Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

woensdag 18 april 2012

Hebbes!

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Na een paar minuten zagen viel de boom om, en Gaby en ik vielen mee. De boom waarin we zaten was een echte woudreus, die al honderden jaren fier overeind had gestaan. Nu moest hij wennen aan een heel ander soort activiteit, namelijk op de grond liggen, en dat ging maar moeilijk. Heel langzaam, en onder luid krakend protest, bewoog de boom richting de grond.
Hadden wij even mazzel.
Niet alleen vielen we vrij zachtjes, we hadden bovendien nog de tijd om ons vast te grijpen.
'Iets buigzaams!' riep ik naar Gaby. 'houd je vast aan iets ...'
Toen raakten we de grond. Ikzelf klemde me vast aan een buigzame jonge tak, ongeveer zo dik als je arm maar nog wel groen, en die deed precies wat ik gehoopt had. Hij veerde een paar keer op en neer zodat ik lelijk door elkaar geschud werd, maar geen hele harde klap te verduren kreeg. Een paar schrammen en krassen, meer had ik eigenlijk niet.
Gaby was er slechter aan toe. Ze had een paar lianen vastgegrepen, maar die waren iets te buigzaam geweest. Mijn zusje was een tijdlang van tak naar tak gestuiterd en nu hing haar arm er een beetje scheefjes bij. Haar gezicht was zo grijs als de lucht in november.
'Mijn arm doet een beetje pijn,' piepte ze.
Maar die arm, dat was het probleem niet.
Het probleem was de grijnzende houthakker doe achter haar opdook en die haar met zijn grote graaiers van jatten vastgreep en tussen de bladeren uit hees.
'Hebbes,' gromde hij.
En 'Hebbes' gromde een tweede stem. Die klonk vlak achter mij en dat beviel me niks.
Twee grote grijpers van klauwen pakten mij bij de schouders en hesen me tussen de bladeren vandaan.
Triomfantelijk slingerden de houthakkers ons over hun schouders en ze droegen ons naar hun armetierige kamp. Daar klopten ze eerbiedig aan de deur van de grootste container.
Meneer Hakmaranman deed open.
'Is dit alles?' snauwde hij. 'Twee kindertjes? Moesten jullie daarvoor zoveel moeite doen? Nou ja, beter dan niks. Gooi ze maar op de vloer.'
Gooien? Moest dat nou echt?
De houthakkers vonden kennelijk van wel.
Oempf, deed ik.
Gaby piepte, maar daar lette ik niet op want ze piepte de hele tijd al. Vooral als haar arm bewoog, of als iemand hem aanraakte of zo.
Ik ben geen dokter, dus ik kan dat soort dingen niet zeker weten, maar als je mij op dat moment gevraagd had of mijn zusje een gebroken arm had, dan had ik zonder aarzelen 'Ja' gezegd.
Als een zielig hoopje ellende lag mijn zus op de vloer. Zelf was ik er niet veel beter aan toe. Ik had weliswaar geen gebroken arm, maar ik was behoorlijk hard neergekwakt door de houthakker en alles deed me zeer.
Meneer Hakmaranman snoof laatdunkend. 'Wat zijn de inboorlingen hier ongelooflijk achterlijk zijn. Moet je zien, Smek! Geen draad aan hun lijf, ongewassen en smerig, hun haren één groot tapijt van klitten en knopen – en luizen en vlooien ongetwijfeld. Je zou bijna niet geloven dat het mensen waren! Vind je wel, Smek? Hee, Smek! Moet je nou eens kijken joh!'
Met tegenzin kwam de majmburgerbaas onze kant op gelopen. Met een blik vol verveelde minachting keek hij ons aan.
Maar al snel werden zijn ogen zo groot als tennisballen, en hij keek woedend en stomverbaasd tegelijk – een hele prestatie, eigenlijk – en hij begon te blazen en te sputteren als een kat waar emand een emmer water overheen heeft gekeild.
Het duurde even voor hij weer kon praten. Toen siste hij: 'Jullie!'

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten