gaat dood door dat spul.'
Ik keek nog even, vol medelijden, naar het eendje. Maar dat was nergens meer te zien.
'Wat ik niet snap, ' zei mama, 'is wat dat spul hier doet. Meestal zit het diep onder de aarde, en het kost een hoop geld en moeite om het eruit te halen. Waarom zou iemand die moeite doen, om vervolgens de troep hier op de grond te laten lopen?'
'Dat kan papa je wel vertellen,' mompelde ik.
'Hoezo?' vroeg papa fronsend.
'Nou,' zei ik. 'Dit is iet heel naars, iets afschuwelijks, iets wat alleen een echte schurk zou doen. En als het over schurkenstreken gaat, is papa de expert. Want hij heeft bij de bank gewerkt.'
Papa knikte traag. 'Ik geloof niet dat ik het helemaal eens ben met je redenering,' zei hij. 'Maar toevallig weet ik inderdaad wel zo'n beetje wie dit gedaan heeft, en waarom.'
Mama keek me streng aan. 'En jij, jongedame, zou dat ook weten als je die hersentjes van je een beetje gebruikte.'




BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 14 november 2012

De volautomatische haper-machine

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Oh nee,' kreunden wij, maar oh ja: daar kwam het helse bestelbusje weer aan ge... ge... wat eigenlijk? Als het bestelbusje een oud mannetje was geweest, had je kunnen zeggen dat het eraan kwam gestommeld. Of gestrompeld. Maar het was geen oud mannetje, het was een oud autootje en daar is dus helaas geen woord voor.
Het juiste woord zou moeten beginnen met een S en een T, vind ik, en moeten eindigen op – elen. Net als strompelen en stommelen.
Ik stel Stokkelen voor. Dat lijkt een beetje op Stokken, wat 'plotseling stilstaan' betekent. En plotseling stilstaan, dat deed het busje nogal vaak.
Of Stortelen, van Instorten, dat deed het busje steeds bijna. Stortelen lijkt trouwens ook een beetje op Horten, oftewel haperen, en oh jongens, wat kon dit busje haperen.
Auto's, dat weet iedereen, zijn machines om mee te rijden.
Dit busje niet. Dit was een volautomatische en zeer succesvolle haper-machine.
En deze volautomatische, zeer succesvolle haper-machine kwam op ons af gestorteld en bleef zacht rochelend voor ons staan.
'Stap maar in,' zei Willem.
'Liever niet,' zeiden wij, maar we deden het toch want mama was nieuwsgierig.
Gelukkig hadden de vissers de ijskoude kratten met vis uit de wagen gehaald. Dus onze konten bevroren niet, deze keer.
In plaats daarvan verschroeiden ze. Het busje had een tijdje in de zon gestaan, dus de blikken buitenkant was schroeiend heet geworden.
En er waren geen stoelen, of zelfs maar iets van bekleding: de blikken binnenkant was eigenlijk precies hetzelfde ding als de blikken buitenkant.
Dus: koud? Nee. Maar: prettig? Dubbel nee.
Bovendien hadden de vissers wel de vis uit de wagen gehaald, maar niet de geur van de vis. Of de geur van de vis van twee jaar geleden.
Daar kwamen de geuren van gemorste benzine en aangebrande smeerolie nog bij. En dat in zo'n veel te warme auto...
Je zou er kotsmisselijk van worden.
Sterker nog: we werden er kotsmisselijk van. En Michael was al geweest, maar Kwetter en ik nog niet. Er kwam een moment dat we ons niet meer konden inhouden.
Bwargh! Daar had je de pannenkoeken weer. Ze zagen er niet meer zo lekker uit als drie uur geleden.
En ze roken ook niet fijn.
Tot mijn verbazing was de geur van olie en benzine sterker dan die van de vis en de ex-pannenkoeken.
Het leek zelfs wel of de olie-walm steeds erger werd.
'Ruiken jullie dat?' vroeg Willem, die naast de bestuurder zat.
'Wij ruiken van alles,' zei mama. 'Dus het antwoord is waarschijnlijk “ja”, tenzij jij iets lekkers ruikt.'
'Die olie-geur,' legde Willem uit.
'Ja,' zei papa, 'je zou bijna gaan denken dat er iets mis is met de motor.'
'Was het maar waar,' zei Willem. 'We zijn er.'
Met remmen die krijsten als een stervend dier kwam de bus tot stilstand.
Willem stapte uit en gooide de deur voor ons open.
'Dit,' zei hij duister, 'is de reden dat we hier geen voedsel verbouwen.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 12 november 2012

Wat de mensen niet lusten (maar wel eten)

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Michael, die ook al zo'n beetje snapte waar het verhaal heen ging, kreunde. Zijn gezicht werd een beetje groenig.
'Wat is er dan?' vroeg Kwetter. 'Wat denkt jij dan?'
'Nou,' zei ik, 'de mensen willen niet zomaar alles eten. Tonijn en haring en zo, dat wel, maar niemand gaat naar de winkel voor een blikje met zeehonden- of dolfijnenvlees. Of een knapperig stukje monster uit de diepzee. En zeilmseisjes eten we al helemáál niet. Dus de Engel des Doods vangt veel spul dat ze niet kunnen verkopen. Tenzij...'
'Tenzij,' ging papa verder, 'je ze fijnmaalt en er heel veel kleur-, geur- en smaakstoffen bijdoet. Dan kun je er platte, ronde schijfjes van stampen, die je kunt verkopen als...'
Nu snapte Kwetter het ook. 'Mjamburger!' riep ze.
Papa knikte.
Michael kotste.
'Sorry,' zei hij terwijl hij zijn mond afveegde. 'Ik kán er maar niet aan wennen.'
Kwetter sprong uit de hangmat. Wij buitelden achter haar aan. Ze greep mama bij de mouw, en zei: 'Kom mee, naar de boot, wij moet bommen maken en dan gaat wij die Engel opblazen. Ik heeft er nou onderhand genoeg van. Wat is dat toch, met jullie? In Boegoe-Boegoe maakt wij nooit ergens mjamburger van, maar jullie maakt mjamburger van alles wat beweegt. Moet de hele wereld soms dood en kapotgemaakt en verdwijnen in de keelgat van dikke rot-kindertjes?'
'Och, Kwettertje,' zei mama. 'Die Engel des Doods komt heus nog wel eens aan de beurt, hoor.' Tegen Willem zei ze: 'Kwetter reageert nogal emotioneel op verhalen over Mjamburgers, net als Michael trouwens. Meneer Smek, de mjamburger-fabrikant, heeft ooit geprobeerd om mjamburgers van ons te maken; vandaar. Maar ik ben een wetenschapper, en wij wetenschappers worden nooit emotioneel. Dat zou namelijk de resultaten beïnvloeden. Bijvoorbeeld nu. Ik vroeg u naar de drie boeven die het koraalrif opblazen. Kennissen van u, voor zover ik begrijp. En u begint, heel slim, te vertellen over een nog grotere schurk, in de hoop dat wij daar woedend achteraan zullen rennen. Als een kip zonder kop.
Maar ik ben geenkip, en ik heb wel een kop. Dus zo makkelijk komt u er niet vanaf. Ik vraag u nog eens: waarom blazen die kerels het koraal op?'
Willem haalde zijn schouders op.
'Dat is de enige manier om nog vissen te vangen. De rest van de zee is leeg, alleen bij het rif zit nog wat. Want de netten van de Engel des Doods zouden door het koraal kapot worden gescheurd. De netten van mijn vrienden ook, trouwens. Daarom doen ze het met dynamiet.'
'Waarom moeten ze dan per se vissen?' vroeg mama streng. 'Ze kunnen toch boer worden?'
Willem glimlachte bitter. 'Leuk dat u dat vraagt,' zei hij. 'Ik wil u graag iets laten zien.' Hij klapte in zijn handen en riep iets tegen een meneer die aan de overkant van het plein in een hangmat lag. De meneer sprong handig uit zijn hangmat en even later hoorden we een afschuwelijk gekuch en gepruttel.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 9 november 2012

De Engel des Doods

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'De M.S. Engel des Doods is een schip. Een vissersboot, zou je kunnen zeggen. Maar dan groter. Veel groter. Het is de grootste boot ter wereld.'
'Behalve vliegdekschepen natuurlijk,' zei Micheal. 'Dat zijn een soort drijvende vliegvelden,' legde hij uit aan Kwetter en mij. Alsof wij dat niet wisten, omdat we meisjes zijn of zo.
'Och jochie toch,' glimlachte papa vertederd. 'Meneer Leeghwater, de eigenaar van de Engel des Doods, die lacht om vliegdekschepen. Roeibootjes, noemt hij die. Drijvende vliegvelden? Ha! De Engel des Doods is een drijvende stad. En niet eens een kleine stad. Laat ik het zo zeggen: de Engel des Doods heeft óók een vliegveld aan boord, en het is het enige schip ter wereld waarop je het vliegveld moet zoeken. Je zou er zelfs kunnen verdwalen, op weg naar het vliegveld. En dat terwijl het vliegveld veel groter is dan dat ven een vliegdekschip. Want vliegdekschepen hebben helikopters aan boord, en straaljagers waarin maar een of twee mensen hoeven te zitten. Maar vanaf de Engel des Doods stijgen vrachtvliegtuigen op. Vrachtvliegtuigen vol ingeblikte vis. Want de Engel des Doods is in de eerste plaats een fabriek. Een drijvende fabriek, waar vis-in-blik wordt gemaakt. En diepvriesvis. En vissticks.
Al die vis moet natuurlijk ook gevangen worden, en daar heeft de Engel des Doods netten voor. Nou moet ik jullie even uitleggen dat die netten...'
'Heel erg groot zijn?' vulde ik aan. 'Hoef je niet uit te leggen, hoor, we snappen het wel zo'n beetje.'
'Neenee, jullie snappen het helemaal niet. Jullie denken: oh, die netten zullen wel enorm groot zijn. Maar wat jullie onmogelijk kunnen begrijpen is dat ze echt...' Hij graaide met zijn handen in de lucht, alsof hij zo de woorden kon grijpen om te zeggen wat hij bedoelde. '...echt... enorm... groot zijn. Stel je maar eens voor dat de kapitein zegt: he, verdorie, nou zit er alweer een walvis in het net, en dat de bootsman zegt: waar dan, ik zie 'm niet. Links achter, zegt de kapitein, bij die school haring in de buurt. Oooh, doet de stuurman dan, nou zie ik 'm ook, jeetje wat een grote zeg.
Dit soort gesprekjes is heel gewoon aan boord van de Engel des Doods. Omdat de netten zo... zo...'
'Enorm groot zijn?' hielp ik.
'Juist, zei papa.
'Wacht even,' zei Michael opgewonden. 'Begrijp ik het goed? Vangt die boot walvissen?' Hij probeerde heel verontwaardigd te kijken maar het was maar al te duidelijk dat hij dacht: dan is dat ene walvisje van mij zo erg nog niet.
'Natuurlijk vangen ze walvissen,' zei papa. 'Ze vangen alles. Walvissen, zeeschildpadden, dolfijnen, zeilmeisjes, zeehonden reuzeninktvissen en naamloze monsters uit de diepzee. Waar de Engel des Doods is langsgeweest, vind je geen enkel levend wezen meer in het water.'
Ik voelde me niet lekker, want een vreselijk vermoeden was bij me opgekomen. Ik hoopte maar dat ik mijn vader verkeerd verstaan had.
'Zeilmeisjes?' vroeg ik met een beverig stemmetje. 'Zei je nou: zeilmeisjes?'
'Ja,' zei mama, 'dat zijn van die frisse, dappere, ondernemende meiden die in hun eentje de wereld rond proberen te zeilen. Om record te breken en zo.'
'Ik weet wel wat een zeilmeisje is,' piepte ik. 'Maar... papa... ik begin opeens te denken dat...'
Papa sloot zijn ogen en knikte. 'Je hebt gelijk,' zei hij.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 7 november 2012

Wij komen op alle journaals

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Hij nam een grote slok van zijn bier en leunde achterover. 'Kijk,' zei hij. 'Het zit zo.' Hij liet een best wel harde boer. 'Sorry. Het zit zo: ik ben de baas van deze kerk. Er zijn bepaalde dingen die je niet mag doen als je de baas van een kerk bent, en één van die dingen is: spullen opblazen. En dat is jammer, want er is hier in Zuid-Mallotië een hoop mis. Misschien dat een paar goed geplaatste staafjes dynamiet daar verandering in zou kunnen brengen. Ik geloof niet dat het zo makkelijk is, trouwens, maar het zou kunnen. Het zou in elk geval een behoorlijke opluchting zijn om eens het een en ander de lucht in te laten vliegen. Alsof je even kunt krabben aan een plekje waar je heel veel jeuk hebt, snap je?'
'Ik begrijp precies wat u bedoelt,' zei mama. Ze keek helemaal niet blij. Ze keek een beetje streng. Niet alsof ze boor was op Willem, maar alsof ze vond dat de wereld in het algemeen er een potje van maakte. 'Maar daar gaat het nu niet over. Het gaat nu over de drie meneren die het koraalrif kapot maken. Waarom doen ze dat?'
Willem haalde zijn schouders op. 'Ze moeten eten,' zei hij. 'Vroeger gingen ze een heel eidn de zee op, om met netten te vissen. Dat was beter. Maar in de zee zit niks meer, sinds de komst van...'
'De Engel des Doods,' viel papa hem in de rede.
Willem keek verbaasd op. 'Kent u die?'
Papa lachte bitter. 'Of ik de Engel des Doods ken? Ik heb hem helpen bouwen! Niet met mijn eigen handen, natuurlijk, maar ik ben degene die het geld heeft geleend aan meneer Leeghwater.'
Ik kreeg het gevoel dat ik wist waar dit verhaal heen ging. 'Dat is zeker weer een vriendje van meneer Dogger?'
'Inderdaad,' zuchtte papa. 'U moet weten, meneer Willem, dat ik vroeger...'
Nu was het Willems beurt om een zin af te maken. 'Werkte voor de Doggersbank,' grijnsde hij. Toen papa hem verbaasd aankeek, lachte hij weer zijn vrolijke, aanstekelijke, veel te harde rot-lach. 'Jullie begrijpen nog steeds niet hoe beroemd je bent, geloof ik. Er hoeft maar ergens ter wereld iets te exploderen of op alle journaals gaat het over de vraag: zit de Donderkat hierachter? En dan komen er weer interviews met oude collega's en klasgenootjes en zo.'
Het was grappig om te zien hoe mijn ouders op dit nieuws reageerden. Papa keek heel ongelukkig. Hij vond het niet leuk dat iedereen bij terrorisme meteen aan hem dacht. Mama daarentegen keek zo tevreden als een poes op een schoot bij de open haard.
Ik wilde iets aardigs tegen papa zeggen. Iets wat niet ging over het opblazen van dingen. En ook niet over de schurkenstreken waar hij aan had meegeholpen toen hij nog bij de Doggersbank werkte. Maar ik kon niks bedenken.
'Nou,' zei Michael, 'dan moeten we die Engel des Doods maar eens gaan opblazen, dacht ik zo. Vertel er eens wat meer over, pap? Jij weet er het meeste van, want jij was vroeger een schurk.'
Ik schopte Michael tegen zijn been, zó hard dat we met ons drieën uit de hangmat donderden. Willem lachte zó hard dat ik even dacht dat hij zou ontploffen. Maar nee. Hij stond op en tilde ons terug in de mat.
Daarna zei papa met een zuur gezicht: 'Goed. Ik zal jullie vertellen over de Engel des Doods.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 5 november 2012

Goed en slecht

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ik?' vroeg mama ijzig. 'Hoe zou ik nou kunnen bepalen wie er een schurk is? Nee hoor, dat doen die schurken helemaal zelf. Zij kiezen ervoor om schurkenstreken uit te halen, daar hebben ze mij niet bij nodig.'
'Hij bedoelt,' kreunde papa terwijl hij met een pijnlijk gezicht over zijn been wreef, 'dat het allemaal heel ingewikkeld ligt. Wat is goed en wat is slecht? Dat soort vragen.'
'Nou,' zei Michael, 'dat lijkt me nogal duidelijk. Goede dingen zijn goed en slechte dingen zijn slecht. Dus... Ja...'
Ik schaamde me dood. Michael is twaalf, die hoort niet met grote mensen over zulke dingen te praten. Dan staat-ie voor gek. Ik bedoel, goed en slecht en politiek en zo, dat is allemaal heel ingewikkeld. Daar worden kranten en boeken over volgeschreven. Daar moeten heel geleerde mensen hun leven lang op studeren. Dus hoe kan een jongetje van twaalf nou denken dat-ie snapt hoe het zit?
Willem en papa glimlachten vertederd naar hem. Och ja, zag je ze denken, als je twaalf bent denk je dat alles heel eenvoudig is.
'Groot gelijk, jongen,' zei mama. 'Het is allemaal heel eenvoudig, eigenlijk.'
Nu keken papa en Willem naar mama. Ze glimlachten niet vertederd. Oh nee. Ze vonden het ongelooflijk dat een groot mens, een heel intelligent groot mens nog wel, net zo kon denken als een jongetje van twaalf.
En ze keken ook een beetje paniekerig, omdat dit grote mens zoveel bommen kon maken als ze maar wilde. En laten we heel eerlijk zijn: jongetjes van twaalf moeten eigenlijk niet met bommen spelen. Daar komen ongelukken van.
Ik ken mama langer dan vandaag. Ik kan wel zo'n beetje zien wanneer ze pret heeft en wanneer ze boos is, dat soort dingen. En nu had ze duidelijk enorme lol, omdat papa en Willem niet meer wisten wat ze van haar moesten denken.
'Kom kom, heren,' zei ze, 'Slechte dingen zijn slecht, ja of nee?'
Willem zei: 'Zo eenvoudig is het niet. Wat u 'slecht' noemt, kan iemand anders wel 'goed' vinden.'
'Dan heeft-ie ongelijk,' besliste mama. 'Dat is heel goed mogelijk. Mensen hebben zo vaak ongelijk.'
'U zou dus ook ongelijk kunnen hebben,' zei Willem met een gezicht van nou-heb-ik-je.
Daar moest mama even over nadenken. 'Nee,' zei ze tenslotte. 'Ongelijk hebben, daar begin ik niet aan. Dat vind ik zonde van mijn tijd. Het is een omslachtig iets hoor, de ongelijkhebberij, daar komt een hoop gedoe bij kijken. Dat vergeten mensen nog wel eens. En mijn tijd is beperkt. Ik wil mijn aandacht dus graag even bij het terrorisme houden, als jullie het niet erg vinden. En als ik terrorisme zeg, bedoel ik niet dat ik af en toe eens iets opblaas. Ik bedoel dat er slechteriken zijn, die dingen opblazen. Die drie vriendelijke heren bijvoorbeeld, die ons hierheen hebben gebracht. Weet u dat die het koraalrif opblazen? Dat hoort een goeierik niet te doen. Iedereen kan wel eens een foutje maken...'
Plotseling moest ik hoesten. Misschien zou je kunnen zeggen dat mijn hoest een beetje klonk als het woord 'walvis'. In ieder geval gaf Michael me weer een stomp.
'… maar het rif zit vol gaten. Dat is niet “een foutje”, dat is boze opzet. Dus ik ben wel benieuwd wat er hier aan de hand is. Ik zou nkiet graag de verkeerde opblazen namelijk.'
Willem keek mijn moeder tevreden aan. 'Ik hoopte al dat u zoiets zou zeggen,' glimlachte hij.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

zaterdag 3 november 2012

Spullen van schurken

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Michael en ik keken elkaar aan. Waren wij genoemd naar twee engelen? Dat wisten we helemaal niet.
Mama trouwens ook niet, begreep ik toen ik haar naar papa zag kijken. Ze keek half boos en half bewonderend. Boos omdat papa haar voor de gek had willen houden, en bewonderend omdat het gelukt was.
Willem tilde Michael, Kwetter en mij in één keer op en zette ons in de hangmat.
'Ik ga die limonade halen,' zei hij. 'Niet wiebelen, jongens!'
Michael wiebelde.
Boink.
In de vijf minuten die volgden, ontdekten wij hoe moeilijk het is om met drie kinderen tegelijk in een hangmat te klimmen. Toen Willem terugkwam, zag hij mij en Michael in een ordeloze hoop op de grond liggen, terwijl Kwetter zich met handen en tenen vasthield aan de onderkant van de hangmat.
Daar moest Willem weer om lachen. Hij had een schallende, vrolijke lach die uit het diepst van zijn gemoed kwam en die me nu al vreselijk irriteerde. Moest dat nou echt zo hard?
Even later zaten we allemaal te drinken in de schaduw Wij drieën zaten op de hangmat en dronken limo met een rietje. Ma dronk thee in een ligstoel, wat eigenlijk een hele prestatie is, en papa en Willem zaten op twee keukenstoelen. Papa dronk koffie en Willem bier.
'Vertel eens,' zei Willem. 'Wat brengt jullie hierheen?'
'Terrorisme,' zei mama.
Met een verbaasde grijns keek Willem haar aan. 'Wat zegt u me daar?'
'Toerisme,' gilde papa in paniek, 'toerisme zei ze, we zijn toeristen namelijk, en helemaal geen terroristen of zo. Haha, mijn vrouw zegt soms rare dingen, hoor! Terrorisme, haha, alsof wij ooit bankgebouwen en wapenfabrieken opblazen. Zien wij er soms uit als terroristen?'
'Jazeker,' zei Willem kalm. 'Jullie zien er precies uit als terroristen. Als de Donderkat en haar gezin, om precies te zijn.' Wij keken hem stomverbaasd aan, en hij liet zijn lach weer schallen. 'Ik had jullie allang herkend,' bulderde hij. 'Vind je het gek? Jullie gezichten zijn bekender dan de president van Amerika! Is het jullie werkelijk nog niet opgevallen dat jullie overal worden aangestaard? Dan ben ik benieuwd in welke uithoek van de wereld jullie ondergedoken hebben gezeten, de afgelopen maanden.'
'Grappig dat u “ondergedoken” zegt,' stamelde papa. 'Wij wonen namelijk in een AAAUW!'
Mama had haar hete thee over zijn been gegooid.
'Sorry, schat,' zei ze koeltjes. 'Nou knoei ik toch per ongeluk mijn thee over je heen. Ik had mezelf even niet onder controle, ben ik bang. Dat komt: ik schrok toch zó toen jij bijna zei waar wij ons verborgen houden. Dat mag natuurlijk niemand weten, dus...'
'Auw je hebt gelijk liefje, auw auw, en dat van die thee geeft auw auw niks, ongelukjes gebeuren soms.'
'Reken maar,' zei mama, 'hoewel ik hoop dat het niet te vaak nodig zal zijn dat dit soort ongelukjes gebeurt.' Ze wendde zich tot Willem. 'Toen ik terrorisme zei, bedoelde ik niet wat wij doen. Wij zijn helemaal geen terroristen, namelijk. We blazen af en toe wat dingen op, dat wel natuurlijk. Vooral gebouwen. Maar we blazen alleen spullen van schurken op. Geen spullen van gewone mensen. En wat we nooit doen is levende wezens opblazen.'
Ik fluisterde in Michaels oor: 'Behalve af en toe een walvis.' Hij gaf mij een stiekeme stomp, maar dat was het wel waard.
'Alleen spullen van schurken?' herhaalde Willem met een vreemd glimlachje. 'En wie bepaalt wie er een schurk is? U?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 31 oktober 2012

De verkeerde stukjes

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Wat is er?'vroeg ik. 'Ken je die meneer? Is dat weer een van de schurken die je van vroeger kent? Zo'n vriend van meneer Dogger?'
'Nee,' zei papa. 'dat niet.'
'Wat is het dan wel?' vroeg Michael zich verwonderd af. 'Ik dacht net: die meneer hoort zeker bij dat kerkje, wat fijn voor papa, nou heeft-ie iemand om mee over de bijbel te praten. En als die meneer ons uitnodigt voor het eten, gaan we vast bidden. Dat vind jij toch fijn?'
Misschien moet ik dat even uitleggen. Papa houdt erg van bidden voor het eten. Mama niet. Ze vindt het zonde van de tijd. 'Ga jij maar lekker bidden, schat,' zegt ze soms. 'Wij beginnen vast. Nu is het nog warm.' Maar papa vindt bidden alleen leuk als we het met z'n allen tegelijk doen.
Daarom is het voor papa fijn als we gaan eten bij mensen, die ook van bidden houden. Want als we ergens te gast zijn, vindt mama dat we ons moeten aanpassen. Als de gastheer bidt doen wij dat dus ook. Zelfs als de gastheer met eten spuugt, moeten wij mee-spugen. Serieus. Dat maakt eten in, bijvoorbeeld, Boegoe-Boegoe (waar de tafelmanieren heel anders zijn dan bij ons) tot een wonderlijke en onsmakelijke onderneming.
'Bidden is goed,' zei papa wrang. 'Maar als die meneer met jullie over de bijbel wil praten stop je je vingers in je oren. Ik meen het. Vingers erin, zonder aarzelen. Begrepen?'
Michael en ik keken elkaar aan. Hier konden wij geen touw aan vastknopen.
Mama moest lachen om onze verwarring. 'Wat jullie moeten begrijpen, lieverds, is dit: de bijbel is een heel mooi en belangrijk boek. Het is ook een gróót boek. Er staat heel veel in. Zóveel zelfs, dat je het nooit allemaal tegelijk kunt geloven. Iedereen kiest er daarom een paar stukjes uit die ze belangrijk vinden. Helaas kiest niet iedereen dezelfde stukjes, en de ruzies daarover kunnen behoorlijk hoog oplopen. Nu heeft jullie papa - want Eduard is heel knap in die dingen - meteen al gezien dat deze meneer in de verkeerde stukjes van de bijbel gelooft. Zeg ik het zo goed, schat?'
'Min of meer,' zuchtte papa. 'Min of meer wel, ja.'
Terwijl wij zo stonden te babbelen kwam de meneer uit zijn hangmat. Hij was groot en gespierd, met een gezicht dat knal-bruin was van de zon. Zijn haar was kort en blond en hij had een wilde baard.
'Nee maar,'riep hij blij verrast. Hij had een luide, diepe stem. 'Bezoek. Dat krijgen we hier niet vaak. Bleekgezichten nog wel - dat is al helemáál zeldzaam. Hoewel, bleekgezichten? Er is ook een knal-oranje koter bij, zie ik. Kijk, kijk. Dat heb ik nou nog nooit eerder gezien. Dit gaat een interessante middag worden. Mooi, mooi. Wilt u iets drinken? Koffie? Thee? Voor de koters iets zoets, denk ik - Thee-met suiker? Mango-limonade?'
'Limonade graag,' zeiden wij.
'En limonade wordt het!' baste de man. 'Ik heet Willem, trouwens. En jullie?'
'Gaby,' zei ik. 'En dat is Michael en dat is Kwetter.'
De man lachte hard en aanstekelijk. 'Gaby, he? Afkorting voor Gabrielle, zeker? Haha! Gabriël en Michaël - staan daar zomaar twee aarts-engelen voor mijn neus! Nou, nou. Dat overkomt me al helemaal niet elke dag. Kom mee, kom mee. Lekker de schaduw in!'
Zonder op antwoord te wachten nam hij ons bij de schouders - zijn handen waren reusachtig groot - en troonde ons mee naar zijn hangmat.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE