Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 18 januari 2013

Een slecht moment voor misverstanden

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Even later wapperde mama met een witte onderbroek.
'Ik hoop maar dat ze begrijpen dat dit een vlag is,' zei mama, 'en geen belediging.'
'Ze?' vroeg Kwetter. 'Welke ze?'
Goeie vraag. Er was niemand te zien.
We stonden op een stoffige zandweg. Bovenaan de helling naast ons was de snelweg waar we vanaf geduikeld waren. Daartegenover lagen huizen. Of nou ja, huizen... Ik moest denken aan ons oude huis, toen papa nog bij de bank werkte en alles nog gewoon was. Dat was een echt huis geweest, van bakstenen en dakpannen, niet te groot en niet te klein, maar precies goed. En nergens lek.
Het leek in geen enkel opzicht op de huisjes tegenover ons. Die hadden stuk voor stuk in onze oude woonkamer gepast, zo klein waren ze, en ze waren gemaakt van... nou ja, van álles eigenlijk. Het zag eruit alsof er iemand over een vuilnisbelt was gelopen en alles had meegenomen wat hij met twee handen kon dragen: autobanden, stukken hout, golfplastic, kartonnen dozen, metalen buizen, een oude badkuip en nog een hele hoop troep waarvan je niet eens meer kon zien wat het was. Daarna had die iemand een enorme berg klei en modder bij elkaar geschept, eens flink in zijn handen gespuugd en tegen zichzelf gezegd: 'Alles wat aan de bovenkant dicht is, telt als een huis. Aan de slag!'
Het was een wirwar van de vreemde, kleine huisjes, zo warrig door elkaar geplempt dat je niet eens kon zien of er weggetjes tussen liepen of dat dat tuintjes waren. Er groeide onkruid. Er scharrelden kippen, en hier en daar een geit of een varkentje, en halfblote, graatmagere kinderen speelden in het stof met stukjes ijzerdraad en steentjes.
Nergens een groot mens. Nergens een geweer of een bazooka.
'Rijden maar,' zei mama.
Papa startte de wagen.
'Ongelooflijk dat dat ding het nog doet,' mompelde hij. 'Kwaliteit, hoor! Vast een hele dure auto. Ik kende dit merk nog niet, maar...'
Op dat moment sprong er opeens iemand tussen de huizen vandaan. Het was een jongen van een jaar of vijftien, met in zijn handen een enorm groot geweer.
De loop van het geweer wees min of meer onze kant op.
Papa zette onmiddellijk de motor stil.
De jongen glimlachte en knikte.
Daarna floot hij drie korte tonen.
Tussen de huisjes kwamen nog zeven jongens tevoorschijn. Vijf van hen hadden geweren. Twee hadden er een granaatwerper over hun schouder.
Mama wapperde nog maar eens met Michaels onderbroek.
Ik hoopte heel erg dat de jongens begrepen dat het een witte vlag moest voorstellen; dit was een slecht moment voor misverstanden.
De jongens deden klik-klak met hun geweer.
Mama haalde vlug de onderboek naar binnen.
Ik deed mijn ogen stijf dicht en probeerde aan thuis te denken; als ze nu gingen schieten, zou ik in ieder geval een mooie laatste gedachte hebben.
Maar ze gingen niet schieten. Ze begonnen te praten. In het Zuid-Mallotisch weliswaar, dus we verstonden er geen bal van, maar wat je ook zegt: praten is altijd beter dan schieten.
'Volgens mij wilt zij dat wij uitstapt,' zei Kwetter.
Ik deed mijn ogen open en inderdaad: de jongens wezen met hun geweren naar ons, naar de deuren van de auto en naar een plekje vlak náást de auto.
'Schat,' zei papa, 'heb je nog wat van dat slaapspul? Of iets van rook of zo? Dan stel ik voor dat we...'
Voordat hij zijn zin kon afmaken, haalde de voorste jongen zijn trekker over.

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten