Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 5 augustus 2013

De leeuw in Kwetters hart is niet te temmen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Toen zei mama: 'Ja hoor, nu zie ik óók een stip aan de horizon.'
'Waar dan?' vroeg Kwetter nieuwsgierig. 'Is het misschien in de buurt van die boot?
Ze vroeg dat niet om te pesten, ze had echt niet begrepen dat mama tijdens onze hele ruzie nog geen stipje gezien had.
Langzaam kwam het schip dichterbij. Eigenlijk waren wij degenen die dichter bij het schip kwamen, dat snap ik ook wel. Maar het voelde alsof het schip ons besloop, zoals een leeuw een hertje besluipt. Waarschijnlijk kwam dat vooral doordat ik me voelde als een hertje, dat een leeuw op zich af ziet komen.
Mocht het nog nodig zijn om het ze zeggen: dat was geen fijn gevoel.
'Haaa!' zei mama, 'het gaat langzaam, maar we komen dichterbij! Het spel gaat beginnen!' en ze wreef zich in de handen. Aan haar ogen was duidelijk te zien dat zij zich een leeuw voelde, die een hertje besloop.
Hoe ze dat gevoel kon hebben was mij een raadsel. Met elke minuut die voorbijging, kon je beter zien hoe ongelooflijk groot de Engel des Doods was.
Na een half uurtje mompelde zelfs mama: 'Goh. Hij is wel érg groot, eigenlijk. Ik dacht: we blazen een gat in die romp en hatsekidee, zinken maar! Maar nu... Ik weet niet of...'
Ze begon steeds meer als een hertje te kijken.
Of liever gezegd: als een leeuw die met een geweldige brul tussen de struiken vandaan gesprongen is, en plotseling ontdekt dat ze oog in oog staat met een hele boze olifant, in plaats van een hertje.
De Engel des Doods was zwart, zo zwart als de duisternis onder de diepzee, en ze had honderdvijftig schoorstenen waar gitzwarte rook uit stroomde. Van boeg tot achtersteven vulde ze de hele horizon, en alles was van staal. Er stonden gebouwen op zo groot als een flinke sporthal, zo groot als een kathedraal, als het station van een heel grote stad.
Om precies te zijn – geloof het of niet – één van de gebouwen wás zelfs een station. Er reed een treintje rond aan boord! Het schip was zo gigantisch dat er niet alleen plááts was voor een treintje - het treintje was nodig.
De boorden van het schip leken meer op een haven dan op een boot. Talloze hijskranen stonden daar klaar om de lading binnen te hijsen.
En de lading, dat was alles wat er in het net zat. Dat waren wij.
'Spannend, he?' zei Kwetter. 'Ik bent benieuwd hoe mama dat allemaal op gaat blazen. Dat wordt een supergeweldige boem, denkt ik!'
Ik keek even opzij.
Aan haar gezicht was duidelijk te zien dat Kwetter zich verheugde op de mooie boem die mama ging maken. Ze keek als een leeuwenwelpje dat genoeg heeft van hertjes en dat nu wel eens wil weten dat eigenlijk smaakt, olifant.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten