Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

dinsdag 21 februari 2012

Gelukkig is er altijd iemand dommer dan jij

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


Ja, nu hij het zo zei: daar was ik me eigenlijk best wel van bewust. Om precies te zijn: ik werd me steeds bewuster dat ik het laboratorium in brand had gestoken. Vooral toen ik zag hoe de vlammetjes nieuwsgierig kwispelend over de vloer begonnen te kruipen werd het me duidelijk. En toen diezelfde vlammen voorzichtig maar met onmiskenbare honger aan mijn blote tenen begonnen te knagen, toen wist ik het plotseling heel zeker: ik had iets doms gedaan.
Om mijn stommiteit goed te maken deed ik onmiddellijk nog iets doms: ik schopte de brandende takken uit de boom naar beneden. Daardoor ging het vuur uit, op een paar kleine vlammetjes na. Mijn actie zou dus eigenlijk best slim geweest zijn, als ik schoenen aan had gehad.
Had ik niet.
Dus.
Dat deed behoorlijk pijn aan mijn tenen. Nee, dat was niet slim. Ik had beter een stuk hout kunnen gebruiken, of zo.
Gelukkig is er, als je goed zoekt, altijd wel iemand dommer dan je zelf bent. Daar kun je dan fijn naar wijzen, en roepen van “Oh, die is pas achterlijk bezig!' Dan valt je eigen domheid minder op.
In dit geval ging het om een alligator, die onderaan de boom lag te wachten tot één van de Boegoeneesjes naar beneden zou donderen.
Ha, dacht het beest toen het iets zag vallen, daar komt mijn avondeten, en hij sperde zijn muil wijd open. En ja hoor, een grote brandende tak vloog recht zijn keel in. Het was een nogal lange tak en het ding stak tot diep in de maag van het ondier – het kwam er zelfs aan de achterkant weer uit! Zo werd het monster tegelijkertijd gespietst en van binnenuit geroosterd.
Hij was er nog een stuk erger aan toe dan ik, maar dat was een schrale troost. Want met mij ging het ook niet best. Mijn voet deed verschrikkelijk pijn en ik hield hem met beide handen vast, terwijl ik rondhinkelde over de houten vloer van het laboratorium.
Waarom ik zo hinkelde?
Geen idee! Misschien probeerde ik uit de buurt van de vlammen te blijven. Misschien probeerde ik alleen maar mij evenwicht te bewaren. Maar eigenlijk denk ik dat het nu eenmaal is wat je doet, als je net je tenen in de fik hebt gestoken. Dan pak je je pijnlijke tenen en je hupst op je andere voet in het rond. Dat doe je nou eenmaal, geloof me maar, ik kan het weten.
En je kijkt niet waar je hupst.
Nou denk je misschien dat we een heel erg groot laboratorium hadden geknutseld, daar boven in de boom. Het soort laboratorium waar dertig wetenschappers tegelijk met hun ontplofbare proefnemingen bezig kunnen zijn, zonder elkaar op te blazen.
Het soort laboratorium waar je onbezorgd kunt rondhinkelen zonder te kijken waar je heen gaat, omdat je toch niet aan de rand komt.
Wie dat denkt heeft, jammer genoeg, ongelijk. Behoorlijk ongelijk.
Het was namelijk maar een heel klein houten voertje, daar hoog boven in die boom. En het stond behoorlijk vol met Boegoenezen. Je kon hooguit vijf keer hinkelen voordat je over de rand naar beneden kukelde.
En ik hinkelde, laten we zeggen, een keer of zes.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten