Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 26 augustus 2013

Het lichtzwarte vierkant

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Op dat moment verscheen het hoofd van Kwetter over de rand van de stortkoker. Ze was nauwelijks te zien, want het was aardedonker in de koker en in de gang daarboven was het niet veel lichter. Tja, de hele installatie was natuurlijk bedoeld voor dode en stervende vissen en die hebben niet veel licht nodig.
Toch was het boven iets lichter dan hier beneden; de opening van de koker was zichtbaar als een lichtzwart vierkant op een donkerzwarte achtergrond. In dat lichtzwarte vierkant verscheen een donkerzwart bolletje en als dat Kwetters hoofd niet was, wist ik niet wat het dan wel zou moeten zijn. Bovendien klonk het als Kwetter.
'Is jullie daar nog?' riep ze.
'Nog wel,' riep ik terug. 'Maar als we over een kwartiertje spierpijn krijgen, dan wacht ons een mooie maar korte carrière in de mjamburgerhandel, vrees ik.'
'Oh. Hangt jullie boven de messen?'
'In één keer goed.'
'Mama, kunt jij een beetje licht maken? Zodat ik jullie kunt zien?'
'Tuurlijk,' zei mama. 'Ik heb altijd wel een aansteker in mijn tas. Je weet nooit wanneer je iets moet aansteken. De lont van een bom, bijvoorbeeld. Maar ja, dan moet je wel een bom hebben... wacht even...'
Het is verbluffend hoeveel licht een aansteker geeft, als het de enige lichtbron is.
Het is ook verbluffend hoeveel afschuwelijker draaiende messen plotseling worden als je ze kunt zien. Toen we ze alleen nog maar hoorden knarsen hadden we natuurlijk al wel het idee dat het akelig zou zijn om ertussen te vallen, maar pas toen het licht van mama's flakkerende vlammetje over de vlijmscherpe kartels danste kreeg ik echt buikpijn van angst.
'Ik hebt genoeg gezien,' klonk het van boven. 'Blijft nog even hangen, ja?'
'Dacht je nou echt dat we iets anders van plan waren?' riep mama terug, maar Kwetter hoorde haar al niet meer. Haar hoofd verdween uit zijn lichtzwarte omlijsting en boven ons hoorden we eventjes niets. Toen we wel iets hoorden klonk dat als een gedempt 'Oempf' en 'bonk' en 'kloenk' en tenslotte een luid 'Opgepast!'
'Opgepast? Waarvoor?' vroeg mama.
'Past nou maar gewoon op, ja?'
'Mag de aansteker nog even aan?' vroeg ik aan mama. 'Dan zien we misschien waarvoor we op moeten passen. Lijkt me handig.'
En dat was het ook.
Want bij het licht van de aansteker zagen we dat Kwetter de mast van onze zeilboot naar onze koker had gesleept. Niet de hele mast, ongeveer één derde deel maar, maar dat was nog altijd zo'n twee meter massief tropisch hardhout. Dat was twee meter méér dan de vleeshakker kon hebben, merkten we al snel. Want Kwetter wrikte de paal met veel moeite de opening van de koker in en liet hem naar beneden glijden – mama en ik konden hem maar nauwelijks ontwijken – en met een donderende klap stortte het ding tussen de draaiende messen.
Die dus meteen niet meer draaiden.
'Ik is klaar!' riep Kwetter opgewekt. 'Ik heeft jullie gered! Nu mag jullie de boot opblazen.'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten