Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 15 april 2013

Een ongelooflijke bocht

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Het wijzertje dat daarstraks op nul stond, stond nu helemaal aan de andere kant. Blijkbaar gingen we zo hard als we konden.
Maar nu was er weer een ander wijzertje dat bijna op nul stond.
'De benzine?' gokte ik.
'De benzine,' knikte mama. 'Gepantserde wagens zijn nogal zwaar, natuurlijk, dus het kost een hoop benzine om ze vooruit te krijgen. En het kost nog meer om ze snel vooruit te krijgen. Hoe sneller, hoe meer, eigenlijk. Het lichte wagentje van de Moeflon heeft dat probleem niet. Dat is speciaal gemaakt voor snel. Dus wij staan zometeen stil, en dan kan hij rustig naar ons toe rijden.'
'Nou en?'zei Michael. 'Laat hem maar lekker zijn pistooltje op ons leeg schieten, wij zitten hier goed.'
'Ja, slimmerik, wij zitten hier uitstekend,' zei ik. 'Enneh... hoe lang wilde jij hier blijven zitten? Uitstekend en wel? Straks staat de Moeflon rustig voor onze neus, met zijn pistooltje klaar om te schieten. Staat-ie te wachten tot één van ons z'n neus naar buiten steekt. En dan...'
'We wachten gewoon tot hij in slaap valt. Hij kan niet eeuwig wakker blijven, en...'
'...en als hij doet alsof hij slaapt, dan zijn wij het bokje! Weet je wat? Jij gaat straks als eerste naar buiten. Met een beetje geluk mikt-ie op je hersens – dan raakt-ie lekker niks!'
'Jullie moet niet ruzie maken,' zei Kwetter streng. 'Wij hebt een probleempje – nou en? Wij hebt ook mama bij ons, en mama kunt alle probleempjes wegmaken. Toch, mama?'
'Nou, Kwetter,' fronste mama, 'ik weet niet hoe ik...'
'Jij maakt grapjes,' giechelde Kwetter. 'Natuurlijk weet jij wel! Jij lost altijd alle probleempjes op, en altijd op dezelfde manier. Gooit nou maar gewoon een boem op de weg, anders haalt de spion ons nog in en dan moet jij een boem op zijn hoofd gooien. En dat doet jij niet, want dat is niet netjes. Ja, ik kent jou langer dan vandaag!'
'Ach ja,' zei mama, 'natuurlijk. Michael, wil jij even in mijn tassen kijken? Daar vind je wel iets, denk ik.'
Nou, inderdaad. Je moest wel blind, doof en dom zijn om in die tassen geen bom te vinden. Ze puilden uit van de staven dynamiet, kneedbommen, flesjes met vloeibare springstof en nog allerlei andere ontplofbare dingen.
Michael draaide het raampje open terwijl ik een lontje aanstak, en even later zat er een grote krater in het wegdek.
'Jongens,' zei mama streng, 'dat moeten jullie voortaan aan mij overlaten. Ik wil niet dat jullie met bommen spelen, dat weet je nou toch zo onderhand wel.'
'Let jij nou maar op de weg,' zei ik streng, en Michael voegde toe: 'Wij weten nou onderhand heus wel hoe het moet, hoor. Wij zijn de kinderen van een internationale superster, weet je nog?'
Daarna keken we achter ons, om te zien hoe de Moeflon in onze mooie nieuwe krater lazerde.
Maar dat viel een beetje tegen.
De Moeflon was een uitstekende chauffeur, en maakte een bocht die je niet zou geloven als je hem niet zelf had gezien. Hij rukte zijn stuur nét op tijd naar links, en scheurde op twee wielen precies langs de rand van de krater.
'Hm,' zei ik, 'we hadden nog een stukje weg overgelaten, mam, en nou komt-ie weer achter ons aan. We zullen nog een keer moeten knallen.'
'Joewieieie!' riep Kwetter, en ook Jamal keek opgetogen toen hij zag hoe we dit keer twéé staven dynamiet uit de tas haalden.
Dit keer was de krater net zo groot als de weg breed was. Daar kon de Moeflon onmogelijk omheen, want er was geen 'omheen'. Er was alleen een diepe krater. Een hele diepe krater. Of eigenlijk was het niet echt een krater, want we reden toevallig net over een hoge brug. Dus in plaats van een krater was er gewoon een stuk weg, dat weg was. De grond was ongeveer dertig meter lager.
'Oepsie,' grijnsde Michael. 'Ik hoop maar dat-ie op tijd kan remmen, anders valt-ie hartstikke dood.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten