Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 21 januari 2013

Een onvriendelijke uitnodiging

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Twee keer schoot hij.
Allebei de keren was het raak.
Gelukkig schoot hij op de banden van onze politiewagen.
Daarna zei hij een enkel zinnetje in het Zuid-Mallotisch en gebaarde weer met zijn geweer.
'Volgens mij wilt zij echt heel graag dat wij uitstapt,' zei Kwetter.
'Een vriendelijke uitnodiging mag je niet zo maar afslaan,' zei mama. 'Kwestie van beleefdheid.'
'Ik vond dit eigenlijk een nogal onvriendelijke uitnodiging,' mopperde ik. 'Ongeveer de minst vriendelijke uitnodiging aller tijden.'
'Die mogen we al helemaal niet afslaan,' zei mama. 'Kwestie van lijfsbehoud. Stap jij als eerste uit, schat?'
Papa stapte uit en stak zijn handen in de lucht. De geweer-jongens keken tevreden, maar al snel begon de voorste naar ons te wijzen en boos te roepen. Eén voor één stapten we uit de auto. We deden het zo langzaam mogelijk, zodat mama nog even de tijd had om iets te doen: ze had onder haar stoel een zwarte, leren schoudertas gevonden en daar propte ze nu haastig haar hele voorraad flesjes en potjes in. Als laatste stapt zij uit, met haar handen in de lucht en de tas om haar schouder.
De jongens leken zo tevreden, dat ze vergaten in haar tas te kijken.
De voorste jongen keek ons doordringend aan, grijnsde en maakte toen een kleine buiging met zijn hoofd. Daarna zei hij iets tegen mama.
We konden er maar één woord van verstaan, maar van dat ene woord werden we tamelijk zenuwachtig.
Want het woord was 'Donderkat'.
'Hm,' deed papa. 'Je bent een beetje te beroemd geworden, schat,' zei papa.
'Ach ja,' glimlachte mama, 'dat hoort er nou eenmaal bij. Ik ben natuurlijk ook best wel interessant, dus...'
'Ik vind dat niet iets om te lachen,' zei papa. 'Als deze knapen weten wie jij bent, dan weten ze ook dat ze tien miljoen krijgen als ze jou inleveren bij de Doggersbank. Levend of dood.'
'Maakt maar geen zorgen, hoor papa,' zei Kwetter opgewekt. 'Mama kunt alles, dus wij gaat heus niet naar de Doggersbank. Niet levend en ook niet dood. Wij gaat gewoon ontsnappen strak, he mama?'
'Zo is het, Kwettertje-lief,' zei mama. 'Maar nu nog niet, anders gaan die meneren op ons schieten. Kijk, ze willen dat we met ze mee lopen. Zullen we dat maar doen?'
Natuurlijk deden we dat.
De jongens namen ons mee tussen de armelijke huisjes, diep de sloppenwijk in door een doolhof van paadjes en steegjes en weggetjes. Het stonk hier naar van alles: vuilnis, varkens, geiten, zweet, pies, houtvuur, knoflook en weet ik wat nog meer.
Er was geen mens te zien.
Als de jongens langskwamen ging iedereen toevallig nét even naar binnen, met de deur en de gordijnen dicht.
'Wat zou dat te betekenen hebben?' vroeg ik me af. 'Dat iedereen naar binnen rent als wij langskomen?'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten