Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 25 mei 2012

Een vrolijke, vakantie-achtige sfeer

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We roken het, lang voordat we het zagen. In het oerwoud kun je niet ver vooruit kijken, want er zitten altijd bladeren in de weg, maar geuren laten zich daardoor niet tegenhouden. Die kronkelen zich een langzame weg om hoekjes en door kieren tot je ze op kilometers afstand ruikt. Tenminste als je een hondje bent. Mensen hebben niet zo'n sterke neus. Iets moet echt heel, heel erg stinken wil het een mens opvallen.
Nu waren er in Boegoe-Boegoe genoeg stinkende dingen te vinden. Om te beginnen de Boegoenezen, die zich nooit wasten en geen wc-papier gebruikten. Elke Boegoenees was zijn eigen kleine stinkbom. Niet dat je daar veel last van had, want de rest van het oerwoud stonk nog erger, er waren stinkende beesten, stinkende planten (zelfs stinkende bloemen) en stinkende insekten. De grond lag bezaaid met stinkende dingen. Dooie, rottende dingen. De resten van omgevallen stinkplanten bijvoorbeeld. En de poep van stinkbeesten.
Maar deze geur was iets heel anders.
'Ruik jij wat ik ruik?' riep ik tegen Gaby.
'Ik ben bang van wel,' antwoordde ze. 'Ga eens kijken.'
Ik zocht een hoge boom uit en klom naar de top voor het uitzicht. En... ja hoor!
Dikke zwarte rook wolkte boven de bomen uit.
'De boel staat weer in de hens!' riep ik naar Gaby en Kwetter.
Kwetter verdubbelde meteen haar snelheid. Ze leek niet eens te merken dat Gaby op haar rug hing. Ik haastte me achter haar aan.
Al snel kwamen we bij het brandende laboratorium.
Daar zat papa op een boomtak naar de blus-werkzaamheden te kijken. Zijn gezicht stond somber.
'Moet je niet helpen blussen?' vroeg ik.
'Neuh,' zuchtte hij. 'Ze redden het wel alleen.'
'Alleen?' Mama en de knieƫnman en de Boegoenezen waren allemaal druk bezig. Niet zo koortsachtig als gisteren, toen het eerste lab afbrandde. Dat was een grote ramp, en alle Boegoenezen werkten verbeten om te zorgen dat de rest van het oerwoud gespaard zou blijven.
Vandaag werd er heel anders geblust. iets meer, hoe zeg je dat... meer ontspannen? Er hing een vrolijke, vakantie-achtige sfeer. De Boegoenezen hadden zich er kennelijk bij neergelegd dat 'laboratorium blussen' een deel van hun dagelijkse bezigheden zou worden, en ze hadden besloten er dan maar het beste van te maken.
Bijvoorbeeld door op nieuwe en spannende manieren te blussen.
Ze hadden de tropenhelm van de knieƫnman afgepakt en gebruikten die als emmer (in plaats van een halve kokosnoot). Ze zwierden aan lianen tot vlak bij de brand en piesten in de vlammen. Sommigen vingen een Schattig Pluisbeestje, hielden het dier onder water tot hun vacht zo vol vocht zat als een spons en smeten de diertjes daarna in het vuur.
Toen Gaby dat zag was het natuurlijk tranen met tuiten geblazen, maar ik kon er wel om lachen.
Vooral toen bleek dat het water in hun vacht hen beschermde, zodat ze er ongedeerd weer uit kwamen rennen.
Later vertelden de Boegoenezen mij dat je dit trucje alleen met Pluisbeestjes kunt doen. Heeft te maken met de speciale pluizigheid van hun velletje, of zo. Met andere dieren, zoals Boomkonijntjes, lukte het niet. Die gingen gewoon in de fik. Dat wisten ze zeker, want ze hadden het geprobeerd.
Dit laatste heb ik maar niet aan mijn zusje verteld.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten