Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 16 december 2013

Natte paardenbloempluisjes van staal

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Gelukkig zag Kwetter zelf wat er aan de hand was. Ze liep terug naar de achterkant van de container, zodat die omlaag zakte en ik makkelijk over kon stappen. Zo deed we het bij de laatste paar containers steeds weer: zij sprong op een nieuwe container en bleef even staan, zodat ik zonder moeite kon overstappen, en dan renden we samen naar de volgende. Zo schoot het lekker op, en oen we bij mama's container kwamen riep ze: 'Acht seconden! Duiken!' Want er kwamen geen containers meer, er kwam alleen nog maar zee, en we doken in het water en hielden ons vast aan de stalen randen van de ijzeren bak en mama zei: 'Twee sec...' en toen ontplofte de boel.
Het was inderdaad de grootste bom die mama ooit gemaakt had.
De knal was krankzinnig; het klonk alsof alle zeven miljard mensen van de wereld tegelijkertijd zo hard mogelijk boem riepen. Nee, alsof alle zeven miljard mensen tegelijkertijd een stuk vuurwerk afstaken. En dan bedoel ik geen sterretje. Dan bedoel ik de klappers die Michael twee jaar eerder, met Oude en Nieuw, gekocht had van een grote jongen. De klappers waar papa en mama niks van mochten weten. En de politie ook niet. Die hele harde knalklappers, zo hard dat ze verboden waren, die bedoel ik.
Maar dan zeven miljard keer.
Het was een hele harde knal, wil ik maar zeggen. Als mama niet onze hoofden onder water had geduwd, zodat het water het geluid een beetje kon dempen, dan waren we ongetwijfeld voor de rest van ons leven doof geweest.
De lichtflits kwam iets later dan de klap, omdat de bom in het ruim was afgegaan en de ontploffing eerst de stalen wanden van het schip open moest scheuren om naar buiten te kunnen. Dat openscheuren ging moeiteloos, maar het duurde toch even een paar seconden voordat de het licht van de klap, zo helder als een tweede zon, naar buiten kon.
We hielden onze ogen stijf dicht, natuurlijk, maar de flits kwam gewoon door onze oogleden heen.
Daarna werd het spannend.
De Engel des Doods was een groot schip, gebouwd uit het sterkste ijzer, maar ze werd in stukken gerukt alsof ze van nat krantenpapier gemaakt was. Die stukken werden door de lucht geblazen als de pluisjes van een paardenbloem, om vervolgens op ons neer te storten als een hagel van gloeiend staal.
Eh... nat krantenpapier, paardenbloem-pluisjes, hagel van staal... Dit klinkt misschien een beetje warrig?
Dat komt dan waarschijnlijk omdat de menselijke taal eigenlijk geen woorden heeft voor de GROTE GIGANTISCHE ROTKLAP die mama gemaakt had, en voor de verschrikkelijke helse chaos die erop volgde: golven hoger dan huizen, containers vol bevroren vis (langzaam ontdooiende vis, eigenlijk) die her en der vlogen door de lucht en door het water, het verschil tussen lucht en water was eigenlijk niet meer te merken, boven werd onder en koud werd warm, en al die tijd klampten we ons vast aan onze eigen container, ook al zagen we overal om ons heen stalen bakken tegen elkaar knallen als hamers op aambeelden.
Dit alles duurde, bij elkaar, hooguit een seconde of tien.
Daarna zag de zee er heel anders uit.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten