Dit is het vervolg op mijn boek Donderkat. Ben je niet op zoek naar Donderkat, maar naar informatie over mij, kijk dan hier.

Donderkat wordt in stukjes op het net geplaatst terwijl ik het schrijf. Als het af is, maak ik er een boek van.
Let op: ik maak er een boek van. Je mag het lezen, doorsturen aan je vrienden, uitprinten en bewaren voor mijn part, maar wat je er niet mee mag doen is: boek van maken en verkopen. Ik moet ook ergens van leven, nietwaar?
Elke maandag, woensdag en vrijdag zet ik er een nieuw stukje bij; meestal 's nachts.
Veel plezier ermee!

vrijdag 2 maart 2012

Meneer Hakmaranman

BEGIN / VORIGE / VOLGENDE


'Dat klopt,' zei papa, 'we hebben geen enkel idee. Voornamelijk omdat jij de verrekijker de hele tijd voor jezelf houdt.'
'Dat komt,' legde ik uit, 'omdat ik er nog niet klaar mee ben. Daar kan ik toch niks aan doen?'
'Vertel nou maar gewoon wat je ziet,' bitste Gaby. 'Als we moeten wachten tot jij iets eerlijk deelt, zitten we hier morgen nog.'
Oohhh...keej?
'Ik zie houthakkers,' zei ik, 'maar het zijn wel hele rare houthakkers. Ze hebben meer geweren dan zagen. Kennelijk hebben ze net een veldslag geleverd met de alligators. Er ligt een grote stapel reuzenalligors en de houthakkers zijn druk bezig de velletjes eraf te halen.'
'Dat zal ze al een aardige winst opleveren, ' zei papa. 'Krokodillenleer is duur spul.'
Een paar houthakkers was bezig de lekkerste stukjes van de krokodillen af te snijden en in vrieskisten te stoppen. Vier anderen zochten alle overgebleven stukken alligator bij elkaar en sjouwden ze naar de mjamburger-machine.
Op dat moment kwam er een dure Jeep over de fonkelnieuwe alsfaltweg gereden. Je kon zien dat het een dure wagen was, geen ik-ben-een-houthakker-en-ik-cross-door-het-bos-jeep, maar een kijk-mij-eens-ik-heb-super-veel-geld-auto. Van een duur Duits merk, glimmend, zonder een spatje modder, met een grote gouden H op de zijkant.
Eruit stapte een wonderlijke man. Hij was klein en dik, maar zijn schouders waren breed en hij zag er sterk uit. Hij droeg een duur wit pak, laarzen van slangenleer en een spiegelbril. Zijn gezicht was bruin en hij had een klein, zwart snorretje.
Maar dat was niet het wonderlijke.
De man had geen linkerhand. Ieder mens maakt wel eens een foutje. Dat is op zich niet erg. Maar als je houthakker bent is het toch een stuk erger dan wanneer je, ik noem maar wat, in een gezellig winkeltje pluchen beesten staat te verkopen.
En deze kerel zag er niet uit alsof hij pluche beesten verkocht.
Dus ja.
Dat zijn linkerarm vlak onder de elleboog ophield, dat was ook nog niet zo heel wonderlijk.
Het wonderlijke was wat hij op de plaats van zijn linkerhand had laten zetten. Dat was geen nep-hand. Het was geen piraten-haak. Nee, vanaf de elleboog was zijn linkerarm niets anders dan een kettingzaag.
Achter hem stapte nog een man de auto uit. Een magere man met een grauw-gele gelaatskleur. Hij droeg een gitzwart pak, en hoewel hij er lang niet zo angstaanjagend uitzag als de kettingzaag-man sloeg de koude schrik mij om het hart. Want dit was meneer Smek, die ooit hoogstpersoonlijk had geprobeerd mij en mijn familie in een stapel mjamburgers te veranderen. Dat was hem niet gelukt, natuurlijk, maar het had maar weinig gescheeld. En geloof me, als je de draaiende kartelmessen van de vleeshakker op een paar centimeter van je gezicht hebt gezien, dan vergeet je dat van je leven niet meer.
Smek liep naar de mjamburger-machine en gaf er een paar liefhebbende klopjes op. Daarna riep hij iets tegen de mannen die met de stukken alligator sjouwden. Ik was te ver weg om het te horen, maar waarschijnlijk ging het over snel doorwerken want ze werkten snel door.
De man met de zaag-arm (later vertelde papa dat dat meneer Hakmaranman was. Alsof ik dat zelf niet al bedacht had.) liep naar de rand van de asfaltweg, waar de dooie alligators lagen. Hij begon zijn houthakkers uit te kafferen. Tenminste, ik kon niet horen wat hij zei maar zijn gezicht stond alsof hij mensen uitkafferde en zijn houthakkers keken of ze uitgekafferd werden.
Dus ja.
Hakmaranman wees naar de bomen. Blijkbaar wilde hij dat zijn houthakkers hout gingen hakken. De houthakkers wezen op de modderige, moerassige bosgrond. Hun baas werd heel erg rood, begon te schreeuwen en wees nog eens op de bomen. Voorzichtig stapte een houthakker van de weg af en liep naar het bos.
Al snel zakte hij tot voorbij zijn kuiten weg in de het modderwater. Toen tot boven zijn knieƫn. En toen, plotseling, dook er een reuzenalligator op uit de modder en hap! Daar ging het linkerbeen van de houthakker. Het ging zo snel dat zijn vrienden, die met hun geweren in de aanslag hadden gestaan, niet eens de tijd hadden om te schieten. Ze schoten het beest wel overhoop, natuurlijk, maat ton was het been al verdwenen. Ze sleepten eerst hun kameraad op het droge en zeulden daarna de dooie alligator bij de rest op de stapel. Er volgde een woedende woordenwisseling met meneer Hakmaranman. Het draaide erop uit dat hij zelf van de weg af stapte, met een gezicht van ik-zal-jullie-eens-wat-laten-zien.
Hij had nog geen tien stappen gelopen toen hij werd aangevallen door de grootste alligator die ik ooit gezien had.


BEGIN / VORIGE / VOLGENDE

Geen opmerkingen:

Een reactie posten