Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 2 april 2012

"Zitten jullie soms... hier?"

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


We doken in elkaar. Best onhandig, want nu konden we niet goed om ons heen kijken. Wie had ons gezien? Stond-ie achter ons? Voor ons? Links of rechts?
We moesten ons verstoppen, natuurlijk, maar dat gaat een beetje lastig als je niet weet waar de vijand zit. Stel je voor: je kruipt achter een muurtje, je loert er voorzichtg overheen van 'ziet-ie on, ziet-ie ons?' en dan blijkt hij vlak achter je te staan, en hij ziet je uitstekend.
'De alligators,' fluisterde Kwetter. 'Wij moet onder de alligators gaan zitten,' en ze kroop naar de stapel huiden. Een goed idee, natuurlijk. Als je ergens onder zit, ben je vanuit alle richtingen onzichtbaar.
Maar jammer genoeg was die stapel loodzwaar, want het waren heel veel vellen en aan die vellen zaten nog heel veel stukjes alligator.
'Ieieuw,' deed Gaby.
'Stel je niet aan,' wilde ik zeggen, maar ik zei niks want ik was bang dat ik dan ging overgeven.
In stilte probeerden we ons onder de stapel te wurmen.
'Wie is daar?' herhaalde de stem. Hij klonk nogal verontwaardigd, alsof hij had verwacht dat we meteen in de houding zouden springen en onze naam, woonplaats en geboortedatum zouden zeggen.
We sleurden en sjorden aan de huiden. We kregen ze niet van de grond, natuurlijk – als je ligt, kun je nauwelijks kracht zetten met je armen.
Maar er kwam wel beweging in de stapel.
Met een akelig, vochtig geluid begonnen de huiden te schuiven. De stapel wankelde even en viel om. Door een gelukkig toeval viel-ie boven op ons, zodat we ons toch nog verstopt hadden. Min of meer dan. Een beetje zoals een kleuter verstopt ligt onder de dekens van een rommelig bed: uit het zicht, maar dat is dan ook alles. Je moet wel heel slecht zoeken om dat niet te zien. Bovendien ligt zo'n kleuter meestal te giechelen en daar wordt het zoeken ook niet moeilijker van.
Giechelen deden wij niet. Er viel ook weinig te lachen: met trage, bonkende laarzenstappen kwam meneer Hakmaranman in onze richting. Hij had een zaklamp in zijn rechterhand, waarmee hij zoekend over de grond scheen. En onder de containers. En, uiteindelijk, op de stapel huiden.
'Waar zitten jullie?' Je kon hem bijna hóren grijnzen. 'Zitten jullie soms...' plotseling hoorden we het gegier van een kleine kettingzaag; de zaag aan zijn linkerarm was aangegaan. 'Zitten jullie soms... hier?' Met een hels gejank sneed de kettingzaag dwars door de stapel huiden heen. Vlak langs mijn hoofd. 'Of zitten jullie... hier?' Gaby gilde. Kennelijk had Hakmaranman haar hoofd op een haar na gemist. 'Oh nee, nou zie ik het!' Ik wist dat hij me zag; ik zag hem ook. Ik gluurde van onder de huiden uit en ik zag zijn laarzen. Vlak voor mijn neus. Dus ik wist dat hij mij bedoelde toen hij zei: 'Er zit hier een grote bobbel. Zal ik die eens doormidden zagen? Ja, ik denk dat ik dat maar eens ga doen.' Weer klonk het gegil van de kettingzaag. Maar nu wel heel dichtbij. En het kwam, langzaam maar zeker, dichterbij.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten