Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 30 januari 2013

De wankelende luitenant

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ze haalde zo onopvallend mogelijk een flesje uit haar schoudertas en hield het achter haar rug. Het was een flesje met een dunne hals en, zo te zien, niks erin. Ze hield allebei haar handen achter haar rug en ging aan de kruk van het flesje zitten pulken.
De kurk zat er niet heel stevig in, gelukkig, en al snel fluisterde mama: 'Diep inademen, jongens, en zo lang mogelijk inhouden. Nú.'
We ademden allemaal diep in.
Er klonk een heel zacht plopje toen de kurk uit de fles kwam. Niemand hoorde het, want Ernesto en Miguel waren op volle kracht tegen elkaar aan het schreeuwen: 'En waarom heeft het ZMB honderd soldaten en vier luitenants en één veldmaarschalk!?' wilde Ernesto weten. 'Boven luitenant komt kapitein, iedereen weet dat, veldmaarschalk is krankzinnig hoog, dat jij een veldmaarschalk zou moeten zijn dat slaat helemaal nergens op!' Nu eens sloeg hij met zijn vuisten op tafel, dan weer zwaaide hij ze heen en weer voor het gezicht van zijn hooggeplaatste kameraad.
Die brulde woedend: 'Dat slaat wél ergens op! Dat slaat op mijn tactisch en strategisch inzicht! En zal ik je eens wat zeggen?' Hij greep zijn opstandige luitenant bij de kraag van diens overhemd. 'Voor iemand met mijn intelligentie is veldmaarschalk eigenlijk nog niet eens... Wacht even...' Hij liet zijn vriend los en wreef over zijn enorme buik. 'Ik voel me niet zo goed,' mompelde hij. Inderdaad zag hij heel erg bleek, en zweetdruppeltjes glommen op zijn voorhoofd.
'Ik ook niet,' gaf Ernesto toe. De luitenant van het ZMB stond te wankelen op zijn benen. 'Ik moet geloof ik een beetje...'
'Ik ook,' zei Miguel, en toen begonnen ze precies tegelijk over te geven.
Alsof dit het teken was waarop iedereen had zitten wachten begon de rest van de aanwezigen ook over te geven. Het hele hoofdkwartier werd één grote, ongelooflijk vieze kledderboel.
Mama stond op en liep naar de deur.
Opgelucht liepen wij achter haar aan – we begonnen het zo onderhand behoorlijk benauwd te krijgen, bij gebrek aan ademhaling.
Niemand hield ons tegen. De legertop en hun lijfwachten lagen machteloos kreunend op de vloer. Ze voelden zich te misselijk om ons zelfs maar op te merken. Dat kwam niet alleen door mama's flesje – het begon inmiddels behoorlijk onfris te ruiken in de geheime kamer. Tenminste, dat denk ik, want ik haalde nog steeds geen adem dus ik rook niks.
Pas toen we de kamer uit waren en de deur achter ons gesloten hadden, zogen we weer wat lucht in onze longen.
Dat is lekker spul joh, lucht!
Ik dacht altijd dat ik pannenkoeken lekker vond, en chocolade-ijs, en aardbeienlimonade, maar nu weet ik dat lucht véél en véél lekkerder is. Ook al smaakt het naar niks.
'Heerlijk,' zei mama. 'Wat vinden jullie, jongens, zullen we hier maar eens vertrekken?'
'Dat lijkt me een heel slecht idee,' zei papa ernstig.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 28 januari 2013

De internationale koffie wordt lauw geserveerd

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Mama keek hem aan met een frons en een lach tegelijk. 'Het politiebureau?' vroeg ze ongelovig.
'Jaaah,' zei de dikkerd met krakende stem. Het klonk een beetje als gekwaak; plotseling leek hij nog meer op een gigantische pad, zo veel zelfs dat ik half en half verwachtte dat hij zo dadelijk met zijn tong een vlieg zou gaan vangen.
Dat deed hij niet, maar mama keek hem aan hem alsof ze hem net een kilo strontvliegen had zien eten. 'Dat méént u niet,' zei ze.
'Jawel, jawel,' kwaakte de man. 'Het politiebureau, zeg ik u. Met zoveel mogelijk agenten erin.'
'Ik doe geen politiebureaus,' zei mama op haar meest besliste toon. 'En ik doe al helemaal geen gebouwen met mensen erin. Het is misschien ouderwets van mij, maar ik hecht aan goede manieren, en mensen opblazen is onbeleefd.'
'Maar de politie is een bende schurken,' riep een man met een baret en een eng stoppelbaardje, die links van de dikke pad zat. 'Ze hebben u beschoten met raketten! Vanuit een helikopter! Dat is toch...'
'Dat is de enige manier waarop ze tegen mij nog een kans maken,' zei mama nuffig. Dus dat vind ik heel begrijpelijk. Heel verstandig van ze. Mensen die politiewagens stelen en met bommen gooien zijn negenhonderd negenennegentig duizend negenhonderdnegenennegentig van de miljoen keer ordinaire schurken, en gevaarlijk bovendien, dus ik geef die agenten geen ongelijk. Hoe kunnen zij nou weten dat ik die ene andere ben?'
De man met het stoppelbaardje legde zijn vingertoppen tegen elkaar.
'U begrijpt de situatie niet goed,' zei hij op redelijke toon tegen mama. 'U zit hier in ons geheime hoofdkwartier. U kent hier de weg niet. Niet in ons hoofdkwartier en niet in onze wijk. Wij hebben onze mannen bij ons, die automatische geweren hebben. En granaatwerpers en meer van dat spul. En wat heeft u bij zich? Drie hulpeloze, kwetsbare kinderen, die u dierbaar zijn en waarvan u het heel erg zou vinden als hen iets overkwam... Au!'
Van waar ik zat kon je prima zien waarom Stoppelmans 'au' had geroepen: de dikke pad had hem tegen zijn schenen geschopt, wel vijf of zes keer. Zo hard, dat het me verbaasde dat zijn been nog niet in stukjes op de grond lag.
'Wat zit je me nou te schoppen, Miguel?'
'Hihi,' fluisterde Kwetter tegen Michael, 'die meneer heet net zo als jij.'
Michael kon er niet om lachen.
Intussen fluisterde de dikke pad tegen zijn kameraad: 'Je moet geen ruzie met die vrouw maken, Ernesto! Zij is wereldberoemd, man, zij is een... een ster! Een ster met internationale allure! Als zij met ons meedoet, dan worden wij óók beroemd. Dan tellen we eindelijk eens een keertje méé. Jij weet niet hoe het is, Ernesto, om op alle internationale terroristische vergaderingen achteraan te moeten zitten, en als laatste koffie te krijgen. Lauwe koffie, Ernesto, lauwe koffie! Heel vies. En heel vernederend.'
'Nee,' zei Enrnesto vinnig. 'Ik weet inderdaad niet hoe dat is. Want ik mag nooit mee. Jij gaat altijd in je eentje op die leuke buitenlandse reisjes.'
Iedereen keek gefascineerd naar dit gesprek tussen de twee aanvoerders van het roemruchte ZMB.
Iedereen, behalve ik. Want meisjes kunnen op meerdere dingen tegelijk letten. Multi-tasken, noemt mama dat, maar volgens mij heeft ze dat gewoon zelf verzonnen want het klinkt als een compleet flauwekul-woord.In ieder geval: ik zag niet alleen hoe de legertop ruziede over de internationale lauwe koffie, maar ik zag ook – als enige – wat mama intussen aan het doen was.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 25 januari 2013

De slechteriken zijn het probleem

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ja natuurlijk,' zei mama. 'Het Zuid-Mallotische Bevrijdingsleger wil Zuid-Mallotië bevrijden, nietwaar? Dat weet iedereen. Ikzelf ben geloof ik even vergeten van wie of wat u Zuid-Mallotië ook weer wilt bevrijden...?'
De vijf mannen keken elkaar aan. Ze leken mama's vraag heel ingewikkeld te vinden. De dikke man beet even op zijn onderlip en zei aarzelend: 'Nou, gewoon... van alle slechteriken. De slechteriken die ons volk onderdrukken, zodat we niet in vrijheid kunnen leven, begrijpt u wel?'
De vier anderen knikten enthousiast. Jaja, de slechteriken! Die waren het probleem, die moesten keihard worden aangepakt.
'Bedoelt u mensen zoals meneer Cockel? Die uw land vervuilt zodat het volk geen eten heeft?' hielp mama.
'Eh... jjjjjja?' zei de dikke man ongemakkelijk. Zijn vier kameraden knikten aarzelend
'Aan de politie heeft u ook nogal een hekel, geloof ik,' merkte papa op. 'Want daar schiet u op.'
Ja, nou en of! De vijf mannen riepen om het hardst door elkaar heen dat de politie niet deugde, die onderdrukte het volk verschrikkelijk, de politie deed alles wat de slechteriken wilde, de politie en de slechteriken waren de allerbeste maatjes, de politie was het probleem, de politie moest keihard worden aangepakt.
'En nu wilt u ongetwijfeld aan mij vragen of ik u kan helpen het een en ander op te blazen.'
Het ZMB knikte als één man van ja.
'Wat is dat toch in dit land?' foeterde mama. 'Iedereen wil dat ik dingen voor hem opblaas! Eerst Willem, en nou jullie weer.'
'Dat ligt niet aan het land, schat. Dat ligt aan ons. Als je eenmaal bekend staat als terrorist, wil de hele wereld iets van je. Sommigen willen je doodschieten, anderen willen dat je iets voor ze opblaast. Hoort bij het vak, vrees ik.'
'Pfff,' zuchtte mama. 'Soms krijg ik er bijna spijt van dat ik terrorist geworden ben, weet je dat?'
'Jij moet niet spijt hebben, mama,' zei Kwetter troostend en ze aaide over mama's been. 'Jij maakt de mooiste boemen van de hele wereld. Ik regelt alles wel met deze meneren.' Ze wendde zich tot het ZMB. 'Luistert eens, meneren, jullie moet niet aan mama's bolletje zeuren hoor!'
'Wij zeuren niet!' protesteerde de dikke. 'Dat kun je geen zeuren noemen, wat wij deden.'
'Inderdaad,' zeiden Michael en ik. 'Op zeur-gebied stelde dat helemaal niks voor. Zeuren gaat zo van: Aaaaah, mahaaam, wil je please please please iets voor ons opblazen? Een heel klein dingetje maar. Dan ruimen wij een maand lang elke dag onze kamer op. Eerlijk beloofd. Aaaah, alsjeblieieieft, wij willen het zo graag want jij kan dat zo goed...'
'Nou vooruit dan maar,' zei de dikke meneer. 'Zeg maar wat ik moet... eh... wacht eens...'
'We hadden het niet tegen u,' zei Michael.
'Dit was maar een voorbeeld,' legde ik uit. 'U heeft zeker geen kinderen?'
'Ik beschouw alle Zuid-Mallotiërs als mijn kinderen,' zei de dikke man plechtig. 'Daarom wil ik ze ook bevrijden. Dus. Laten we het daar eens over hebben, mevrouw de Donderkat. Wanneer kunt u het politiebureau voor ons van de kaart vegen?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 23 januari 2013

Spelletjes voor achttien plus

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Tsk,' deed Michael, 'echt weer een meidenvraag. Ik kan wel zien dat jij nooit Bloederige Mafia-toestanden III gespeeld hebt.'
'Inderdaad,' zei ik liefjes, en ik probeerde te glimlachen zoals mama dat kan. 'Jijzelf hebt dat spel trouwens ook nooit gespeeld, neem ik aan, want het is voor achttien plus, toch? Dacht ik?'
Michael keek even naar papa en mama. Die luisterden vol interesse mee.
'Eh nee,' mompelde hij. 'Ik zelf niet natuurlijk, nee, maar eh, nou ja, het komt erop neer dat iedereen gewoon bang is voor deze lui. Dat ze daarom naar binnen gaan. Waarom anders?'
'Ik kan nog wel een reden verzinnen,' zei papa. 'misschien gaan ze naar binnen vóórdat deze jongens langskomen, zodat ze later kunnen zeggen: “die jongens? Nee hoor, die heb ik niet gezien.” Als de politie langskomt om ernaar te vragen. Misschien zijn deze jongens wel heel populair in deze wijk. En niet zo heel populair bij de politie.'
Zo babbelden we vrolijk verder over onderwerpen als: waar brengen ze ons heen, wat gaan ze met ons doen, zou dat erg veel pijn doen enzovoort. Intussen voerden de jongens ons verder en verder over de onbegrijpelijke weggetjes van de sloppenwijk.
Juist toen ik begin te denken dat ze misschien wel verdwaald waren, kwamen we bij een rijtje huisjes dat tegen een steile heuvelwand was aangebouwd.
'Oeh,' zei Michael, 'een geheim hoofdkwartier!'
'Waar dan?' vroeg Kwetter. 'Ik ziet er nergens één.'
'Nee natuurlijk niet, suffe druif, het is geheim. Maar in één van die huisjes zit een deur, en daardoor kom je in een gang die recht de heuvel in gaat. Naar het geheime hoofdkwartier. Wedden?'
'Dat komt zeker ook weer uit dat bloederige Mafia-spelletje,' zei ik.
'Nee,' antwoordde Michael, 'uit Afschuwelijke Zombie Moorden V. Niet dat ik dat ooit gespeeld heb,' voegde hij er haastig aan toe. 'Achttien plus, he? Dus... Ja...'
Het Zombie-spel was kennelijk realistischer dan het mafia-spel, want dit keer kreeg Michael zonder meer gelijk.
Puntje voor Michael.
De gang achter het huisje was betimmerd met afvalhout: steigerplanken, ouwe deuren en dat soort dingen. Na een meter of tien liep de gang dood, en toen bleek dat één van de ouwe deuren nog steeds een deur was, want er zat een grote kamer achter.
In die kamer zaten nog een tiental jongens. Ze zaten op kussens op de grond, met hun rug tegen de muur. Midden in de kamer stond een brede tafel, waaraan vijf mannen zaten De middelste van hen, een wanstaltig dikke kerel met een hoofd als een pad, stond op en maakt een kleine buiging voor ons.
'Goede middag,' zei hij, 'en welkom bij het Zuid-Mallotische Bevrijdingsleger. Het ZMB. U heeft vast wel eens van ons gehoord.'
'Zeker wel,' antwoordde mama. Mama kan vreselijk goed liegen, namelijk. Maar ze doet het alleen uit beleefdheid.
De dikke man begon te stralen. 'Echt waar? Heeft u van ons gehoord? Eh, ik bedoel, natuurlijk heeft u dat. En wij hebben ook van ú gehoord, mevrouw de Donderkat. Wij zijn dan ook heel blij dat u hier bij ons bent. Kunt u raden waarom?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 21 januari 2013

Een onvriendelijke uitnodiging

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Twee keer schoot hij.
Allebei de keren was het raak.
Gelukkig schoot hij op de banden van onze politiewagen.
Daarna zei hij een enkel zinnetje in het Zuid-Mallotisch en gebaarde weer met zijn geweer.
'Volgens mij wilt zij echt heel graag dat wij uitstapt,' zei Kwetter.
'Een vriendelijke uitnodiging mag je niet zo maar afslaan,' zei mama. 'Kwestie van beleefdheid.'
'Ik vond dit eigenlijk een nogal onvriendelijke uitnodiging,' mopperde ik. 'Ongeveer de minst vriendelijke uitnodiging aller tijden.'
'Die mogen we al helemaal niet afslaan,' zei mama. 'Kwestie van lijfsbehoud. Stap jij als eerste uit, schat?'
Papa stapte uit en stak zijn handen in de lucht. De geweer-jongens keken tevreden, maar al snel begon de voorste naar ons te wijzen en boos te roepen. Eén voor één stapten we uit de auto. We deden het zo langzaam mogelijk, zodat mama nog even de tijd had om iets te doen: ze had onder haar stoel een zwarte, leren schoudertas gevonden en daar propte ze nu haastig haar hele voorraad flesjes en potjes in. Als laatste stapt zij uit, met haar handen in de lucht en de tas om haar schouder.
De jongens leken zo tevreden, dat ze vergaten in haar tas te kijken.
De voorste jongen keek ons doordringend aan, grijnsde en maakte toen een kleine buiging met zijn hoofd. Daarna zei hij iets tegen mama.
We konden er maar één woord van verstaan, maar van dat ene woord werden we tamelijk zenuwachtig.
Want het woord was 'Donderkat'.
'Hm,' deed papa. 'Je bent een beetje te beroemd geworden, schat,' zei papa.
'Ach ja,' glimlachte mama, 'dat hoort er nou eenmaal bij. Ik ben natuurlijk ook best wel interessant, dus...'
'Ik vind dat niet iets om te lachen,' zei papa. 'Als deze knapen weten wie jij bent, dan weten ze ook dat ze tien miljoen krijgen als ze jou inleveren bij de Doggersbank. Levend of dood.'
'Maakt maar geen zorgen, hoor papa,' zei Kwetter opgewekt. 'Mama kunt alles, dus wij gaat heus niet naar de Doggersbank. Niet levend en ook niet dood. Wij gaat gewoon ontsnappen strak, he mama?'
'Zo is het, Kwettertje-lief,' zei mama. 'Maar nu nog niet, anders gaan die meneren op ons schieten. Kijk, ze willen dat we met ze mee lopen. Zullen we dat maar doen?'
Natuurlijk deden we dat.
De jongens namen ons mee tussen de armelijke huisjes, diep de sloppenwijk in door een doolhof van paadjes en steegjes en weggetjes. Het stonk hier naar van alles: vuilnis, varkens, geiten, zweet, pies, houtvuur, knoflook en weet ik wat nog meer.
Er was geen mens te zien.
Als de jongens langskwamen ging iedereen toevallig nét even naar binnen, met de deur en de gordijnen dicht.
'Wat zou dat te betekenen hebben?' vroeg ik me af. 'Dat iedereen naar binnen rent als wij langskomen?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 18 januari 2013

Een slecht moment voor misverstanden

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Even later wapperde mama met een witte onderbroek.
'Ik hoop maar dat ze begrijpen dat dit een vlag is,' zei mama, 'en geen belediging.'
'Ze?' vroeg Kwetter. 'Welke ze?'
Goeie vraag. Er was niemand te zien.
We stonden op een stoffige zandweg. Bovenaan de helling naast ons was de snelweg waar we vanaf geduikeld waren. Daartegenover lagen huizen. Of nou ja, huizen... Ik moest denken aan ons oude huis, toen papa nog bij de bank werkte en alles nog gewoon was. Dat was een echt huis geweest, van bakstenen en dakpannen, niet te groot en niet te klein, maar precies goed. En nergens lek.
Het leek in geen enkel opzicht op de huisjes tegenover ons. Die hadden stuk voor stuk in onze oude woonkamer gepast, zo klein waren ze, en ze waren gemaakt van... nou ja, van álles eigenlijk. Het zag eruit alsof er iemand over een vuilnisbelt was gelopen en alles had meegenomen wat hij met twee handen kon dragen: autobanden, stukken hout, golfplastic, kartonnen dozen, metalen buizen, een oude badkuip en nog een hele hoop troep waarvan je niet eens meer kon zien wat het was. Daarna had die iemand een enorme berg klei en modder bij elkaar geschept, eens flink in zijn handen gespuugd en tegen zichzelf gezegd: 'Alles wat aan de bovenkant dicht is, telt als een huis. Aan de slag!'
Het was een wirwar van de vreemde, kleine huisjes, zo warrig door elkaar geplempt dat je niet eens kon zien of er weggetjes tussen liepen of dat dat tuintjes waren. Er groeide onkruid. Er scharrelden kippen, en hier en daar een geit of een varkentje, en halfblote, graatmagere kinderen speelden in het stof met stukjes ijzerdraad en steentjes.
Nergens een groot mens. Nergens een geweer of een bazooka.
'Rijden maar,' zei mama.
Papa startte de wagen.
'Ongelooflijk dat dat ding het nog doet,' mompelde hij. 'Kwaliteit, hoor! Vast een hele dure auto. Ik kende dit merk nog niet, maar...'
Op dat moment sprong er opeens iemand tussen de huizen vandaan. Het was een jongen van een jaar of vijftien, met in zijn handen een enorm groot geweer.
De loop van het geweer wees min of meer onze kant op.
Papa zette onmiddellijk de motor stil.
De jongen glimlachte en knikte.
Daarna floot hij drie korte tonen.
Tussen de huisjes kwamen nog zeven jongens tevoorschijn. Vijf van hen hadden geweren. Twee hadden er een granaatwerper over hun schouder.
Mama wapperde nog maar eens met Michaels onderbroek.
Ik hoopte heel erg dat de jongens begrepen dat het een witte vlag moest voorstellen; dit was een slecht moment voor misverstanden.
De jongens deden klik-klak met hun geweer.
Mama haalde vlug de onderboek naar binnen.
Ik deed mijn ogen stijf dicht en probeerde aan thuis te denken; als ze nu gingen schieten, zou ik in ieder geval een mooie laatste gedachte hebben.
Maar ze gingen niet schieten. Ze begonnen te praten. In het Zuid-Mallotisch weliswaar, dus we verstonden er geen bal van, maar wat je ook zegt: praten is altijd beter dan schieten.
'Volgens mij wilt zij dat wij uitstapt,' zei Kwetter.
Ik deed mijn ogen open en inderdaad: de jongens wezen met hun geweren naar ons, naar de deuren van de auto en naar een plekje vlak náást de auto.
'Schat,' zei papa, 'heb je nog wat van dat slaapspul? Of iets van rook of zo? Dan stel ik voor dat we...'
Voordat hij zijn zin kon afmaken, haalde de voorste jongen zijn trekker over.

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 16 januari 2013

Bravo voor de gordels

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Mama keek achter ons.
'Ik zie niks,' zei ze.
Ze keek vóór ons. Niks. Rechts niks en links niks.
'Niks,' herhaalde ze.
'Ma-ham,' deed Michael. 'Ben je nou doof, of doe je alsof? Hoor je dat geluid niet? Dat Rrrrrrrr?'
'Ik vind het eigenlijk meer klinken als d-d-d-d-d-d-d-d,' zei ik.
'Welnee, het is tjoef-tjoef-tjoef-tjoef,' zei papa
'Nou, dat is het in elk geval niet,' zeiden Michael en ik tegelijk.
Mama keek uit het raampje. 'Oh, het is een helikopter! Dan hebben jullie allemaal ongelijk hoor, helikopters, dat weet iedereen, die doen van...'
Ze kon helaas haar zin niet afmaken, want de helikopter maakte opeens een heel nieuw geluid: het whoesjjjjjjj-BOEM dat je krijgt als je een raket afschiet.
Vlak vóór ons sloeg de raket in. Papa wist hem nog net te ontwijken, door zo hard aan het stuur te draaien dat we even op twee wielen reden.
'Woeoehoeoe!' riep Michael, 'op twee wielen! Woeoeoe! Ik wist niet eens dat je dat kon, pap!'
'Ik ook niet,' mompelde papa bleekjes. 'Ik weet trouwens ook niet hoe ik 'm weer recht moet krijgen.'
'Toch is het knap van je,' ze mama. 'Kom hier schat, dan krijg je een zoen.' Ze leunde in zijn richting voor een zoen en dat was niet slim. De auto zakte uit zijn evenwicht en viel om. Als-ie op zijn wielen terecht was gekomen had mama ongetwijfeld 'dat is dat' gezegd, alsof het allemaal precies de bedoeling was geweest.
Maar we vielen dus de andere kant op.
Over de kop en van de weg af.
De snelweg waarop we reden lag iets hoger dan de straten ernaast, en we tuimelden wel tien misselijk makende meters naar beneden, ondersteboven en bovenste-onder, terwijl met een akelig kraken de sirene eraf brak.
En de zijspiegels ook.
Als door een wonder kwamen we op onze wielen terecht.
Mama keek even om zich heen. Toen ze zag dat niemand van ons erg gewond was, zei ze op tevreden toon: 'Dat is dat,' alsof ze het allemaal precies zo bedoeld had.
Papa klapte in zijn handen. 'Bravo voor de politie,' riep hij. 'Vanwege hun uitstekende autogordels.'
'Ja,' zei Michael, 'en weg met de smerissen, vanwege hun helikopter. Ik bedoel: wat moet een politiehelikopter nou met een raketwerper? Is dat voor als er een tank door rood rijdt of zo? Voor een straaljager zonder achterlichtje?'
Op dat moment hoorden we het ge-d-d-d-d-d-d-d van de helikopter weer, en meteen daarna een oorverdovend geknal en geratel.
'Wat is dat?' vroeg Kwetter nieuwsgierig.
Ik keek uit het raampje. 'Zo te zien is het een groepje mensen met een hekel aan politiehelikopters,' zei ik. 'En met automatische wapens en granaatwerpers.'
Het d-d-d-d-d klonk steeds zachter. De heli vertrok.
'Nou,' zei papa, 'daar komen we wel héél erg goed mee weg.'
'Ik ben bang dat je ongelijk hebt, schat,' fluisterde mama. 'Die mensen die een hekel hebben aan politiehelikopters, zijn waarschijnlijk ook niet al te dol op politie-auto's. Zoals die waar wij op dit moment in zitten. Heeft er iemand van jullie iets bij zich, wat we als witte vlag kunnen gebruiken?'
'Nee,' zei ik. Papa had ook niks, en Kwetter ook niet.
'Alleen mijn onderbroek,' zuchtte Michael. 'Die moet ik zeker uitdoen?'
'Graag,' zei mama. 'En het liefst vóórdat ze beginnen te schieten.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 14 januari 2013

Papa lost het file-probleem op

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

'De pistolen van de politie,' ging hij verder, 'die laten we natuurlijk liggen. Maar die mensen hebben harstikke geinige auto's, die gaan heel hard en dat is handig.'
'Jeuh!' riep Michael, 'we pikken een politiewagen! Mag dan ook de sirene aan?'
'Ach ja, dat kunnen we wel doen,' zei papa. Hij probeerde een gezicht te trekken alsof de sirene hem eigenlijk helemaal niet interesseerde.
'Adem inhouden, jongens,' zei mama terwijl ze naar de deur stapte. 'Misschien hangt er buiten nog een beetje slaapgas.'
De deur schoof open en met dichtgeknepen neuzen liepen we naar buiten. De grond was bezaaid met glasscherven van de ontplofte bovenverdieping, en op een parkeerplaatsje vlak bij de ingang zagen we de auto van meneer Cockel. Tenminste, ik neem aan dat het zijn auto was want het was een krankzinnig dure, luxe, glimmende wagen en op het nummerbord stond C0-CK-E1. Tot ons grote genoegen zagen we dat de wagen in puin lag. Hij zag eruit alsof er vanaf de vijftigste verdieping een krankzinnig dure, luxe, glimmende bureaustoel op gegooid was.
En dat was ook zo.
Niet expres – Kwetter had wel iets anders aan haar hoofd gehad dan mikken – maar het toeval kan soms een heel mooi ding zijn.
Papa zocht een mooie politieauto uit aan de rand van de slapende menigte. Het eerste wat hij deed, toen we waren ingestapt, was de sirene aanzetten.
Dat was niet zo slim, want door de herrie werd de helft van de politiemensen weer wakker.
'Oeps,' zei papa, 'wegwezen maar.' En daar gingen we, ta-tuu ta-tuu op topsnelheid door de stad. We konden lekker doorscheuren, want iedereen ging voor ons aan de kant.
'Heerlijk,' zei papa. 'Wat ben ik hier toch dol op zeg. Rijden met sirene is het mooiste wat er is. Nooit meer last van files! Hé zeg, daar los ik me toch ineens het file-probleem op... Ze moeten niet de wegen verbreden, ze moeten gewoon iedereen een sirene geven!'
'Schat,' zei mama streng. 'Je praat pure onzin. Als iedereen een sirene heeft, dan moet iedereen voor iedereen opzij. Dat wordt gegarandeerd een zootje. De hele snelweg één groot verkeersongeluk. Een ongeluk is geen file, dus de files zijn dan inderdaad weg, in zekere zin, maar... '
Michael onderbrak haar: 'Trouwens, iedereen hier in Zuid-Mallotië hééft al een sirene. Kijk maar eens achter ons. Alleen maar auto's met sirenes!'
'Dat zijn allemaal politiewagens, sukkel,' zei ik, 'volgens mij zit de hele politiemacht van Jalsk ons op de hielen.'
'Weet ik ook wel. Ik maakte een grapje.'
'Oh. Ha. Ha. Ha,' deed ik.
'Nou, ík vond hem leuk hoor,' troostte Kwetter. 'Kijk maar, nu gaat ik lachen: hihihihi!'
Achter ons klonken knallen.
Er werd vanuit de politiewagens op ons geschoten.
'Duiken, jongens,' zei mama. We doken weg. Net op tijd, want boven ons werd de achterruit tot gruis geschoten.
Mama deed de inhoud van twee van haar potjes bij elkaar, en het resultaat gooide ze het raam uit. Dikke zwarte rookwolken rolden over het wegdek.
Ze gooide er nog een flesje achteraan.
BOEM.
Vlak achter de rookwolken zat nu een diepe krater in de weg.
'Ik hoop maar dat die agenten hun gordel aanhebben,' zei ze luchtig.
'Vast wel,' zei papa. 'De politie moet het goede voorbeeld geven, nietwaar?'
Achter ons klonk het geluid van dertig politiewagens die in een krater donderden en tegen elkaar aan botsten.
'En dat is dat,' zei mama tevreden.
'Eh... niet helemáál, ben ik bang,' zei ik.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 11 januari 2013

Vluchten en pret maken

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Naar huis,' wilde ik zeggen, en plotseling sprongen er tranen in mijn ogen. Want we hadden geen huis, al bijna een jaar niet meer. Eerst hadden we een paar weken in een vakantiehuisje gewoond, op de vlucht voor meneer Dogger en zijn kornuiten. Daarna een half jaar in een boom in het oerwoud van Boegoe-Boegoe, maar een boom telt niet als een huis, vind ik. Een huis hoort een dak te hebben.
Na Boegoe-Boegoe hadden we een maand lang rondgezworven, totdat papa de Tsaar Peter kon kopen. De Tsaar Peter had wel een dak, natuurlijk, want een onderzeeër zonder bovenkant noem je geen onderzeeër. Dat noem je gewoon een gezonken boot. Maar een dak is niet genoeg: een huist hoort vast te zitten aan de grond, zodat je altijd weet waar het is. Zodat je ernaar terug kunt als je even geen zin meer hebt in buiten spelen.
Of in gebouwen opblazen of zo.
Papa en mama stonden te overleggen of we terug zouden gaan naar de kerk van Willem.
Michael stond verlekkerd te kijken naar de slapende agenten op straat – of liever gezegd naar hun pistolen, die daar voor het grijpen lagen.
Kwetter aaide over mijn hoofd en fluisterde: 'Waarom huilt jij?'
'Ik huil niet,' fluisterde ik terug.
'Nee, nu niet meer, want jij hebt je tranen aan je mouw gedaan, maar daarnet hebde jij tranen, dus toen huilde jij wel. Hebt jij ergens pijn?'
'Vind jij het jammer, dat wij mama's mooie boemen niet kunt ophalen uit de kelder? Dat geeft niks hoor. Kijkt jij maar eens naar al die flesjes en potjes die mama heeft, daar zit nog veel mooiere boemen in.'
'Ik wil gewoon naar huis,' zei ik, en toen ik het hardop zei kreeg ik weer tranen in mijn ogen. 'Ik wil gewoon een plek war ik me veilig kan voelen.'
'Veilig?' fronste Kwetter. 'Veilig weet ik niet. Daar heeft wij geen woord voor, in Boegoe-Boegoe. Wij heeft alleen woorden voor vluchten, dat doet wij als er een Sissipi-slang achter ons aan zit bijvoorbeeld, en voor pret maken, dat doet wij als we niet aan het vluchten is. Daarom is ik ook zo dol op mama. Zij maakt boemen, en boemen is pret, en zij maakt zelfs boemen tijdens het vluchten.'
Grappig genoeg zei mama precies op dat moment tegen papa: 'Het kan me niet schelen waar we heen gaan. We moeten hier in elk geval zo snel mogelijk weg, want die agenten kunnen elk moment wakker worden. Dus ik hou een paar bommen bij de hand.'
'Zullen we ook een paar pistolen meenemen?' vroeg Michael. Hij probeerde een gezicht te trekken alsof pistolen hem eigenlijk helemaal niet interesseerden.
'Niks ervan,' zei mama. 'Pistolen zijn hartstikke gevaarlijk en bovendien is dreigen met een pistool heel onbeleefd. En schieten met een pistool al helemaal. Nee hoor, aan een paar bommen hebben we wel genoeg.'
Inderdaad,' zei papa. 'Maar Michael heeft me wel op een idee gebracht.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 9 januari 2013

De nieuwe Rembrandt

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We keken uit het raam.
Onder ons zagen we de straat. Die stond helemaal vol met politiemensen en bewakers. Er waren loeiende sirenes, dranghekken, luidsprekers en heel veel pistolen.
'Mooi,' zei mama, 'ze staan lekker dicht bij elkaar.' Ze pakte haar potje met slaap-spul en zei: 'Doen jullie even het raam open? Ik denk dat ik nog nét genoeg heb om die meute daar beneden in slaap te krijgen.'
'Dit raam kan niet open,' zag ik.
'Moet jij eens opletten,' zei mama. 'Ik krijg dit raam zó ontzettend open, dat het nooit meer dicht kan. Wedden?'
We maakten ons uit de voeten, want het was wel duidelijk wat ze van plan was. Nadat we de hoek om waren gerend, lieten we ons op de grond vallen. Handen over de oren, mond open en maar wachten op de klap.
Die niet kwam.
Wat er kwam was een heel beleefd, klein plofje.
Mama kwam de hoek om, om te kijken waar we gebleven waren. 'Wat doen jullie daar op de grond?' vroeg ze verwonderd.
Wij deden onze monden dicht.
'We dachten dat je een enorme knal ging maken,' legde papa uit.
'Dat zou niet erg artistiek zijn geweest, of wel?' vroeg mama met een glimlach. 'Dingen opblazen is niet alleen een leuke hobby, als je er goed over nadenkt is het zelfs een soort Kunst. En ik durf wel te zeggen dat ik van die kunstvorm de Rembrandt ben. Én de Van Gogh én de Picasso, allemaal tegelijk. Kom eens kijken?'
We kwamen kijken.
In het raam zat een klein gat, waar het potje met slaapspul precies doorheen paste.
Na een gepast applaus zei papa: 'Hoe heb je dat voor elkaar gekregen? Alleen maar een gat, en verder niet het kleinste barstje! Je bent niet alleen de Rembrandt, je bent ook de Mozart en de Shakespeare en noem ze allemaal maar op.'
'Klopt,' zei mama, en ze gooide het potje met slaapspul door het gat.
Daarna namen we de lift naar de begane grond.
'Moeten we niet naar de kelder?' vroeg ik. 'Daar staat de auto van de Moeflon, en daar zit jouw koffer met bommen nog achterin.'
'Meidje, meidje,' zei mama, 'wat ben je toch een slimmerik. Wist je ik die koffer al helemaal vergeten was?' Ik moet er wel bij zeggen dat dat komt doordat het maar eenvoudige huis-, tuin- en keukenbommetjes zijn hoor, die erin zitten. Vergeleken met wat ik hier in mijn handen heb zijn dat niet meer dan een paar onnozele vuurpijltjes. Maar wie het kleine niet eert is het grote niet weerd, en bovendien is het niet netjes om spullen te laten slingeren. Op naar de kelder, dus!'
'Hoho,' zei Michael, 'en als er in de kelder nou eens politie staat? Wat dan? We kunnen ze niet in slaap maken, want we kunnen er niet bij. Misschien beginnen ze wel te schieten, zodra de liftdeuren opengaan.'
'Ook al weer zo slim!' riep mama enthousiast. 'Wat heb ik toch een verrukkelijke kinderen. Schietende politiemensen – je moet er maar opkomen!'
Puh. Michael denkt altijd aan schieten, daar is verder weinig slims aan.
'Goed. Niet naar de kelder dus,' zei papa. 'Eh... iemand een idee waarheen dan wel?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 7 januari 2013

Fatsoenlijke terroristen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Vangen!' riep ze. Ze draaide een potje met geel spul open en gooide het naar de agenten. De middelste agent ving het op. Zoiets doe je zonder erbij na te denken. Gelukkig maar want als hij erbij nagedacht had, had hij dat potje nooit aangeraakt. Want dat was best wel dom. Zijn collega's begonnen woedend tegen hem te schreeuwen. Maar dat duurde niet lang, want binnen vijf seconden vielen ze allemaal in slaap.
Mama gaf mij de deksel van het potje. 'Knijp je neus goed dicht,' zei ze.
'Moet ik dat potje ophalen?' vroeg ik verontwaardigd.
'Ja, wat denk je,' zei mama. 'En doe het een beetje snel, anders komt het slaapgas bij ons en dat zou jammer zijn.'
'Waarom ik?' protesteerde ik.
'Omdat ik anders boos word,' legde mama uit. 'Vooral als je niet heel erg opschiet,' voegde ze er behulpzaam aan toe.
Ik schoot heel erg op.
Op de volgende verdieping, waar we agenten tegenkwamen, was Michael aan de beurt om het potje terug te halen, en daarna Kwetter en daarna papa. Zo ging het verder, om de beurt tot we bijna beneden waren.
Alleen papa hoefde niet meer, op het laatst, want die sjouwde een enorme lading potjes en flesjes mee. Allemaal chemische spulletjes die mama vrolijk bij elkaar had geknutseld in het aardolie-museum.
'Wat ís dit toch allemaal, schat?' vroeg hij een beetje zenuwachtig.
'Oh, van alles,' zei mama luchtig. 'Allerlei handige dingen. Slaapgas, traangas, dat soort spul, weet je wel? Maar vooral veel explosieven. Ja, genoeg om dit gebouw wel vijf keer op te blazen, schat ik.'
'Mooi,' zei Michael. 'Laten we dat meteen doen, dan is dat alvast klaar en anders komt het er misschien niet meer van.'
Mama stond stokstijf stil. 'Heb jij even geluk,' zei ze tegen Michael, 'dat ik nooit kinderen sla. Hoe vaak moet ik het nog zeggen? Wij. Blazen. Geen. Mensen. Of. Dieren. Op. Het ligt hierboven vol slapende agenten en bewakers. Die mensen hebben allemaal een moeder, die nu al bezig is om eten voor haar brave, dappere jongen te koken. Of kindjes, die wachten tot papa thuiskomt zodat ze kunnen paardjerijden op zijn knie. Kijk: er zijn verschillende soorten terroristen. De gewone terrorist is iemand met een ideaal, een idee over hoe het moet gaan in de wereld, en dat idee is zo belangrijk voor hem dat hij daar alles aan opoffert. Hij blaast onschuldige mensen op, bijvoorbeeld. Hun levens vindt hij niet belangrijk. Hij vindt alleen zijn idee belangrijk, en verder niets. Dus ook niet, en nu komt het: eten met mes en vork, en elke dag onder je oksels wassen en schone sokken en al dat soort dingen. Ik meen het, hoor! Het begint met mensen opblazen, en als je niet uitkijkt eindigt het met in je neus peuteren. Neuspeuteren in gezelschap. Neem het maar van mij aan: gewone terroristen zijn vies en ongemanierd. Dat zijn wij dus niet. Wij zijn fatsoenlijke terroristen, onthoud dat goed.'
'Ja mama,' zei Michael kleintjes.
'Eh... schat?' zei papa bezorgd. 'Kijk eens uit dit raam?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 4 januari 2013

Goedkope vloerbedekking

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Met een dromerig glimlachje nam mama een van haar flesjes en gooide een paar paarse druppeltjes op het vloerkleed. Onmiddellijk begon het kleed te roken en te borrelen alsof het in de fik stond. Dikke, stinkende, giftige rook vulde de gang. Je zag geen hand voor ogen meer, en iedereen zette het op een hoesten.
'Naar de lift, schatjes,' kuchte mama.
We wandelden op ons gemak naar de lift, terwijl achter ons een ruzie uitbrak tussen de Moeflon en de bewakers.
'Schiet dan toch, sukkels!'
'Maar we zien niks! Hoe kun je nou schieten als je niks ziet?'
'Je weet toch waar ze net stonden, idioot. Schiet gewoon in die richting. Altijd beter dan niks.'
'Maar op de Bewaakschool zeiden ze dat dat niet mag...'
'Schieten, zei ik!'
Er klonk een schot, en als je goed luisterde hoorde je ook het 'kapinggg' van een kogel die afketst en in een willekeurige richting terugkaatst.
Daarna riep de Moeflon 'Auw!' gevolgd door een reeks vloeken die zó erg waren, dat papa er tranen van in zijn ogen kreeg.
Grinnikend stapten we in de lift. Snel naar beneden, naar buiten en wegwezen hier!
'Nee nee,' zei mama. 'We gaan naar verdieping... 43, schat ik zo.'
'Waarom?' vroeg Kwetter.
Mama legde niks uit, maar drukt op het knopje voor 43. Toen we daar aankwamen, rende ze naar de plankjes aan de muur en zocht daar een flesje uit. Ze grabbelde nog gauw even twee potjes mee en holde terug naar de lift.
'Twee verdiepingen omlaag,' beval ze.
We gingen twee verdiepingen naar beneden, en terwijl de lift op weg was, mixte mama haar nieuw-gevonden flesje met een potje dat ze bij zich had. Het resultaat was een lichtgevend geel drabje dat ze mij in de handen duwde.
'Bewaar jij dit even? Niet mee schudden, hoor, anders zijn ze er geweest!'
Op verdieping 41 haalde ze weer een paar flesjes van de muur. En zo ging dat maar door.
Gedurende de hele rooftocht bleef het inbraakalarm afgaan. Af en toe kwamen we in de gang bewakers tegen, en later zelfs politiemensen, en telkens ontsnapten we met behulp van een paar paarse druppeltjes en het vloerkleed.
'Weet je nog, schat, toen we de woonkamer verbouwden, dat ik geen nylon vloerkleed wilde?' vroeg mama op een gegeven moment.
'Jazeker,' zei papa. 'Ik weet nog dat ik dacht: nylon is natuurlijk weer niet duur genoeg voor mevrouw. Omdat je altijd zo'n hekel hebt aan goedkope dingen, weet je wel? Maar nu ik die rookwolken zie, snap ik dat dat spul gewoon troep is.'
'Goedkope dingen zijn opvallend vaak troep,' zei mijn moeder tevreden. 'Dure dingen ook, trouwens. Maar al te vaak zijn dure dingen gewoon goedkope troep, maar dan van een bekend, populair merk. Daarom moet je je altijd afvragen: is dit ding echt duur, of kost het alleen maar veel geld?'
'Eh... sorry dat ik stoor,' zei ik, 'maar... waarom praten jullie hier over? Hebben we niet iets anders aan ons hoofd? Ontsnappen, bijvoorbeeld. En we gingen ook nog dit hele gebouw opblazen, als ik me niet vergis. Trouwens: er komt ook weer zo'n bende agenten op ons af. Wat geen probleem zou zijn, als je nog van die paarse druppeltjes zou hebben, maar volgens mij zijn die op.'
Mama keek naar haar flesje. Nul paarse druppeltjes.
Daarna keek ze voor zich.
Zeven agenten met getrokken pistool.
'Juist ja,' zei mama. 'Ik zie wat je bedoelt.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 2 januari 2013

Jacques de Knacques de Hoepsiepoepsie

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Zou dat geluid er ook bij horen?' vroeg ik me af. 'Bij de museum-kunst, zeg maar?'
Michael begreep meteen wat ik bedoelde. 'Dat mwoeiii, mwoeiiii, mwoeiiiii, wil je zeggen? Ik denk het wel. Het is een kunstzinnige en belastingvrije weergave van de hupseflups de hatseflats.'
'Inderdaad,' zei ik, 'dit is, als ik mij niet vergis, een muziekstuk van de bekende componist Jacques de Knacques de Hoepsiepoepsie. Het heet: Inbraakalarm.'
'Zou daar geen mensen op af komen?' vroeg Kwetter zich af. 'Mensen van de beveiliging?'
'Jullie hebben gelijk, lieve schatten,' zei papa. 'We moeten hier weg, en snel ook. Vanaf deze verdieping gaan er vast liften. Echte liften, met knopjes die het doen. Schat! Kom je?'
Mama leek ons niet te horen. Liefdevol aaide ze de potjes en flesjes met chemische spulletjes, alsof het huisdieren waren die ze na een vakantie van drie maanden voor 't eerst weer zag. 'Jij bent giftig,' mompelde ze, 'maar jij smaakt naar aardbeien, en jou gebruiken ze als raketbrandstof maar van jou maken ze nylonkousen, en jij...' Ze keek verliefd naar een flesje met doorzichtige, blauwe vloeistof. '...kom jij maar met mij mee!'
'Mama,' zei ik, 'er is een tijd voor chemische stofjes, en er is een tijd om te rennen. En nu wordt het langzamerhand tijd om te gaan rennen. Het inbraakalarm gaat af, hoor je wel? Nou, de mensen van de beveiliging horen dat dus ook.'
'En zelfs als ze het niet hoorden,' vulde Michael aan, 'dan zouden ze vast wel een kijkje komen nemen. De bovenste verdieping is namelijk ontploft, en het zou best kunnen dat ze dat gemerkt hebben.'
'Hm-hm,' deed mama, en ze pakte nog een potje van de plank.
'Ma-ham, kom nou! Ze kunnen elk moment hier zijn!'
'Hm-hm. Nu even niet storen jongens, mama is met iets belangrijks bezig. Dit zijn heel wetenschappelijke stofjes, weten jullie dat wel?'
In de verte hoorden we het geluid van een liftdeur die openschoof. En van rennende voeten. Ze kwamen onze kant op.
'MA-HAM' brulden wij.
'Geef het maar op, jongens,' zei papa. 'Ze is geheel in de greep van de wetenschap.'
En inderdaad. Met een achteloos gebaar veegde mama de potjes en flesjes, die ze zojuist nog had staan liefkozen, van hun plankje af. Ze goot een paar potjes leeg (het begon verschrikkelijk te stinken) en gebruikte het glaswerk om de stofjes van haar keuze zorgvuldig te mengen. Vrolijk neuriënd liet ze een blauwe vloeistof en een fijn wit poeder samen een gele smurrie worden. Daarna veranderde ze glimmende korrels, samen met een bruine drab, in een paars wolkje dat ze handig opving in een glazen flesje. Enzovoort.
'Oh jongens,' zei ze. 'Dit is nog eens genieten! De zeldzaamste, zuiverste stofjes zó voor het grijpen. Ik zou wel uren lang door kunnen gaan!'
'Integendeel,' zei een stem achter ons. 'Het speelkwartier is voorbij. En dat niet alleen, u bent zélf bijna voorbij. Mannen! Ik tel tot drie en dan schieten jullie!'
We draaiden ons om.
Daar stond de Moeflon, met zijn akelige, platte pistooltje. Naast hem stonden vijf kerels in bewakings-uniformen. Ze hadden grote, akelige geweren. 'Sjotkuns,' mompelde Michael. Dat is geloof ik jongenstaal voor 'grote, akelige geweren'.
'Eén,' zei de Moeflon, 'twee...'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE