Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 19 maart 2012

De geheimen van het nokonootje

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'U bent in gevaar,' zei de kanoman. 'In groot gevaar. Ik vertel u daar zo meteen meer over. Maar eerst wil ik u graag vragen, als u mij niet heel brutaal vindt, om iets te eten. Mijn eigen voorraden zijn opgegeten door een of ander beest, vrees ik, en ik heb al twee dagen honger.'
'Maar natuurlijk,' zei mijn moeder beleefd, 'blieft u een handje noko-nootjes?'
'Nooit van gehoord,' zei de man. 'Maar ze zijn vast lekker.'
'Oh, absoluut,' zei mijn vader.
Kwetter knikte enthousiast. 'Nokonootjes is de lekkerste nootjes van allemaal!' jubelde ze. 'Nokonootjes is nog lekkerder dan kokosnoot!'
'En het toeval wil,' zei mijn moeder, 'dat we nu net in een nokoboom zitten. Anders kon ik ze u ook niet aanbieden, want ik heb ze – zeg maar – niet in mijn broekzak.'
'Eh... inderdaad,' zei de man, en hij keek niet naar de plaats waar haar broekzak niet zat.
Mama plukte een paar nootjes en stak ze in haar mond.
De man wachtte of hij ook wat zou krijgen. Maar nee.
Onzeker keek hij ons aan.
Gaby begreep het als eerste: de man kende de Boegoenese gebruiken niet, en wachtte op zijn handje nootjes.
'U krijgt ze zometeen hoor,' stelde ze hem gerust. 'Dan spuugt mama ze recht in uw mond. Ze spuugt heel nauwkeurig, dus u hoeft niet bang te zijn voor vlekken in uw pak of zo.'
'Ehhhh,' zei de man. 'Als u het niet heel erg vindt, kauw ik eigenlijk liever zelf.'
'Nou ja, feg!' deed mijn moeder. Ze was niet bijster goed te verstaan, want haar mond zat vol, en bij het praten sproeide ze een fijne hagel van kapot gekauwde nokonootjes in het rond. 'Dat if heew onfatfoenwijk, wift u dat wew?'
'Het spijt me zeer,' antwoordde de kanoman. 'Dan ben ik maar onfatsoenlijk.'
Ik haalde mijn schouders op en plukte een handje nokonootjes voor hem.
Daarna ging ik samen met Gaby en Kwetter zeuren of mama haar nootjes in onze mond wilde spugen.
Want er is, dat moet ik misschien even uitleggen, iets wonderlijks met die nokonootjes.
Ze zijn het aller-, allersmerigste voedsel dat je ooit hebt geproefd. Bitter en ranzig en zuur tegelijk. Echt heel, heel vies. Totdat – en nu komt het – totdat je er een tijdje op gekauwd hebt. Dan veranderen ze langzaam in iets verrukkelijks.
Mama heeft het me een keer uitgelegd, en het had natuurlijk weer te maken met moleculen. Er is kennelijk een bepaald soort goedje wat die nootjes heel vies maakt, en dat door de moleculen uit je spuug verandert in iets heerlijks. Het kauwen schijnt er ook mee te maken te hebben.
In ieder geval: het telt als een daad van grote liefde en opoffering om nokonootjes voor iemand te kauwen.
Want helemaal niemand eet voor zijn lol een nokonootje.
Daar was de kanoman inmiddels ook achter. Met tranen in zijn ogen zat hij zijn smerige nootjes weg te slikken.
'U had beter nog even door kunnen kauwen,' legde ik uit. 'Nog een paarseconden en ze waren heel erg lekker geworden.
'Haha, domme ik,' kreunde de man terwijl hij de tranen uit zijn ogen veegde. 'Haastige spoed is zelden goed, nietwaar? Haha. Nou ja, ik heb in elk geval geen honger meer. Hoog tijd om jullie te vertellen van het gevaar waarin je verkeert. Dit bos...'
'...wordt omgehakt door meneer Hakmaranman en zijn vriend Smek gaat van alle inwoners mjamburgers maken,' zeiden wij in koor.
'Oh,' zei de man een beetje teleurgesteld. 'U wist het al.'
'Jazeker,' glimlachte mijn vader. 'Maar wat u niet weet, en meneer Hakmaranman weet dat ook niet, is dat dat voze plannetje niet doorgaat. Want mijn vrouw is niemand anders dan... de Donderkat!'
De ogen van de kanoman, die altijd al groot leken dankzij zijn dikke bril, werden nu werkelijk reusachtig. Zijn gezicht verbleekte en hij stamelde: 'U? Maar... maar...'


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten