Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 22 augustus 2012

Als meeuwen om een schip

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Voorzichtig tilde ik mijn hoofd op. Van de geweren-container was helemaal niets meer over. Alle ander containers zaten vol gaten en scheuren; sommigen waren meters ver van hun plaats geblazen en andere lagen zelfs op de kop.
'Dát was een mooie boem,' zei Kwetter bewonderend. 'Zie je wel, Michael, jij kunt álles. Jij kunt zelfs betere boemen maken dan mama!'
'Dank je,' kreunde ik.
Kwetter en ik waren in de modder terechtgekomen, en die had ons tegen de ergste hitte beschermd. Op sommige plaatsen zat hij als aardewerk aan ons vastgebakken, dat wel.
Smek en de enig overgebleven maniak hadden minder geluk gehad. Ze zaten onder de brand- en snijwonden en lagen bewusteloos op de grond.
Voorzichtig stonden we op, Kwetter en ik. We waren zo duizelig van de klap dat we gedachteloos de harde modder van ons vel af stonden te peuteren. Er klonk een bonzend gesuis in onze oren. Daardoor merkten we niet dat de houthakkers, die van een veilige afstand hadden staan kijken, ons aan het besluipen waren. Heel voorzichtig en aarzelend. Zij hadden kettingzagen en wij hadden helemaal niks, natuurlijk, maar toch waren ze bang van ons. Want wij waren de kinderen van de Donderkat en ontploffingen hingen om ons heen als meeuwen om een schip. Geloofden ze.
'Hoelala, wat een verwoesting hier!' zei papa. 'Heeft mama eindelijk haar bommen af, of hebben jij en Kwetter dit gedaan?'
'Het was een ongelukje,' zei ik.
'Jaja,' grinnikte papa. Hij stond achter mij, dus ik zag zijn gezicht niet, maar ik wist zeker dat hij mij een knipoogje gaf.
Toen pas dacht ik: hé, wacht eens... Papa? De laatste keer dat ik papa zag, hing hij onder een helikopter boven het oerwoud. Hoe kan dat?
Ik draaide me om en zag hoe het kon.
Papa hing nog steeds onder de helikopter, maar die vloog nu boven het houthakkerskamp.
De houthakkers weken achteruit toen de helikopter van hun baas langzaam daalde op de plek waar eerst de geweren-container had gestaan.
Wij hielpen papa overeind, die door de dalende heli naar de grond gesleurd was.
Terwijl we het touw van hem af knoopten kwam meneer Hakmaranman moeizaam uit de heli geklauterd. Dogger kwam achter hem aan.
Hakmaranmans hoofd had de kleur van een overrijpe tomaat. Hij was zo woedend dat hij nauwelijks uit zijn worden kon komen: 'Mijn kamp! Ik – wat hebben jullie – smerige – mijn mooie geweren – hoe – '
Dogger stak met grimmige kalmte één van zijn walgelijke stinksigaren op en zei: 'Ik heb je gewaarschuwd, Hakmaranman! Die lui zijn fanatiekelingen, gestoorde terroristen, die niks liever doen dan de spullen van hardwerkende burgers kapotmaken. Maar nu is het gedaan met hun streken. We hebben de vader en het zoontje. De moeder is het gevaarlijkst, maar die zal als een kip zonder kop hierheen komen hollen... als ze haar zoontje hoort gillen.'
'Euh...' zei ik, 'ik was niet van plan te gaan gillen, hoor.'
'Reken maar dat jij gaat gillen,' zei Hakmaranman met een boosaardige grijns, en hij zette zijn zaag-armen aan.
'Dit,' fluisterde papa, 'lijkt mij het goede moment om te gaan rennen, knul.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten