Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

donderdag 9 mei 2013

Voem. Wooh.

BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE


Het hád goed af kunnen lopen, vertelde mama later. Het was puur een kwestie van geluk of pech.
En de luitenant had pech. Zijn tank stond kennelijk midden in een plas met olie-spul. En niet zomaar oliespul, vertelde mama later. Het was vluchtig, zoals mama dat noemt. Dat wil zeggen dat het nogal snel verdampt.
En olie-damp is dus heel, heel erg brandbaar.
VOEM!
Een grote bal van vuur omhulde plotseling de Knalhapper. De bal groeide als een ballon die wordt opgeblazen door het sterkste paar longen ter wereld. En net als een ballon die heel hard wordt opgeblazen, hield ook deze vuurbal al snel op met bestaan. Hij werd groter-groter-groter, en toen plotseling was hij weg.
Dat kwam ons niet slecht uit, want als hij nog een halve meter groter was geworden had hij onze auto geraakt. Maar nee, de olie-damp was nét op tijd op.
Ik keek even achterom. De Knalhapper was helemaal zwartgeblakerd. De luitenant ook. Zijn uniform hing in verkoolde draden aan zijn lijf en zijn snor stond in brand. De vuurbal had maar heel kort bestaan, anders was hij hartstikke dood geweest; geluk voor hem.
Maar pech had hij ook, want de plas met olie-spul waar zijn tank in stond had vlam gevat. Zijn tank stond in een zee van vuur. Hij klom naar buiten, gevolgd door twee soldaten. Ze sprongen zo ver bij de tank vandaan als ze maar konden. Uit de andere gebotste tanks kwamen ook soldaten gekropen, die zich haastig uit de voeten maakten.
'Ik vraag me af of die tanks nog veel granaten aan boord hadden,' zei mama onder het rijden.
'Woooh,' zei Michael. 'Zes knalhappers die van binnenuit ontploffen! Woooh. Dát zou er mooi uitzien.'
'Ik ga er niet op wachten,' zei mama. 'Het land staat in brand, en ik heb helemaal geen zin om...'
Op dat moment ontploften de tanks.
'Woooh,' zei Michael. 'Die dingen zijn sterk, zeg.' Want de tanks ontploften wel, maar ze knalden niet uit elkaar. Er spoten grote pluimen van vuur uit hun luikjes, en kleine uit hun raampjes, maar hun grote stalen lijven bleven heel.
De tanks hadden natuurlijk niet alleen raampjes en luikjes, ze hadden ook nog een loop. Zonder loop heb je geen tank. De loop is eigenlijk waar het om draait, de tank is daar min of meer omheen gebouwd. Als je een tank zonder loop zou ontwerpen zou iedere generaal zeggen: 'Ja, en? Wat moet ik met dat ding?'
Boem, zeiden de zes lopen van de zes ontploffende Knalhappers. Zes granaten vlogen volkomen ongericht door de lucht.
Eentje raakte er een boomstronk, wat jammer was voor de stronk maar verder niet veel gevolgen had.
Drie kwamen er terecht in plakken dikke oliedrab; dat werden dus drie nieuwe brandjes.
Twee kwamen er terecht in grote plassen olie, en dat werden laaiende brandhaarden.
Nu stond het land pas écht in brand.


BEGIN / VORIGE
/ VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten