Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 6 augustus 2014

Hoe troost je een meisje?

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We aten maar door en door, niet alleen omdat het zo lekker was maar ook omdat we zo verschrikkelijk veel honger hadden. De mijnwerkers van generaal Killa kregen niet bepaald veel te eten. De soldaten trouwens ook niet.
Het duurde een hele poos voordat we allemaal vol zaten, maar toen hingen we ook onderuitgezakt tegen de boomstam, puffend van de volle-bolle-buikigheid. Buikigheid is geen woord, dat weet ik wel, maar zo voelde het: alsof ik alleen nog maar een buik was.
'Ik heb teveel gegeten,' kreunde Zoezoe.
'Wij ook,' zeiden Abel en Gaby en ik.
Op dat moment kwam Kwetter terug.
'Wat een verschrikkelijk stom oerwoud bent dit!' tierde ze. 'Ik hebt uren lang gezoekt, en wat denkt jij? Niet één nokonootje! Er staat gewoon helemaal geen noko-bomen in dit bos. En ook geen enkele andere boom die ik kent, trouwens.'
'Kwettertjelief,' zei ik, 'we zijn hier niet in de binnenlanden van Boegoe-Boegoe.'
Gaby giechelde, want ik had het gezegd op precies dezelfde toon die mama altijd aanslaat als Kwetter weer eens met haar handen zit te eten.
Of, nog erger, zónder haar handen.
Gaby's giechel ging over in gezucht. Mijn opmerking had haar aan mama doen denken, en misschien ook wel aan thuis, en zij kan daar niet zo goed tegen.
Het was natuurlijk mijn taak, als grote broer, om haar te troosten en op andere gedachten te brengen. Maar ja, hoe doe je dat? Meisjes troosten is lastig, hoor. Ik heb een zusje dus ik kan het weten. Jongens zijn veel makkelijker. Als één van je vrienden zich een beetje sip voelt, dan maak je een flauwe grap en hij geeft je een stomp en dan ga je voetballen. Makkie. Maar meisjes? Ik heb dat zusje nou al elf jaar en ik heb nog geen idee hoe het moet. Het lijkt wel moeilijker te worden zelfs, de laatste jaren. In herinner me in elk geval niet dat het een probleem was toen we nog klein waren. Maar ja, toen had ze ook geen heimwee want we waren gewoon thuis.
Ik besloot maar geen aandacht te schenken aan het gezucht en zo snel mogelijk in actie te komen. Wie vlucht voor zijn leven heeft geen tijd om te zuchten, tenslotte.
'Goeoeoed,' zei ik. 'Mooi. Kwetter, neem een paar van deze vruchten. Bijna net zo lekker als noko-nootjes, en een stuk makkelijker te eten. Gewon pellen en in je mond steken. In je eigen mond,' voegde ik er voor de duidelijkheid aan toe, 'en niet spugen!' Ik was een beetje bang dat Kwetters oude eetgewoonten weer de kop zouden opsteken, nu ze weer in een oerwoud was. 'En daarna gaan we er weer vandoor. We moeten zo gauw mogelijk naar... eh...'
Tja.
Waar moesten we heen? We liepen hier een beetje tegen de grenzen van mijn plan aan, ontdekte ik. Mijn plan had zich voornamelijk beziggehouden met het wégkomen uit de mijn. Ik had er niet aan gedacht dat je, als je ergens wég gaat, je ook ergens naartoe moet. In theorie konden we natuurlijk in dit oerwoud blijven wonen, maar...
'Wat hoort ik daar?' vroeg Kwetter.
'Je hoort jezelf smakken en slurpen, Kwetter,' antwoordde ik. 'Althans, ik kan me niet voorstellen dat je nog iets anders hoort, want mij zijn horen en zien zo onderhand wel vergaan!'
'Kunt ik het helpen dat die dingen zo lekker bent?' vroeg Kwetter gekwetst. 'Maar dat bedoelt ik niet. Ik hoort iets heel anders. Ik hoort soldaten.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten