Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 29 november 2013

Drie seconden.

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ik gaat heus niks morsen, hoor!' zei Kwetter een beetje beledigd. 'Ik bent niet gek of zo! Gooit die fles nou maar, maar wel een beetje goed mikken want als jij niet goed mikt is wij er geweest. Onmiddellijk en... en dat andere ding. Hebde jij daar wel bij nagedacht, dat jij goed moet mikken.'
'Ja, wat dacht je,' zei mama geërgerd.
'Niet ruzieën! Gooien!' gilde ik.
En dat deed mama. Maar helaas nét niet recht op Kwetter af.
En Kwetter, die één hand nodig had om zich vast te houden, kon er niet bij.
Niet met haar hand, tenminste.
Wel met haar voet.
En met haar voet gaf ze een klein, zacht schopje tegen de fles, zodat die van koers veranderde en tuimelend en buitelend omhoog vloog. Recht in haar vrije hand.
Ze klemde de fles tussen haar knieën om de dop eraf te schroeven. Meteen vulde een walgelijke, bijtende geur onze neuzen en ik zag bijna niets meer, omdat mijn ogen vreselijk begonnen te tranen.
'Ik hebt 'm, hoor!' riep Kwetter schor. 'En nou? Wat moet ik ermee doen?'
'Voorzichtig een paar druppeltjes op het touw laten vallen!' riep mama.
Dat deed Kwetter en al snel begon het plastic te walmen en te smelten.
Een paar seconden later kon ik mijn handen weer bewegen. Ik greep de kabel van de hijskraan vast en Kwetter druppelde wat spul op het touw waarmee ik aan de hijskraan-haak was vastgebonden.
Nog een paar seconden later was ik vrij.
Kwetter draaide zorgvuldig de dop op de fles en gooide hem toen zo ver mogelijk weg.
'Nu gaat wij schommelen!' riep ze. 'Joewieie!'
Het is niet makkelijk om een touw te laten zwieren, als je je nergens tegen kunt afzetten. Je moet beginnen met hele kleine beweginkjes, telkens op precies het goede moment precies de goede kant op.
Het is moeilijk, maar het kan. Helaas is het nog moeilijker als je met z'n tweeën bent. Want als de ene een klein beweginkje deze kant op maakt, dan is de kans groot dat de ander juist die kant op gaat. En dan blijf je stil in het midden hangen.
Het kostte een hoop tijd en proberen en overleg om de boel aan de gang te krijgen.
'Hoe lang hebt wij nog?' vroeg Kwetter toen we eenmaal goed aan de slinger waren.
'Drie seconden,' zei mama.
Kwetter en ik keken elkaar aan. Drie seconden?
Wij schommelden heen. Één seconde.
Wij schommelde terug. Seconde nummer twee.
Wij schommelden weer heen, en nu kwamen we dicht genoeg bij de ander hijskraan om de haak te grijpen. Seconde nummer drie.
'Eh, mama,' riep Kwetter. 'Er is drie seconden voorbij en wij is niet ontploft.'
'Niet dat we daarover iets te klagen hebben, hoor,' zei ik. 'Maar je zei...'
'De bom ontploft pas over een half uur,' zei mama onverstoorbaar. Ze was naar het balkonnetje geklommen en bediende kalm de hijskraan.
'Maar jij zegde drie seconden!' riep Kwetter verontwaardigd terwijl de kraan ons zachtjes op de grond zette.'
'Inderdaad,' zei mama. 'Dat halve uur hebben we namelijk nodig om van het schip af te komen.'
'Dus...'
'Dus we hebben nog negenentwintig minuten en zeventien seconden om de Tsaar Peter te bereiken. We zullen heel hard moeten lopen, en geen enkele keer struikelen. Rennen!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 27 november 2013

Pech voor de zee

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Wat voor touw?' riep mama haastig. 'Met wat voor touw is ze vastgebonden?'
'Met heel stevig touw, bent ik bang. Ik kunt dat niet doorbijten, hoor – ik is geen Boegoenese Knaaghaas!'
'Dat bedoelt mama niet,' zei ik ongeduldig tegen Kwetter, en naar mijn moeder riep ik: 'Het is nylon, mam! Of een ander soort plastic.' Want dat wilde ze weten, dat begreep ik heel goed.
'Goddank,' riep mama opgelucht, en ze holde naar de hoek van de hal.
Daar was een kast. Een bezemkast met schoonmaakspullen: dweilen en emmers en bezems en schrobbers en vooral: flessen. Flessen met schoonmaakspul, en op een schip als de Engel des Doods werd niet flauw gedaan over schoonmaakspul. De boel moest zo snel mogelijk schoon, met zo weinig mogelijk moeite. Als dat betekende dat ze flessen vol met de smerigste chemische rommel op de vloer moesten gieten – nou, dan goten ze toch gewoon chemische rommel? Dat al die troep in zee terecht kwam gaf niks. Daar was toch geen levend wezen meer te bekennen, als de Engel er eenmaal langs was gekomen.
Dat was pech voor de zee, maar gelukkig voor ons.
Want chemische rommel, daar wist mama wel raad mee.
Haastig bekeek ze alle flessen en pakjes en doosjes. 'Aan jou heb ik niks,' mompelde ze, 'maar jou kan ik wel gebruiken, en ik hoopte al dat ik jou zou vinden... Grutjes! Jij hier? Gooien ze jou op de vloer?'
Uiteindelijk pakte ze vier flessen – flessen vol doodshoofdjes en vlammetjes en gasmaskertjes en uitroeptekentjes – en een doosje met poeder, dat ook al vol waarschuwingen stond. Die hele, angstwekkende mikmak gooide ze leeg in een zinken emmer. Ze roerde het geheel een paar keer door met een houten bezemsteel. Een vuil-gele, bijtende damp steeg eruit op. Na drie keer roeren hield mama op, niet omdat ze klaar was maar omdat de bezemsteel helemaal zwart werd. En er kwam rook vanaf. Ze gooide het ding zo ver mogelijk weg; het brak in stukken toen het de vloer raakte. Verkoolde stukjes die zacht gloeiend bleven liggen.
Daarna goot mama een beetje van die levensgevaarlijke vloeistof in een glazen fles.
'Let op, Kwetter!' riep ze. 'Ik ga deze fles naar je toe gooien. Voor iets anders hebben we geen tijd. Zorg, dat je hem vangt!. Ten eerste is dit de enige glazen fles, en als die breekt heb ik niks meer om het reagens in te doen.'
'Het wát?' vroeg Kwetter.
'Dat spul uit de emmer,' antwoordde ik nijdig. 'Schiet nou maar op, want we hebben nog maar een minuut of twee.'
'Anderhalf,' zei mama kalm. 'En ik schiet heus wel op. Maar dit moet ik nog even tegen Kwetter zeggen: jullie hangen recht boven de bom, meid. Als je ook maar één druppel van dit spul morst, en het valt op de bom... dan zijn we er geweest. Onmiddellijk en onherroepelijk.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 25 november 2013

Lianen ja, strikjes nee

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Op dat moment ging de deur van de hal open.
'Gaby,' vroeg een bezorgde stem, 'waarom hangt jij aan een hijskraan? Van mij magt het wel, hoor, maar mama heeft zo'n heel bezorgd gezichtje van oeioei, wij heeft een probleem. Dus misschien bent het wel helemaal niet zo'n goed idee om aan die hijskraan te hangt.'
'Kwetter!' riep mama opgelucht. 'Oh, wat ben ik blij dat jij er bent. Als er iemand is die ons nu kan helpen, dan ben jij het wel. Want Gaby moet inderdaad van die hijskraan af, en wel binnen een kwartier...' Ze legde haastig de situatie uit. 'Dus kun jij even naar haar toe springen?'
'Nee, natuurlijk niet!' giechelde Kwetter. 'Jij maakt grapjes! Gaby hangt wel tien meter boven de grond – zo hoog springen, dat kunt niemand. Dat kunt een Boegoenese Stuitermuis nog geeneens. En die springt hoog, hoor.'
'Maar je moet naar haar toe springen, Kwetter! Het moet! Het is de enige manier!'
Kwetters gezichtje betrok. 'Bent dat de enige manier? Wat jammer! Anders klimde ik gewoon via die hijskraan daar.' Ze wees op een tweede hijskraan. Er waren er wel zeven in deze enorme hal, dus mama sloeg zich behoorlijk hard voor de kop.
'Een andere hijskraan! Dat ik daar niet aan gedacht heb!' Ze rende naar de muur van de hal. Daar was een ijzeren trap, die naar een soort balkonnetje leidde. Op dat balkonnetje – dat bestond uit weinig meer dan een ijzeren rooster met een reling eromheen – stond het bedieningspersoneel voor de hijskranen.
Alleen de mijne was kapot gemaakt, natuurlijk. Korneel zou nooit een hijskraan slopen als het niet echt nodig was. Na een beetje oefenen had mama door hoe de besturing werkte, en ze liet een haak zakken die dicht bij de mijne hing. Kwetter greep hem vast. Mama takelde haar omhoog en riep vrolijk: 'Hier komt de cavalerie! Tatarataa en toeterdetoet, de cavalerie komt altijd nét op tijd!'
Maar dat viel tegen. De zeven hijsers hadden ieder een eigen deel van de hal, en ze konden niet bij elkaar in de buurt komen.'
'Geen zorgjes!' riep Kwetter. 'Deze kabels is net lianen, en met lianen kunt ik prima overweg! Let maar eens op!'
Ze begon een beetje met haar handen en voeten heen en weer te wiebelen. Het wiebelen werd al snel schommelen, en het schommelen werd zwieren. Met steeds bredere zwaaien zoefde Kwetter door de hal. 'Joewieieie!'
Het duurde niet lang voor ze mijn kabel vast wist te grijpen. Ze maakte haar haak aan de mijne vast en greep met de tenen van haar linkervoet, mijn kabel. Met haar rechtervoet pakte ze haar eigen kabel beet. Zo kwam ze weliswaar op de kop te hangen, maar ze had in elk geval haar handen vrij om mij los te prutsen.
Pruts pruts...
Pruts...
Prutsprutspruts...
'Pfoe! Die zeelui kun wel heel goed strikjes maken, zeg!'
'Lukt het wel?' vroeg mama ongerust. 'Gaat het lukken binnen...' Ze keek op haar horloge. '…vijf minuten?'
'Vijf minuutjes niet, denkt ik. En vijftig ook niet. Ik bent niet zo heel goed met knoopjes, weet jullie nog? Laatst, in de zeilboot?'
Ja, dat wist ik nog heel goed.
Kwetter was niet erg handig met knopen.
Jammer hoor.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 22 november 2013

U kunt het wel, als u maar wilt

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Mijn schip!' jammerde Leeghwater. 'Mijn geliefde schip! Mijn orgel, mijn...'
'Mijn geld!' brulde Dogger. 'Weet u wel hoe duur deze boot is?'
'Dat weet ik heel goed,' zei mama. 'Maar daar gaat het niet om. Waar het om gaat is...' Daar moest ze even over nadenken. 'Oh ja: waar het om gaat is dat er hele stukken zee zijn waar geen levend wezen meer te bekennen is. En dat er daardoor arme vissers omkomen van de honger, en... nou ja, waar het eigenlijk vooral om gaat is dat jullie met je tengels aan mijn onderzeeër hebben gezeten. En dat neem ik niet. Het is niet beleefd, om aan andere mensen hun onderzeeërs te zitten.'
Ondanks de situatie moest ik daar wel een beetje om lachen. Ik bedoel: andere mensen hun boten opblazen, is dat soms wel beleefd?
Ik was natuurlijk weer de enige die de humor ervan inzag.
Dogger jammerde zachtjes over zijn geld, en Leeghwater klauwde wanhopig door zijn baard. 'Wat moeten we doen?' mompelde hij. 'Wat moeten we doen?'
Korneel kuchte beleefd. 'Kap'tein,' zei hij. 'Het lijkt me duidelijk. Deze dame dreigt een technisch mankement te veroorzaken. Dat moet voorkomen worden. En wie moet dat voorkomen? De dame zelf, natuurlijk.'
Mama zei vrolijk: 'Dat gaat 'm niet worden, ben ik bang. Ik heb de boel zo in elkaar gezet dat niemand er iets aan kan doen. Zelfs ik niet.'
'Natuurlijk kunt u er wel iets aan doen,' zei Korneel. 'Als u maar echt wilt.'
'Nee hoor,' zei mama. 'Trouwens, ik wil niet.'
'Maar dáár is wel iets aan te doen,' grijnsde de reparateur.

Twintig minuten later hing ik aan de haak van een hijskraan. Een hijskraan in de hal van de Gevonden Voorwerpen. Vlák boven de bom.
Mijn handen en voeten waren vastgebonden en de hijskraan was door Korneel onklaar gemaakt. (Terwijl hij dat deed riep hij met tranen in zijn ogen: 'Kijk nou eens waar jullie me toe dwingen! Nu moet ik een technisch mankement veroorzaken. Met mijn eigen handen! Moeder draait zich om in haar graf!') Daarna waren Dogger en Leeghwater en alle matrozen hem gesmeerd. Ze zaten in de reddingsboten, voor de zekerheid. Stel dat het mama niet zou lukken, nietwaar.
Dat was een gedachte die mij ook nogal bezighield.
'Kan het écht niet?' vroeg ik voor de zoveelste keer.
'Nee meisje. Als ik ook maar íets aanraak, gaat het hele zaakje de lucht in. Dit is een heel goed gemaakte bom, namelijk. Misschien wel de beste die ik ooit gemaakt heb. Echt een kunstwerkje.'
'Doe voortaan maar wat minder je best, ja?'
'Voortaan? Er is geen “voortaan”, ben ik bang.'
'Maak me dan los!' gilde ik. 'Doe iets.'
'Die kraan komt recht uit de zoldering, schat. Ik kan daar niet naartoe klimmen.'
Hm. Ik begon hier zo langzamerhand een behoorlijk slecht humeur van te krijgen.



BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 20 november 2013

Dat valt tegen, kapiteintje!

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


De afschuwelijke bankdirecteur stapte uit en worstelde zich door de matrozen naar het huis van kapitein Leeghwater. 'Opzij,' snauwde hij links en rechts, 'opzij, of ik... ik pak jullie oude moedertjes al hun geld af, zodat ze eenzaam moeten ronddwalen in regen en sneeuw tot ze van honger omkomen!'
Meer dan één matroos mompelde zoiets als: 'Heb ik zelf al gedaan', maar ze deinsden toch achteruit voor Doggers indrukwekkende boosaardigheid.
Het duurde niet lang voordat hij bij ons op het balkon stond. Dat trouwens aardig vol begon te worden, met Leegwater, mama en mij, en al de matrozen die ons vasthielden.
'En?' vroeg de kapitein gretig. 'Is ze het, of is ze het niet?'
Dogger hoefde maar één hatelijke blik op ons te werpen om te weten: 'Ja. Dit is de Donderkat. Mooi werk, Leeghwater!'
'En wat krijg ik nu? Is de Engel des Doods nu van mij, zonder schulden of rentes?'
'Dit is een dure boot, Leeghwater,' zei Dogger kil. 'Een héle dure boot. En op het vangen van de Donderkat staat weliswaar een beloning, maar dat is maar dertien miljoen. Dus nee, de boot is niet van jou.'
'Hm. Maar er gaat wel dertien miljoen van de rente af?'
'Voor één keertje,' zei Dogger. 'Volgend jaar betaal je weer de volle mep.'
Mama barstte in lachen uit. 'Dat valt tegen, hè, kapiteintje? Je dacht: ik verraad gewoon de Donderkat, en dan geeft Dogger mij uit dankbaarheid de Engel! Hahaha. Sukkel! Dogger weet niet eens wat dankbaarheid is!'
'Ik weet heel goed wat dankbaarheid is,' zei Dogger koel. 'Dankbaarheid is een dwaze zwakte, waar verstandige mensen zoals ik misbruik van kunnen maken. Maar dat doet er nu niet toe. We hebben het nu even over de prijs op uw hoofd.'
'Ik zou die dertien miljoen gewoon aannemen,' grijnsde mama tegen Leeghwater. 'Maar dan wel in geld, niet als korting op deze boot. Want die boot gaat zo dadelijk ontploffen, weet je nog?'
De kapitein streek door zijn baard. 'Oh ja, dat doet me eraan denken. Geeft u het knopje maar even aan mij. Voor de zekerheid.'
'Welk knopje?' vroeg mama.
'De ontsteking of de afstandsbediening of wat het ook is. Het knopje waarmee u de bom wilde laten ontploffen.'
Mama glimlachte haar gemeenste Donderkat-lachje. 'Ik heb slecht nieuws voor u, mijn beste kapitein,' spinde ze. 'Ik geef u dat knopje niet. Want er is geen knopje. De bom staat op een volautomatische tijd-schakelaar.'
'Wat!?' gilden Leeghwater en Dogger.
'Tijd-schakelaar,' herhaalde mama behulpzaam. 'Kennen jullie die films? Vast wel. er zijn tientallen films over dappere helden, die een bom onschadelijk moeten maken. Aan die bom zit dan altijd zo'n kastje, met cijfertjes die langzaam terugtellen tot nul. En dan vlak voor de nul, bij de drie of de twee, zeg maar, drukt de held op het uit-knopje en de bom ontploft niet.
Net zo'n tellertje zit er ook aan de bom bij Gevonden Voorwerpen. Behalve dan dat er geen uit-knopje bij zit. Een uitknopje is onzin, zeg nou zelf. Het is niet de bedoeling dat die bom uit wordt gezet. Het is de bedoeling dat hij ontploft. Dat is het hele idee van zo'n bom, nietwaar? Die moet knallen, daar is-ie voor.'
Leeghwaters gezicht werd nog grauwer dan dat van meneer Dogger. 'Dat... dat meent u niet,' raspte hij.
'Oh, zeker wel,' zei mama tevreden. 'We hebben nog ongeveer vijf kwartier.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 18 november 2013

Korneel, het natuurtalent

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Daar kwam uit het wolkendek met veel wind en lawaai een helikopter neergedaald.
Uit de helikopter stak het hoofd van, je raadt het misschien al, meneer Dogger. Zijn dunne, vettige haartjes wapperden in het graas van de wentelwiek, en op zijn asgrauwe wangen lag een ongezonde blos. Hij leek iets te roepen, maar dat konden we niet verstaan.
'Houd die dames goed vast, matrozen,' zei Leeghwater. 'Die grote is de Donderkat, een levensgevaarlijke terrorist!'
'Levensgevaarlijk?' protesteerde mama. 'Ik heb nooit iemand een haartje gekrenkt! Ik blaas alleen gebouwen op – nooit mensen! En u gooit mensen in de vleeshakker – en dan noemt u mij levensgevaarlijk? Je moet maar durven!'
'Ze heeft wel een beetje gelijk, baas,' zei een bekende stem. Het was matroos Jan – dat bleek de matroos te zijn, die mama's linkerbeen beet hield.
'Kop dicht,' snauwde zijn kameraad Korneel, die mama's rechterarm vast had. 'Snap je dan niet wat deze dame doet? Ze veroorzaakt technische mankementen! Technische mankementen van ongekend formaat! En dat is het ergste wat er is.'
Leeghwater keek hem even aan met een blik die leek te zeggen: Ikzelf ben gek geworden door jaren van ervaring en oefening, maar jij bent een natuurtalent. Respect!
'Matroos Korneel,' smeekte ik, 'Weet u waar Kwetter gebleven is?'
'Kwetter?'
'Dat oranje meisje dat ontsnapt is, weet u nog? Heeft u haar gevonden?'
'Gevonden?' lachte Korneel bitter. 'Natuurlijk heb ik haar gevonden. Ik ken het schip veel en veel beter dan zij. Ik ken het beter dan wie dan ook, beter dan de kapitein zelfs. Ik heb haar wel tien keer gevonden. Telkens dreef ik haar in een hoek waar ze niet meer uit kon: ik vond haar aan het einde van doodlopende gangen, in kasten, onder tafels in hoekjes, op het uiterste puntje van een hijskraan, hangend aan de reling of aan een kabel... telkens weer vond ik haar op een plek waar geen ontsnapping mogelijk was. En weet je wat ze dan deed?'
Ik knikte, of tenminste: ik wilde knikken maar dat lukte niet omdat een matroos mijn hoofd vasthield. 'Ze maakte een sprong,' zei ik. 'Een sprong of een koprol of zo iets, op een manier die geen enkel normaal mens haar zou kunnen nadoen, en ze ontsnapte toch.'
'Soms deed ze dat,' beaamde Korneel grimmig. 'Maar soms deed ze... ergere dingen. Véél erger. Ze trok een elekrticiteitsdraad los, bijvoorbeeld. Of ze brak een raampje, of ze spuugde in een stopcontact. Weet je wat je dan krijgt?'
'Kortsluiting?'
'Een technisch mankement!' krijste Korneel.
'Auw,' zei mama. 'U knijpt in mijn arm. U bent natuurlijk een slechterik, dus het is uw volste recht om een beetje gemeen te zijn tegen een hulpeloze gevangene, maar er zijn grenzen. Dit was te hard.'
'Sorry, dame. Ik werd even meegesleept door mijn emoties. Zal niet weer gebeuren. Waar was ik? Oh ja, spugen in het stopcontact. En denk je dat dat rotkind netjes bleef wachten, terwijl ik de boel repareerde? Nee hoor. Ze ging er als een haas vandoor. Bah.'
Op dat moment landde Dogger's helikopter op het dek.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 15 november 2013

woensdag 13 november 2013

De terugkeer van het duistere vuur

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Intussen sprak Leeghwater zijn matrozen toe: 'Mannen! Jullie vragen je misschien af waarom ik onze hele lading in zee gooi. Welnu, dat was om jullie te waarschuwen. Een beruchte terrorist, de Donderkat, heeft een grote bom geplaatst in de afdeling Gevonden Voorwerpen. Zij wil ons prachtige schip opblazen. Maar jullie, de matrozen, wil ze laten gaan. Dus jullie mogen van haar allemaal in een reddingsboot stappen.'
'We hebben heel geen reddingsboten,' riep een matroos.
'Dat dacht ik ook,' zei Leeghwater. 'Maar de Donderkat wees mij erop dat er meer dan genoeg reddingsboten lagen in de afdeling Gevonden Voorwerpen. Die zouden jullie kunnen gebruiken.
Dat zouden jullie kunnen doen... Maar dat gaan jullie niet doen. Oh nee. Jullie gaan iets heel anders doen. Jullie gaan de Donderkat grijpen. Daar! Daar staat ze, daar achteraan! Samen met haar dochter! Grijp ze!'
'Rennen, mama!' riep ik.
'Rennen?' antwoordde mama kalm. 'Dat is een goed idee, lieverd, en ik zou het heel graag doen. Maar ik doe het niet. Want het gaat al niet meer. Omdat vijf grote matrozen mij hebben vastgepakt. Zie je?'
Ja, ik zag het. Tien grote sterke matrozenhanden tilden mama van de grond.
Ik zag het niet alleen, ik voelde het ook. Maar dat kwam omdat tien grote sterke matrozenhanden ook mij vastgrepen en van de grond af tilden.
We werden naar kapitein Leegwater gebracht.
Die stond ons handenwrijvend op te wachten. In zijn ogen was het duistere vuur weer helemaal terug.
'Kapitein,' zei mama, 'ik eis een verklaring. We hadden een afspraak.'
'Mevrouw,' antwoordde de kapitein, 'u was zo dom om een afspraak te maken met een gevaarlijke gek. En die tellen niet.'
'U bént helemaal geen gevaarlijke gek,' zei mama streng.
'Oh jawel,' sprak de kapitein met raspende stem. 'Ik ben een gevaarlijke gek die doet of hij normaal is. En dat zijn de gevaarlijkste! Mwoehahaha!'
'Maar...' piepte ik, 'heel dat zielige verhaal over uw schulden, en dat u steeds grotere boten moest kopen en daardoor steeds meer schulden maakte... was dat dan helemaal verzonnen?'
'Nee hoor,' giechelde de kapitein. 'Dat was de waarheid. De zuivere waarheid, van A tot Z. Zielig voor mij, he? Zó zielig dat je er gek van zou kunnen worden. En dat heb ik gedaan. En hoe! Ik ben volkomen van het pad af. Rijp voor het huisje. In het begin deed ik alleen maar alsof. Maar alle werkelijk grote toneelspelers vergeten vroeg of laat het verschil tussen toneelspel en werkelijkheid.'
'Echt waar?' Mama haalde haar wenkbrauwen op. 'Ik dacht dat alleen amateurs overkwam.'
Leeghwater leek op te zwellen tot hij twee keer zo groot was. 'Wat?' brieste hij. 'Amateur? Noemt u mij een amateur, mevrouw?'
'Nou en of. Een prutser van jewelste, dat bent u. U zou aan de greep van Dogger kunnen ontsnappen, maar u doet het niet. Omdat u zo nodig moet doen of u gek bent. Uw rol gaat met u op de loop, en dat loopt altijd slecht af.'
Leeghwater zette grote ogen op, alsof hij verbaasd was en verdrietig tegelijk. 'Had ik kunnen ontsnappen?' vroeg hij met trillende stem. 'Maar doe ik het niet?' Even leek het of hij in tranen uit zou barsten. Toen brandde het duistere vuur weer los en hij bulderde: 'Mwoehahaha! Niets weet u, niets! Ik zal ontsnappen. Kijk maar!'
Zijn wijsvinger wees priemend naar de grijze hemel.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 11 november 2013

Slecht nieuws omtrent Kwetter

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ze prutste nog even aan de bom en daarna gingen we terug naar kapitein Leeghwater. En wij waren de enigen niet. In de verte zagen we een groepje matrozen, dat over het dek holde in de richting van de kapiteinshut.
Al snel zagen we een tweede groepje, en hier en daar liep een eenzame matroos, of een tweetal, en ze gingen allemaal dezelfde kant op.
Het werd een hele menigte, maar hoe ik ook tuurde en zocht, nergens zag ik een glimpsje oranje.
Geen Kwetter.
Wel zag ik de vier mannen van de afdeling Reparatie: Jan, Joris, Korneel en die ene waarvan ik de naam niet wist. Korneel hinkte een beetje en hij had een bloedneus. Waarschijnlijk, bedacht ik, had hij geprobeerd om Kwetter te achtervolgen en daarbij geprobeerd om ergens overheen te springen. Wat niet gelukt was, natuurlijk, want niemand kan zulke sprongen maken als Kwetter.
Even later zagen we nog iemand van Reparatie: de man die ons in de vleeshakker had willen duwen, en die een dik pak bankbiljetten van mama gekregen had. Hij gaf ons een dikke knipoog en legde zijn vinger tegen zijn lippen.
Toen we bij Leeghwater's huis aankwamen stond er een menigte van honderden matrozen voor de deur. Leeghwater zelf stond op een balkon op de eerste verdieping en rookte een pijp.
'Wat is er aan de hand?' schreeuwden de matrozen. 'Waarom gooien we alle lading overboord? Het heeft ons maanden gekost om dat allemaal bij elkaar te vissen!'
De kapitein glimlachte minzaam en rookte zijn pijp.
'Zijn we er allemaal?' vroeg hij. 'Want ik heb geen zin om het twéé keer uit te leggen.'
'We zijn er niet allemaal,' fluisterde ik tegen mama. 'Waar is Kwetter? Ik hoop maar dat je een slim plan hebt om haar van de boot af te krijgen, voordat we de boel opblazen.'
'Wat!?' riep mama ontzet. 'Ik, een slim plan? Hoe durf je het te vragen! Jij zou de plannen maken, en ik zou de bommen maken. En dan kom je me nu opeens vertellen dat je het allerbelangrijkste vergeten bent.'
Ik kon wel huilen, toen mama dat zei.
'We moeten snel iets verzinnen,' zei ik. 'Je mag de boel pas opblazen als Kwetter veilig is, hoor!'
Mama keek alsof ze opeens heel erg misselijk was.
'Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, lieve schat,' zei ze. 'Jij denkt misschien: oh, geen probleem, we duwen het knopje van de afstandsbediening pas in als we Kwetter gevonden hebben.
Maar dan heb ik slecht nieuws voor je, vrees ik. Deze bom heeft geen afstandsbediening. Hij heeft een tijdschakelaar. Over twee uur ontploft hij, en zelfs ik kan dat niet meer tegenhouden.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 8 november 2013

Mama lacht om ruimtefilms

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Leeghwater ging terug naar zijn hut om op het knopje te drukken, en ik bleef bij mama. Misschien had ze hulp nodig met iets.
'Kan ik iets doen?' vroeg ik.
'Nee lieverd, dit doet mama even zelf. Ten eerste mogen kleine meisjes niet met zeemijnen spelen, dat is veel te gevaarlijk, en ten tweede vind ik het zelf gewoon veel te leuk.'
Ik ging zitten op een oude reddingsboot en keek hoe mama haar bom in mekaar knutselde.
Ze had een hele grote kneedbom gemaakt, die ze nu weer verdeelde in een stuk of twintig kleinere plofklontjes. Ieder klontje werd aan een mijn vastgeplakt en daarna haalde mama een kluwen elektriciteitsdraad tevoorschijn. Ze verdeelde de draad in twintig stukken die precies even lang waren – dat was heel belangrijk, vertelde ze. 'Want als alle mijnen precies tegelijk ontploffen krijg je één gigantisch grote knal, en anders krijg je twintig kleintjes. Nou ja, kleintjes – stuk voor stuk nog groot genoeg om een oorlogsfregat tot zinken te brengen, natuurlijk. Maar toch.'
'En een grote is beter?' vroeg ik. Mama weet alles over de diktes van staal, en hoe hard de knal moet zijn om een boot van vijf centimeter dik staal op te blazen, of tien, of zeveneneenhalf. Normaal heb ik niet zoveel zin in haar wetenschappelijke praatjes, maar nu zat ik me een beetje te vervelen dus ik dacht: kom maar op met je staal-moleculen en je ontploffings-kracht.
Mama keek me aan alsof ik heel dom was en zei, alsof ze het tegen een kleuter had: 'Beter? Een grote is mooier.' Hoofdschuddend ging ze verder met haar werk.
Na een kwartiertje kwam ze naast me zitten en keek naar de hijskranen.
'Ik hoop maar dat die Leeghwater een beetje opschiet,' zei ze. Ze wreef vergenoegd in haar handen. 'Dit wordt de grootste knal die ik ooit gemaakt heb.'
'Nou...' zei ik. 'Weet je nog die keer dat we honderdvijftig bommen tegelijk lieten afgaan?'
'Honderdtweeënzestig,' verbeterde mama. 'Nou en of ik dat nog weet. Dat was ook heel mooi, maar die lagen verspreid over het hele land. Dit zijn er maar twintig, maar die liggen op een stapel. Zo veel op één plek, en precies tegelijk – dat is iets unieks, hoor. Die kans krijg je maar één keer. Ik hoop maar dat er genoeg zuurstof is...'
'Zuurstof?'
'Frisse lucht. Je kunt geen ontploffing hebben zonder frisse lucht Daarom moet ik ook altijd zo lachen om ruimtefilms. In de ruimte is geen lucht, snap je? Geen zuurstof. Dus er kan ook niks ontploffen. Maar in bijna iedere ruimtefilm is het van piew-piew met de laserstraal en dan boem daar gaat de slechterik. Dat kan dus niet. Daar is ook een hele wetenschappelijke reden voor...'
Zo kreeg ik toch nog mijn wetenschappelijke verhandeling.
Ik had er al na twintig seconden spijt van, maar mama hield pas op toen de hijskranen in de grote hal in beweging kwamen om de eerste reddingsboten naar buiten te takelen.
'Het gaat beginnen, lieve meid!' riep mama enthousiast.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

woensdag 6 november 2013

Dat is geen probleem, dat is een oplossing!

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Reddingsboten?' riep ik ongelovig. 'En u zei dat u die niet had!'
Schaapachtig keek de kapitein naar de huizenhoge stapel reddingsboten in het midden van de hal. 'Vergeten,' mompelde hij. 'Deze zijn voor de verkoop, niet voor de heb. Vandaar.'
'Nou ja,' zei mama. 'Het zal in elk geval ons plan een stuk simpeler maken. Er hoeven geen mannen in vrachtvliegtuigen te worden geladen. Alleen... hoe krijgen we die reddingsboten aan dek? En de Tsaar Peter, hoe krijgen we die van boord? '
De kapitein keek moeilijk. 'Er zijn wel hijskranen, natuurlijk, maar ik weet niet precies hoe die werken.'
'Tja,' zei mama, 'hijskranen, daar ben ik ook geen held in.'
'Ik dacht dat alles hier automatisch ging,' mopperde ik.
Peinzend keek de kapitein mij aan. 'Daar zeg je zo wat. Het kán automatisch, natuurlijk... Er is een knopje in de kapiteinshut, het knopje 'uitladen', en als ik daarop druk begint het schip automatisch alle lading overboord te zetten. 't Is eigenlijk bedoeld voor als je in de haven bent, maar het zou op volle zee net zo goed moeten werken. Maar het zou zonde zijn om...'
'Om wat?' vroeg ik.
'Als ik op dat knopje druk, legde de kapitein uit, 'dan gaat ook echt álle lading overboord. Dus ook de honderdduizend kilo vis die we gevangen hebben, en alle mjamburgers... Dat is allemaal goed eten, hoor, zonde om weg te gooien. Zo ben ik niet opgevoed.'
'Beste kapitein Leeghwater,' zuchtte mama, 'ik besef wel dat u geen expert bent in ontploffingen en dergelijke. Maar kom op, zeg. Wat dacht u dat er met al die visjes en mjamburgertjes zou gebeuren als we de hele boot opbliezen?'
De kapitein trok een nogal suf 'oh ja'- gezicht. Hij dacht even na en zei toen: 'Maar er is nog een ander probleem. En dat is écht een probleem. Als we gaan uitladen op volle zee, dan zullen de matrozen dat onmiddellijk merken. Dus dan gaan ze uitzoeken wat er aan de hand is. Dan komen ze met z'n allen naar de kapiteinshut. Het wordt lastig om dan nog te ontsnappen!'
Daar moest ik behoorlijk hard om lachen. 'Dat is geen probleem, dat is een oplossing! We hadden geen manier om de matrozen te waarschuwen, weet u nog? Geen radio, geen alarm... Haha! Wie heeft er een alarm nodig, als je ook een knopje 'uitladen' hebt?'
'Jjjjjja...' zei Leeghwater aarzelend.
'Lieve schat,' straalde mama, 'dat heb je heel slim bedacht. Je lijkt meer op je vader dan op mij, maar sóms kun je verrassend slim uit de hoek komen. Niet dat je vader dom is, hoor, hij is ook best slim, maar dan... ánders. Ik zou zeggen, kapitein: aan de slag! Ik ga eens lekker met die zeemijnen spelen!'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

maandag 4 november 2013

De Dienst Onderhoud is opgeheven

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We moesten wel drie uur oefenen voordat Leeghwater tevreden was. Eerst moesten we ademhalings-oefeningen doen, daarna moesten we spelen dat we konijntjes waren, daarna dat we gebakken eieren waren, daarna moesten we op de grond gaan liggen met onze ogen dicht en denken aan de ergste pijn die we ooit gehad hadden, en weet ik veel wat me nog meer moesten doen.
Ik vond het allemaal wel grappig, maar mama vond het verschrikkelijk.
Uiteindelijk was de kapitein tevreden, en we strompelden kreunend achter hem aan naar de hal met gevonden voorwerpen. Dat was een klein half uurtje lopen, volgens de kapitein, maar het werd een nogal groot half uurtje want als je strompelt ga je minder snel.
Onderweg keek ik goed om me heen.
Het schip zag er verlaten en troosteloos uit.
Het hele schip was zwart geverfd, om te beginnen, en dan nog niet eens glanzend zwart. Een dof, verweerd zwart was het, als een zwart t-shirt dat net een keer te vaak gewassen is. De lucht was grijs en somber en daar werd het allemaal ook niet gezelliger van. Een regen zo fijn als nevel trok in vlagen over het dek.
Af en toe zagen we in de verte een matroos die haastig over het dek ging, met zijn schouders hoog opgetrokken en zijn hoofd gebogen. Nooit waren er eens twéé matrozen, of drie, die gezellig met elkaar liepen te kletsen.
'Alles aan boord gaat zoveel mogelijk automatisch,' legde de kapitein uit. 'Machines zijn duur, maar matrozen zijn duurder. Ik heb alleen matrozen nodig om de machines te bedienen.'
'En te onderhouden,' zei mama. 'Aan de dienst Onderhoud heb ik geen goede herinneringen.'
'De dienst Reparatie, bedoel je,' verbeterde Leeghwater haar. 'Ik mag het geen Onderhoud noemen. Dat staat ergens in het contract als je die machines koopt, in hele kleine lettertjes. Heeft geloof ik te maken met de reclame die ze maken: Onze Machines Gaan Nooit Stuk, Uw Dienst Onderhoud Kunt U Wel Opheffen.'
'Dan staak zeker ook in het contract dat je een machine nooit 'stuk' mag noemen?'
'Klopt. Je moet zeggen: die machine draait niet op zijn optimale capaciteit. U heeft er kijk op, hoor.'
'Mijn man heeft bij een bank gewerkt.'
Terwijl mama met de kapitein babbelde, keek ik goed om me heen. Tussen het kreunen en strompelen door. Maar ik zag niet wat ik zocht. Nergens een glimpsje oranje.

De hal met gevonden voorwerpen was immens groot. Dat had ik ook wel verwacht. Er moest immers een hele onderzeeër in passen. Maar wat ik niet had verwacht, was dat de Tsaar Peter in een hoekje lag. Een hoek van de hal waar met grote letters 'Onderzeeërs' boven stond. Er lag er nog eentje naast, een kleinere.
In een andere hoek lagen zeemijnen (Mama's ogen begonnen te glanzen) en in weer een andere vissersbootjes. Er was een grote stapel containers, een kleine stapel schatkisten.
En in het midden van de hal...
'Dit méén je niet!' riep mama verontwaardigd.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

vrijdag 1 november 2013

Laat het uit je buik komen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Ik zal jullie erheen brengen,' zei de kapitein. 'Maar zodra we buiten mijn hut komen, kunnen alle matrozen ons zien. Ze denken dat ik jullie al een hele dag aan het pijnigen ben. Als ze jullie dan zo fris als een hoentje zien rondwandelen, krijgen ze argwaan. Dus het zou mooi zijn als jullie een beetje konden strompelen en kreunen.'
'Moeten we niet een paar blauwe ogen schminken? En nep-bloed en zo?'
'Helemaal niet nodig. Als jullie gewoon doen alsof je pijn hebt, dan verzinnen zij de rest er wel bij. Het wordt daar zelfs enger van, want ze zullen denken: lieve help, onze kapitein heeft ze afschuwelijk mishandeld en je ziet het niet eens. Wat voor verfijnde martelingen heeft die man bedacht? Met koffiekopjes en lucifers en walvisvet?
Laat ze dat maar denken! Laat hun fantasie het werk maar doen! Laat ze maar tegen elkaar mompelen en fluisteren, zodat ze samen steeds ergere dingen verzinnen en elkaar helemaal gek maken van angst. Laat ze buikpijn krijgen als ze me zien! Elke avond huilend in slaap vallen! Of beter nog: laat ze niet meer naar bed durven, omdat ze vrezen voor de nachtmerries die ze zullen krijgen over hun verschrikkelijke kapitein en de onvoorstelbare gruwelen die hij hen aan kan doen...'
'Kapitein Leeghwater,' onderbrak mama hem, 'bewaart u alstublieft uw kalmte. En pak een zakdoek; er zit een beetje spuug in uw baard.'
Dat was waar, behalve dan dat het beduidend meer was dan een béétje. Bovendien was in zijn ogen weer even een schittering van het duistere vuur te zien.
'Mama,' fluister ik terwijl de kapitein zijn baard droog veegt, 'weet je echt heel zeker dat deze meneer geen maniak is?'
Mama peinst even en fluistert achter haar hand: 'Het ligt iets ingewikkelder dan ik aanvankelijk dacht, vrees ik. We zullen moeten hopen dat het allemaal goed komt; een andere keus hebben we niet.'
'Goed,' mompelt de kapitein beschaamd. 'Laten we even oefenen. Het strompelen en kreunen moet er wel een beetje geloofwaardig uitzien, natuurlijk. Gelukkig heb ik een beetje ervaring in het theater. Laat maar eens zien wat jullie kunnen.'
Mama en ik kreunen en strompelen.
'Nee nee nee nee!' roept Leeghwater met veel misbaar. 'Meer gevoel wil ik zien! Ik mis overtuiging! Laat dat gekreun vanuit je buik komen. Probeer de pijn in je lijf werkelijk te voelen, snappen jullie wel?'
'Nee,' zei mama. 'Daar snap ik niks van. Welke pijn? Ik héb helemaal geen pijn. Hoe kan ik een pijn voelen die ik niet heb.'
'Doe gewoon alsof, verdorie!' De kapitein zwaait woest met zijn armen, om zijn woorden kracht bij te zetten.
'Ik doe nóóit alsof,' zegt mama met strakke mond. 'Ik ben een wetenschapper, meneer, en wetenschappers mogen dat niet. Dat heeft invloed op de resultaten, namelijk.'
'Zo kan ik niet werken, hoor,' verzucht Leeghwater. 'Hoe kan ik zo nou werken?' Hij laat zich in een stoel zakken en steunt met zijn hoofd op zijn handen. Even blijft het stil. Dan slaakt hij een diepe zucht, wuift vaagjes met zijn rechterhand en zegt. 'Nog een keer. Nog een keer, vanaf het begin.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE