Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

maandag 12 maart 2012

Een bijna liefdevolle stoeipartij

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

'Natuurlijk kunt jij dat wel, mama,' lachte Kwetter. 'Jij kunt alles. En boemen maken kunt jij het beste van alles!'
Mijn moeder glimlachte dankbaar. 'Ach ja,' zei ze, 'ik kan het natuurlijk wel, Kwettertje, maar wat ik bedoel is: kan ik het ook binnen een week? Ik moet een goeie voorraad bommen maken voordat de schurken hier zijn...'
'Mama,' fluisterde ik, 'ik vrees dat je te laat bent. Kijk maar eens naar beneden. We hebben bezoek.'
'Verhip' zei papa. 'Je hebt gelijk. Ik zie hem ook.'
'Wie? Wat?' Mama en de meiden verdrongen zich aan de rand van het laboratorium, zo nieuwsgierig dat ze mij bijna naar beneden duwden. Gelukkig greep Kwetter me net op tijd vast; hoewel het daarna wel weer even moeite kostte voor ze me los liet. Voorzichtig keken we naar beneden,
Diep onder ons zagen we een kano. In de kano zat een man. Zijn gezicht konden we niet zien, want hij had een tropenhelm op. Zijn knieën zagen we wél, want hij had een korte broek aan. Het waren vlezige, roze knieën.
'Hee,' zei ik, 'Niemand van de houthakkers had zulke knieën. Dat weet ik heel zeker.'
'Wie is dit dan?' vroeg Gaby.
'Weet ik veel. Iemand anders.'
Goed. Dat raadsel was dus opgelost. Maar dan nu het volgende: wat deed die meneer hier?
In de eerste plaats was hij aan het peddelen. Een hele klus, want kano's zijn bedoeld om mee op rivieren te varen, en op meren en zo, en dit was geen rivier of meer of zo. Dit was een oerwoud. Een heel vochtig, drassig, modderig oerwoud, dat wel. Dus je kón er wel peddelen. Maar erg snel ging het niet. Zelfs wij, tientallen meters boven hem in de lawaaiïge jungle, konden zijn gesteun en gepuf duidelijk horen. Dat peddelen was kennelijk een hele klus.
En hij was ook nog met iets anders bezig, iets veel moeilijkers zelfs: hij probeerde te ontsnappen aan de alligators. Een volkomen onmogelijke opgave, dachten wij, maar de man in de kano leek er geen enkele moeite mee te hebben. Een monsterlijk grote alligator sprong half de kano in - sperde zijn bek open – wierp zich op de kanovaarder... maar die lachte: 'Hoho, kleine deugniet!' en gaf hem met zijn peddel een lichte tik op de neus. Het monster dook piepend het moeras in. Maar daar kwam alweer een tweede alligator aan. De man kneep de bek van het ondier dicht met de duim en wijsvinger van zijn linkerhand, en stak ondertussen zijn rechterwijsvinger in het oog van nummer drie.
Met grote ogen van verbazing keken we naar de kano-man, die met speels gemak de ene alligator na de andere van zich af werkte. Monsters van zes, zeven meter zaten ertussen. De man lachte erom en noemde ze deugniet, boefje en rakkertje. Ja, de beheerste tikjes die hij uitdeelde hadden bijna iets liefdevols. Zoals papa zou stoeien met Gaby en mij, zo vocht de kanoman met de dodelijke alligators.
Wij durfden nauwelijks te ademen. De alligators werden steeds nijdiger, en het waren er zo veel... dat kon toch niet goed blijven gaan?


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten