Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 21 maart 2014

Een ontmoeting met meneer Clusjes

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'De stoelen zijn vastgelopen,' zei de meneer. 'Je kunt er geen filmpjes meer op kijken. Je kunt er geen berichten meer mee versturen, je kunt er geen drankjes mee bestellen. Kortom, je hebt er helemaal niets meer aan.'
'Je kunt er toch nog op zitten?' vroeg Gaby brutaal.
De man keek haar aan alsof er opeens groene antennes uit haar hoofd groeiden.
'Eh... eh... ja, natuurlijk kun je er op zitten. Het zijn stoelen. Ze zitten heerlijk. Maar zitten kun je ook op de grond. Of op een omgekeerd sinaasappelkistje. Maar de mensen kunnen toch niet naar de BOF-praatjes kijken op sinaasappelkistjes?'
'Het zijn ook geen sinaasappelkistjes,' hield Gaby koppig vol.
'Dat denk jij,' zei de meneer. Hij keek schichtig om zich heen, of niemand hem kon horen, en toen fluisterde hij: 'En ik vind dat eigenlijk ook. Maar meneer Clusjes denkt daar héél anders over. En het is bijna drie uur. Dan komt hij kijken. Of alles in orde is voor de BOF-dag morgen. We willen hem niet teleurstellen, snap je?'
Mama knikte ernstig. Wie wil er nou meneer Clusjes teleurstellen? Daarna vroeg ze bezorgd: 'Krijgt u het wel weer in orde? De BOF-praatjes gaan toch wel dóór, he?'
De meneer gaf geen antwoord. De meneer was weg. In de paar seconden die we naar mama keken (omdat het onbeleefd is om degene die praat niet aan te kijken) was de meneer spoorloos verdwenen.
'Waar bent-ie nou?'
'Ja, waar is-ie?'
'Hij rende plotseling weg,' zei mama. Ze gebaarde vaag naar de grote zaal. Daar waren nog niet veel lampen aan; het leek een immense donkere grot, en in die duisternis waren alle honderden mensen, die we daarnet nog als mieren door elkaar zagen krioelen, weggevlucht.
'Nou jaaaaa,' zei mama verontwaardigd. 'Hij ging er midden in mijn zin vandoor! Dat is... dat is...' ze zocht naar een woord dat sterk genoeg was om te beschrijven hoe verschrikkelijk fout dat was. Hoe afschuwelijk laag-bij-de-gronds, achterbaks en gemeen. 'Dat is... onbeleefd!'
'We zijn hier in Amerika, schat,' zei papa. 'Ze doen de dingen hier anders.'
'Onzin,' snauwde mama. 'Amerikanen zijn de beleefdste mensen op aarde. Ze wensen je altijd met een vriendelijke glimlach goedendag. Wat wil een mens nog meer?'
Papa wilde iets terugzeggen, maar op dat moment kwam er een lange, magere man naar ons toe. Zijn haar was kort geschoren en zijn gezicht was hoekig. Hij droeg en klein, rond brilletje. 'Waar is iedereen?' vroeg hij wantrouwig. 'Waarom is hier niemand aan het werk? Waarom hangen de posters er nog niet? Wie zijn jullie?'
'Wij zijn de familie Laarmans,' zei mama.
Die woorden hadden op de lange man een bijzonder effect. Zij hele gezicht klaarde op, tot hij zo enthousiast keek als een kleuter met een ballon. Hij pakte mijn moeders hand vast en schudde die zo krachtig en langdurig, dat het leek alsof hij water uit haar oor probeerde te pompen.
'Wat geweldig!' riep hij opgetogen. 'Wat leuk om u te ontmoeten! Eindelijk. Ik kan niet wachten op uw praatje! Het wordt fantástisch. Dat weet ik zeker. Nu al. Nu al weet ik het zeker!' Hij liet mama's hand los en pakte die van papa met allebei zijn handen vast. En daar begon het pompen weer, terwijl hij uitriep : 'En u moet meneer Laarmans zijn. Dat móet gewoon! Wat past u goed bij haar! Wat een leuk stel bent u! U bent het financiële brein he? Nee, ontken het maar niet. U levert het geld voor dat fan-tás-tische spel. En weet u wat ik gehoord heb? U ben een beetje ondeugend!' Hij gaf papa een dikke knipoog. 'Dat geld heeft u gestolen. Nee, ontken het maar niet! Ik weet er alles van. Meneer Dogger heeft me erover verteld. Ik houd niet van bankovervallers. Maar wel van u. U bent anders. U overvalt banken op de goede manier. Op de béste manier. U overvalt banken met...' Plotseling veranderde zijn gezicht. Hij keek als een monnik, die God op bezoek krijgt, terwijl hij zei: 'een computer.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten