Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 7 mei 2012

Nu even niet knuffelen

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Hoezo, je weet de weg niet? Weet je wel waar je heen wilt, of loop je maar wat?'
'Ik bedoelt,' legde Kwetter uit, 'dat ik de weg wel weet als wij door bomen gaat. Met zwieren en klauteren. Maar als wij over de grond loopt, dan weet ik het niet zo goed.'
We liepen dus in het wilde weg door het nachtzwarte oerwoud, gewoon op de grond, of liever gezegd half ín de grond, zo drassig was het. Een perfecte plek voor alligators. Die waren misschien wel vlakbij, niet meer dan een meter bij ons vandaan. Of tien centimeter. Of één.
We konden geen centimeter ver kijken, dus het zou zomaar kunnen.
Kon ook een sissipi-slang wezen. Of een gifspin. Of noem maar op.
'Waarom gaan we dan niet door de bomen?' riep ik wanhopig.
'Kunt jij Gaby dragen?'
'Ik niet, maar jij kunt dat makkelijk. Jij kan toch zo ongeveer alles?'
Opeens sprong er vanuit het duister iets tegen me op. Ik voelde duidelijk de gladde, gruwelijke schubben van een alligator.
Van schrik liet ik Gaby vallen.
Toen pas bedacht ik dat Kwetter nog steeds haar alligator-vel aan had.
'Meent jij dat echt?' riep ze blij. 'Dat ik alles kunt, meent jij dat echt? Dat is lief! Daar moet wij van kuffelen!'
'Eh, ja, nee,' stamelde ik. 'Nu even niet knuffelen alsjeblieft, ik heb mijn zusje in de modder laten donderen en ik wil graag haar hoofd boven water houden...'
'Daar hebt jij gelijk in,' zei Kwetter vastberaden maar met spijt in haar stem. De volgende twee minuten zochten we, steeds wanhopiger, naar het hoofd van Gaby.
Of naar welk ander stukje van Gaby dan ook, want we gingen er even van uit dat haar hoofd nog aan de rest vast zat.
We vonden niks.
'Heb je nou je zin, met je geknuffel?' vroeg ik.
Eigenlijk vroeg ik het best wel hard. Of nou ja, eerlijk gezegd: ik stond gewoon te schreeuwen.
Moet je eigenlijk niet doen, in het nachtelijk oerwoud.
Het oerwoud is vol beesten op zoek naar lekkere hapjes, en het is geen goed idee om ze te laten merken dat er ergens een lekker hapje rondloopt. In ieder geval niet als je zelf dat lekkere hapje bent.
En ja hoor, meteen hoorde ik het zachte splotsj van een groot beest dat stilletjes door de modder bewoog.
Het klonk heel, heel dichtbij.
Nou, dacht ik, dat was het dan.
Ik heb wel vaker drukke dagen gehad, en ook wel dagen waarop mijn leven ernstig in gevaar was, maar zo'n dag als vandaag... Mama's laboratorium afgefikt, Gaby en ik gevangen door Smek en Hakmaranman, Gaby's arm gebroken, bijna tot mjamburgers gemalen, verdwaald in het oerwoud, Gaby verzopen, zelf opgevroten door een of ander oerwoudbeest...
Nee, ik durfde wel te zeggen dat dit zo ongeveer de grootse rotdag uit mijn leven was geweest.
Toen begon het oerwoudbeest te praten.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten