Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 20 mei 2013

Duivels met grote vorken

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Recht voor ons zagen we de twee branden, die centimeter voor centimeter naar elkaar toe kropen. De ruimte ertussen was nog twee keer zo breed als onze auto. De lucht trilde daar van de hitte; de struiken erachter leken te dansen als dronken inktvissen.
Wij reden nog altijd achtentwintig kilometer per uur en dat is heel langzaam. Als je haast hebt. We hadden het idee dat de auto net zo snel ging als het vuur, namelijk centimeter voor centimeter.
Hij ging natuurlijk ook centimeter voor centimeter, want zo ga je altijd. Centimeter nummer een komt vóór centimeter nummer twee, daar is niks aan te veranderen. Maar je begrijpt wat ik bedoel.
Intussen was de ruimte nog maar drie meter breed.
We waren er nu echt bijna.
Twee meter negenennegentig.
Dit gingen we net halen.
Twee meter achtennegentig.
Of net niet.
Twee meter zevenennegentig.
Misschien moest mama toch even wat harder rijden, die laatste centimeters...
En toen opeens: BLOEF! Was de ruimte nul meter en nul centimeter. Een brullende muur van vuur schoot voor ons omhoog.
'Ach, natuurlijk,' zei mama. 'Daar had ik rekening mee moeten houden. De hitte komt nu van twee kanten, en dus heeft de ontvlambare...'
'Nu even geen wetenschap!' gilde ik. 'Remmen!'
'Als ik nu rem,' zei mama, 'Staan we pas stil als we midden tussen de vlammen staan. Wetenschappelijk feit.' En ze drukte het gaspedaal helemaal in.
Ik sloot mijn ogen, kruiste mijn vingers en hoopte heel erg hard dat de bommen, die we bij ons hadden, niet zouden ontploffen.

Boem! Boem! Boem! Boem!

Dat waren geen bommen, begreep ik. Wel vier knallen, maar geen bommen. Anders zou ik nu hartstikke dood zijn.
Wacht even... misschien bén ik wel hartstikke dood. Mama zegt dat je niks meer voelt als je dood bent, maar papa zegt dat je gewoon doorgaat. Naar de Hemel of de Hel. Misschien heeft hij wel gelijk.
Dan ben ik helaas naar de Hel gegaan, vrees ik, want het is hier wel buitengewoon verschrikkelijk heet.
Eens kijken, wat weet ik nog meer over de Hel? Oh ja, er zijn duivels, met hele grote vorken om je te prikken.
Ik geloof niet dat ik geprikt word op dit moment.
Wel heel erg door elkaar geschud. En mijn hoofd stoot steeds tegen van alles aan. Misschien doen de duivels dat, als voorafje voordat het prikken begint.
Zo langzamerhand werd ik toch wel benieuwd hoe dat er nou eigenlijk uit zag, de Hel. Voorzichtig deed ik mijn ogen open.
Dat maakte geen verschil. Ik zag nog steeds niks.
'Donker hier,' merkte ik op.
'De raampjes zitten onder het roet,' zei mama.
'Zou kunnen,' zei ik. 'Maar misschien zijn we wel in de Hel, omdat we ontploft zijn.'
'Lieve schat,' zei mama, 'praat geen onzin. De Hel bestaat niet. Die vier knallen, dat waren gewoon de banden van onze wagen. Geklapt van de hitte.'
Oh ja. Dat zou kunnen. Dat zou ook verklaren waarom we zo door elkaar geschud werden: we reden op de velgen. .
'Zijn we al door het vuur heen,' vroeg ik voorzichtig, 'of zitten we er nog middenin?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten